‘De scholen zijn weer begonnen!’ viel te lezen op de klapperende spandoeken langs de wegen van de stad. Uit poortjes en zijstraten zag je ze verschijnen: te zomers geklede kinderen bij hun rood aangelopen ouders achter op de fiets. Ze mochten weer.
Mijn kinderen waren schoolrijp en omdat ik me zorgen maakte over de planeet, het klimaat, over de bevoogdende maatschappij versus de diep gepolariseerde samenleving kwam ik in mijn zoektocht naar kaders terecht bij Rudolf Steiner: grondlegger van de antroposofie en het vrijeschool onderwijs, waarin niet enkel de geijkte vakken, maar ook persoonlijke ontwikkeling en de relatie tot de natuur en de sociale gemeenschap leidend is. Er was geen twijfel: daar hoorden ze thuis, daar hoorde ieder kind thuis.
Met een spruit voor- en eentje achter op de fiets reed ik door de ochtendspits van de Singel naar het achter hoge bomen verscholen roze pand van de Vrije School. Ik begon steeds harder te trappen.
Vlak voor het plein stapten mijn kinderen van de fiets. Zelf bleef ik, met mijn handen om het stuur geklemd even staan. Op de stoepen rond de school stonden breed geparkeerde Tesla’s, klemgezet door zwarte en witte Urban Arrow’s.
‘Spannend weer, zo’n eerste dag,’ zei ik tegen de onderwijzeres die – ondanks de nog geldende maatregelen – haar hand naar me uitstak en zich voorstelde als “de Juffie”. In haar grijze vlecht zaten madeliefjes gestoken.
‘Het is oogsttijd,’ zei ze en spreidde haar armen. Niet naar de kinderen die om haar aandacht stonden te springen, maar naar de takken van de boom waaronder ze stond. ‘Moeder natuur verstilt, maar wij moeten onze geest actief houden!’
Ik zette een stap naar achteren
‘Pakt jullie sterrenzwaarden!’ de vrouw draaide zich om en liep met een hand nog altijd omhoog het door kakelende kippen en kruidenplanten overwoekerde schoolplein op. ‘Aardsengel Michaël geeft ons de moed om door te gaan. Wat geeft jullie moed? Joho!’
Zonder vragen te stellen of nog achterom te kijken volgde de horde kinderen, waaronder die van mij, hun leerkracht tot aan de grote rode deuren van het pand. Er werden dertig vuistjes geheven, waarna de stoet joelend naar binnen verdween.
Met mijn fiets nog aan de hand draaide ik me om naar de andere ouders. Zij gaven geen sjoege: de vaders keken op hun glimmende horloges, de moeders naar de yogamatjes onder hun arm. Sneller dan ik kon vragen waarvan ik zojuist getuige was geweest, vlogen de bakfietsen de singel op en zoefden de auto’s in alle richtingen uiteen. Onder de boom klonk alleen nog het geritsel van de kippen in de zandbak.
Ik sloeg mijn been over het zadel en fietste weg. Onderweg herhaalden de spandoeken die ik passeerde: de scholen zijn weer begonnen. Maar voor mijn kinderen was de oogsttijd begonnen, de strijd met het verstillende buitenleven. Ik had ze met mijn drang de wereld te verbeteren rechtstreeks in een robbertje matten met moeder natuur gestort.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.