papieren helden

FB

Vergeten ruïnes

1

Ik word uitgenodigd om op de koffie te komen bij de verjaardag van mijn buurmeisje. Zaterdags is het kinderfeestje, maar zondag is er een feest voor familie en vrienden.

Lia en Freek, de Van Daaltjes, zoals ze zichzelf op hun naambordje noemen, hebben me vorige week een boze brief gestuurd omdat ik de kliko structureel een dag te laat binnenhaal. Ze vinden het echt geen gezicht. Toch hebben ze me uitgenodigd. Misschien omdat ze op internet gelezen hebben dat je moet blijven praten. Ook met lastige buren. Als ik op de bel druk, galmt Für Elise door het huis, maar er doet niemand open. Misschien hebben ze een zaaltje gehuurd, en is Lia dat vergeten te vertellen.

Helaas.

Volgend jaar beter.

Een uur later, zie ik vanaf mijn bank een Citroën Berlingo voorrijden.

Clown Peerkes Fun Paradise, staat er op het busje.

Het busje parkeert bij de Van Daaltjes en er stapt een clown uit. Ik denk clown Peerke.

Hij heeft een jolig pak aan met allemaal plastic bloemen. Op zijn gezicht is een lach van oor tot oor geschminkt. Er staat een zwaailicht op zijn hoedje. Clown Peerke zet zijn zwaailicht aan, belt aan en wacht.

Für Elise.

Hij belt nog een keer aan.

Na een paar keer aanbellen, loopt Clown Peerke terug naar zijn busje.

Hij pakt een pakje Gauloises van de bijrijdersstoel.

Hij lijkt niet door te hebben dat zijn zwaailicht nog aanstaat. Via een headset pleegt hij, al rokende, een telefoontje, maar er lijkt niemand op te nemen.

Vijf minuten zit hij zwijgend in de deuropening van zijn busje. Dan rijdt hij terug naar waar hij vandaan komt.

De sigaret van Clown Peerke smeult nog wat na op de oprit van de Van Daaltjes.

2

In de supermarkt staat een man met een grote baard in avocado's te knijpen. Ik doe alsof ik op zoek ben naar een netje grapefruits, zodat ik een beetje bij hem in de buurt kan blijven staan.

De man heeft op het oog erg zachte wangen, ik denk dat hij er elke dag een klein beetje lotion op smeert, zodat het stukje wang dat nog blootgesteld wordt aan de open lucht, goed kan ademen. Zijn baard heeft denk ik van nature een andere vorm, maar het mondkapje van de avocadoman doet er alles aan om de baard te beteugelen.

De man pakt een avocado en knijpt erin.

‘Hell no,’ zegt hij, zo hard dat het zelfs door zijn wegwerpmondkapje te horen is. Dan legt hij hem weer weg, en pakt een andere.

‘Hell no,’ zegt hij weer. Hij lijkt een keer om zich heen te kijken, op zoek naar medestanders, maar de mensen die net opkeken toen hij zijn ongenoegen uitte, kijken snel weg. Ook ik duik snel achter een bordje waar op staat dat de grapefruits met 35% korting de deur uit gaan.

De derde avocado moet eraan geloven. Nu zegt hij niets eens meer iets, maar schudt hij alleen zijn hoofd nog maar. Na een stuk of zes avocado's loopt hij zuchtend door.

In zijn karretje zit een heel klein pakje Griekse yoghurt en twee halveliterblikken Bavaria.

Direct nadat hij weg is, komen er twee oudere dametjes bij de avocado's staan. Ze zijn opgeteld waarschijnlijk pakweg honderdzeventig jaar oud. Eén van de twee heeft geen mondkapje om. De andere heeft haar neus niet ingepakt. De linkerdame pakt een avocado vast.

‘ADVOCADO,’ roept ze naar haar metgezel.

‘WAT?’ roept de andere vrouw terug.

‘ADVOCADO. DAT IS NIEUW.’

De linkerdame gooit twee avocado's in haar mandje. Ik hoop dat de man met de baard schone handen had.

3

Op weg naar de uitvaart van een oude vriend, stop ik bij een tankstation. De zon schijnt een beetje. Het is april, en je zou kunnen zeggen, dat de lente zich heel erg voorzichtig begint aan te dienen.

Ik tank mijn auto halfvol, en bestel bij de kassa een koffie erbij. Vanaf een bankje in de schaduw, kijk ik over het parkeerterrein.

Dan, ineens, zie ik het.

