Alweer twaalf doden, zeg ik, vier kinderen en een baby. Ik leg de krant op tafel en de getallen komen los en gaan op de rand van de broodmand zitten. Tine zegt niets en leest verder. We zitten in Le Pain tussen ontbijtende gezinnen. Kinderen roeren in confituurpotten en ouders in de koffie. Jazz verzacht de lichtinval en een razende koffiemachine improviseert ermee.
Twaalf, zeg ik, op hoeveel zitten we dan? Tine kijkt op.
Houd je het bij, vraagt ze, en ze slaat de krantenpagina met veel geritsel om.
Ik probeer me voor te stellen hoe dat voelt: zinken in de Egeïsche Zee. Mijn mond hapt naar lucht. Om mij heen zie ik mensen vallen in de lichtbundels die door de ramen vallen. Zittend op houten stoelen zinken de man en de vrouw naast ons met hun twee kinderen door de houten vloer met me mee. De kinderen zoeken een dolfijn, de man en de vrouw proberen met hun ogen houvast te vinden en vinden het niet. Het water draagt ons naar beneden en kabbelt over ons, streelt ons en zal ons blijven strelen tot al het vlees verteerd is en onze botten als een vergaan scheepswrak in de bodem zinken.
Ik schud met mijn hoofd de film eruit. Het gezin naast ons, waarvan het meisje een boterham met confituur op de grond heeft laten vallen, heb ik langzaamaan verdronken. Ze staan op, het brood plakt aan de vloer.
Tine kijkt me aan.
Het is oneerlijk, zegt ze, en dat is de wereld. Ze legt haar krant op tafel, neemt een croissant en smeert er boter op.
Ik zeg niets. Ik zink.
Vanuit het zoute zeewater kijk ik naar ons. Hier zitten we dan. Na een werkweek strijken we neer in een café om op een trage ochtend samen te ontbijten. We delen de wereld een lange morgen in de week met dit verschil dat Tine de krant leest en de krant mij. De nieuwsletters vreten onze verontwaardiging. De krantenkoppen grazen in ons en gek genoeg kalmeer ik ervan en Tine laadt op. En van het opgeladen zijn gaat ze reizen. Ze reist elk seizoen wel ergens naartoe en neemt verhalen mee terug waarmee ze de feiten uit de krant nuanceert of er kleur en vlees aan geeft door te vertellen over de taxichauffeur die ze heeft ontmoet, die een leven heeft onder het regime waar de krant van kotst.
Er valt een croissantsnipper naar beneden, groot genoeg om opgegeten te worden, wat Tine ook doet, door hem weer op de croissant te leggen voor ze een nieuwe hap neemt. Ze luistert naar de jazzsprongen en dat kan ik zien omdat ze met haar hoofd de saxofoon volgt.
We hadden plannen gemaakt om naar een Grieks eiland te vertrekken en een zomer lang iets te doen, gehoor te geven aan de getallen die uit de krant bleven rollen. Maar we hadden niets gedaan.
Wat ga je vanavond doen, vraag ik.
Tine veegt met haar hand een croissantsnipper van haar wang, de getallen van de broodmand, de doden van tafel.
Naar de schouwburg, zegt ze. Er is vanavond een Syrische pianist die muziek heeft gemaakt in de kapotgeschoten straten van Yarmouk, tot zijn piano werd vernield. Toen is hij hierheen gekomen. Heb je de beelden gezien?
Ik knik. Ik zie de vier meisjes voor me die zingen zoals meisjes zingen, zoals ik zelf gezongen had in de klas. De meisjes zingen de wereld aan elkaar. Ze worden aangestaard door de holle ogen van gedode gebouwen die schedel aan schedel in de straat waren blijven staan luisteren, de muziek danst erdoorheen, de pianist wil vreugde brengen omdat het niet zo vrolijk is en iedereen honger heeft.
Ach, wat zijn dit voor tijden
Ik kan niet meer slapen, mijn maag knort te hard
Ach, wat zijn dit voor tijden
Ik kan niet meer slapen, o jee!1
De gil is eerst, dan de klap van het uit elkaar vallende aardewerk, daarna de seconde waarin iedereen het gesprek staakt en de gevallen cappuccino plaatst waarna alles weer wordt zoals het is, alsof er niets is gebeurd. En er is ook niets gebeurd.
Ga je mee, vraagt Tine.
Ik schud mijn hoofd.
Te veel werk, zeg ik, en ik denk aan de meisjes met wie de pianist had gezongen.
Tine haalt haar schouders op.
Jij altijd met je doden en je werk, zegt ze, een beetje muziek zou je goeddoen.
Ik sta op.
En jij altijd met je muziek en je reizen, denk ik, en ik zeg het niet omdat ik Tine niet onverschillig vind.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.