
Als het koud wordt, komen de beren
Als het koud wordt, komen de beren. Ze beuken je voordeur open, inspecteren de voorraadkast, steken de houtkachel aan. Tegenspraak dulden ze niet.
Als het koud wordt, komen de beren. Ze beuken je voordeur open, inspecteren de voorraadkast, steken de houtkachel aan. Tegenspraak dulden ze niet.
Je schreef me: wat je maakt, moet in je lichaam zitten/In iedere cel van je lichaam, niet in je mening
‘De scholen zijn weer begonnen!’ viel te lezen op de klapperende spandoeken langs de wegen van de stad.
Ik word uitgenodigd om op de koffie te komen bij de verjaardag van mijn buurmeisje.
Toen de bui begon, keek iemand net naar boven en raakte blind door een druppel die in zijn iris terechtkwam. Daarna durfde niemand nog het hoofd te heffen.
Ook wanneer je nooit meer buiten komt moet je je haren blijven wassen, je tanden blijven poetsen, schone kleren aantrekken.
Je zal me inmiddels wel vergeten zijn, misschien niet vergeten in de zin van echt niet meer weten wie ik ben, maar in de zin van nooit meer aan me denken.