Daar, geparkeerd op een parkeerplaats waar je eigenlijk alleen mag staan als je je banden oppompt, zit Connie Palmen.

Connie draagt een rode jurk, en een hele grote zonnebril. In de open deur van de bijrijdersstoel drinkt ze een Heineken 0.0, die ze af en toe op de stoeprand zet om een hap van een huzarenslaatje te eten.

Behalve ik herkent niemand haar.

Er loopt een gezin voorbij. Ze kijken niet om. Iemand met een telefoon. Connie neemt nog een slok Heineken 0.0

Heel even kijkt ze om zich heen. Onze blikken kruisen. Tenminste, dat denk ik. Haar enorme zonnebril laat te raden over.

Er stopt een dure auto, naast de auto van de grande dame van de Nederlandse literatuur. Een man van zeventig met overgewicht en een zalmroze overhemd wil de banden van zijn tesla opladen. Van een afstandje hoor ik alleen maar dat hij naar zijn bootje moet.

Connie kijkt op en wijst op haar horloge.

De man roept iets.

Connie steekt haar middelvinger naar hem op. Dan loopt ze om haar motorkap heen, stapt ze achter het stuur en rijdt ze weg.

Hoofdschuddend zet de babyboomer zijn tesla bij de bandenpomp. Als hij om zijn auto heen loopt, om bij zijn eerste achterband te komen, schopt hij het blikje Heineken 0.0, dat nog op de stoeprand stond, om.

Hij vloekt en schopt het ding het grasveldje op.

4

Ik bestel een halfje grof volkoren bij de bakker. Naast me in de rij staat een meneer met een sik, die zich voorstelt als Laurens. Hij draagt een t-shirt met het hoofd van Robert Alberts, van Goede Tijden Slechte Tijden. Onder zijn portret staat 'Bring Back The Legend'.

Ik knik naar zijn T-shirt en vraag wat de betekenis achter zijn t-shirt is.

‘Dat is Robert,’ zegt hij. ‘Van GTST.’

‘Ja precies.’

‘We need to bring back the legend!’ Vult Laurens zichzelf aan. Hij legt uit dat Robert al heel lang uit de serie is. Dat Robert met zijn deel van AA&F naar Tokio is vertrokken, maar dat hij nu in Frankrijk woont, in de buurt van zijn broer Jef.

‘Uw gesneden grof volkoren,’ zegt de bakker.

‘Dank u,’ antwoord ik. Ik neem mijn brood aan, betaal en groet de bakker.

‘Morgenavond komen met een aantal mensen van BBTL bij elkaar,’ zegt Laurens. ‘Je bent welkom.’

Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen.

‘BBTL,’ verduidelijkt Laurens dan voor de zekerheid, ‘dat staat voor Bring Back the Legend.’

Ik knik en zeg dat ik erover na zal denken. Laurens wijst me erop dat de tijd en locatie op de facebook van BBTL staan. Hij kan me een uitnodiging sturen. Ik bedank hem en stap naar buiten.

Er staat een beetje condens op de zak van mijn brood. Dat is altijd als het net gebakken is.

5

Ik zit op een terras aan het kanaal. De zon schijnt een klein beetje. Een voorzichtig zonnetje, zou je kunnen zeggen. Niet zó warm dat je in de schaduw moet gaan zitten, wel fel genoeg om morgen met een zonnesteek in bed te blijven liggen.

Om me heen zitten mensen die hun boot geparkeerd hebben in het haventje voor het terras.

Eigenlijk is iedereen wit en een jaar of zestig.

Eigenlijk heeft iedereen een overhemd met korte mouwen aan.

Eigenlijk heeft iedereen een wollen trui, in een pasteltint, losjes over de schouders hangen.

Eigenlijk drinkt iedereen rode port.

Er komt een bootje voorbij varen. La Vieille Dame, staat er op de zijkant van de boot.

De kapitein staat bovenop de oude dame.

De kapitein is wit en zestig.

Hij heeft een overhemd met korte mouwen aan, en heeft een zalmroze trui over zijn schouders geslagen.

De oude dame parkeert bij het terras. De kapitein en zijn vrouw stappen het terras op.

‘Schip ahoy,’ roept de kapitein.

‘Schip ahoy,’ roept de vrouw van de kapitein.

‘Schip ahoy,’ roepen alle andere kapiteins.

Zodra de kapitein gaat zitten, kan ik hem niet meer zien, tussen alle andere kapiteins.

Er komt een ober het terras op met zestien rode port. Hij vraagt wie er besteld had.

Alle kapiteins steken hun handen op.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,