
De onmetelijke afgrond onder de voeten van mijn vader
Mijn vader durft niet meer op te staan uit zijn stoel. ‘Kun je mij overeind helpen? Dat durf ik niet. Er is steeds die afgrond die ik over moet.
Mijn vader durft niet meer op te staan uit zijn stoel. ‘Kun je mij overeind helpen? Dat durf ik niet. Er is steeds die afgrond die ik over moet.
De eerste minuten werden omkruld door een nieuw soort stilte.
Ik heb veters leren strikken van mijn vader.
‘Je wil weten wat er zeven jaar geleden precies gebeurd is, hè?’
Die avond was ik te laat met hem te vermijden. Mijn bovenbuurman was een expat.
Ze houdt me vast en laat me los. Ze gooit me alle kanten op en vangt mij daarna op.
De rails eindigen op een willekeurige plek in het zand. Het stationsgebouw is verlaten.
Ze is van boven tot onder opengescheurd. Op een stoel zitten gaat niet, maar dat moet wel.
Zoals je de deur van een lege kamer sluit, omdat je de aanblik niet langer kan verdragen.
De zomer na het laatstejaarsbal is voor altijd de zomer van het ongeval.