I
Ooooooooh
Oh oh oh oh oh
Ik schaam me zo
Sijpelt zacht naar binnen
Huist in mijn hoofd
Maakt daar een badje
Een bedje
Kookt een maaltje
Vraagt om een verhaaltje
Ooooooooh
Oh oh oh oh oh
Ik schaam me zo
Ik wil er niet meer aan
Kan al bijna niet meer staan
Als we dan toch vergaan
Als we dan toch langzaam vergaan
Hoe lief te hebben?
Hoe bouw je een kasteel?
Hoe mezelf te zijn?
Hoe de ander te zijn?
Het bonkt
Het zeurt
Het treurt
Het scheurt
Het drijft
Het zinkt
Het is er wel
Ik doe van niet
Het kruipt
Het jeukt
Het zit
Het plakt
Het tergt
Het slipt
Het schuift
Het schroeit
Het glijdt
Het groeit
Het keert me
Binnenstebuiten
Het vloeit
Spieren botten bloed
Hart en zo
Aan de oppervlakte
Aan de lucht
Het bemoeit
Tada hallo hallo
Ja ja
Hier zijn wij
Hier spreken wij
Jouw ingewanden
Onomwonden
Het knoeit
Zullen we een dansje doen
Een dansje
In de zon
Dan is je borstkas de hemel
Draadjes draadjes
Ja
Het danst
Het ligt
Het slaapt
Maar is nooit dood
Het borrelt
Het stuift
Maar heeft een oog open
Altijd
Het loert
Het leurt
Het lacht
Het schreeuwt
En soms
Heel soms
Fluistert het
Dan zie ik alles
Dan zie ik het allemaal
Ooooooooh
Oh oh oh oh oh
Ik schaam me zo
Ik wil er niet meer aan
Kan al bijna niet meer staan
Als we dan toch vergaan
Als we dan toch langzaam vergaan
II
— Schaamte, omdat
Ze miljoenen
stille kilometers
aflegt
tot ze dat ene plekje
op een vloer
in een huis
verwarmt
iemand staat
met twee voeten
op een zon
noemt het
troost
— Schaamte, omdat
alles is er
ik ben twintig
ik drink Cola Rot
geen geld voor iets anders
ik eet een hamburger op een dakterras
met de lift
ben ik gekomen
uitzicht: schommelbankjes daken kerken in renovatie de maan andere mensen die ook hamburgers eten de jongen die de hamburgers bakt er staat zweet op zijn voorhoofd zijn witte shirt vaal muziek die drijft door de nacht iemand heeft zijn teckel meegenomen
ik heb een zuigzoen in mijn hals
en mijn mooiste ondergoed aan
de stad broedt een ei uit zwanger van
postpuber hormonen gedachten, dansen tot de zon opkwam en onderging, duiken in een vreemde zee in ongerept water
duiken in een ruimte in mezelf die nu weg is
duiken in alles wat ik dacht dat ik was
in alles wat ik niet ben
in een slapende leugen
die sterft of geboren wordt
Schaam ik me voor
— Schaamte, omdat
Tegels tellen tot de avondwinkel
drank en bosui
afgebroken flat
stof stuift rond speeltoestellen
op het eiland van bevroren stonde
vrouw met rood haar
drukt drie pillen uit een strip
op de toonbank
man in witte jas die te groot is
zeult een lavalamp mee
de avond in
stemmen klinken
niemand weet waarom en we zullen het nooit weten
een radio zingt
‘I want to break free’
draagt zonden in plastic tassen
jongetje op mountainbike
vergeet een aansteker
lantaarnpaal leunt schuin
tegen de waas van de straat
en ik mis je maar ik zwijg
en ik mis je maar ik zwijg
schaam ik me voor
— Schaamte, want
Twee zwerfhonden eten uit een vuilniszak die iemand naar beneden gooide
uit een raam uit een situatie
ze kwamen uit het niets of een andere dimensie
uiteindelijk is het hetzelfde we komen allemaal
uit het niets of een andere dimensie
in een droom sta ik voor een auto in de woestijn met mijn handen omhoog
iemand predikt iets over zonden
buiten ons leven is een vuurgevecht aan de gang
er zullen mensen doodgaan
vanavond, niemand weet wie
hier zitten we te drinken
strengen licht vallen op
ons haar, we zijn onschuldig
de pizzabakker schuift pizza’s
in de vlammen
dat ik churro met dulce de leche en ongetemde liefde wil als dessert
in een droom hadden we een auto en pistool en waren bang voor onszelf maar gelukkig zorgeloos en vrij
de kamer van het hotel draait
ik voel dat ik niet thuis ben en ik voel altijd
alles ruikt hier anders en zo bekend
schaam ik me voor
— Oke, schaamte, omdat
Wolkenslierten denderen
onder ons, de zon trilt in haar broos licht
in Atlanta sloot ik mij op
in een wc hokje
er was luchtverfrisser
die naar kaneel en delirium rook
iemand
vroeg herhaaldelijk if I’m OK, yes thank you, zei ik
zijn trui tegen mijn neus dacht ik hem
terug te krijgen door hem zo diep
mogelijk op te snuiven
ik viel uiteen daar
de kraan liep
hoe lang kan ik niet zeggen
mijn broek was nat
ik droeg een zoetige geur
die deed denken aan lauwwarme Inka Kola
ik schaamde me dood, gelukkig
kwam ik hier nooit meer terug
in de lucht
staat de tijd
stil
heeft nog niets
plaatsgevonden
mag ik vluchtig
niemand zijn
verandert mijn smaak
wordt mijn huid droog en mijn poriën groot
droom ik van dingen die ik niet hardop durf te zeggen
schaam me kapot
— Ja, schaamte dus, want
Hoge hakken vandaag
er zit lippenstift in haar mondhoek
ik zeg niets
wil het beeld niet verstoren
‘ik heb een kind
laten weghalen’
broodje pastrami wil ze,
eet ze altijd als ze ongesteld is
‘nou, dit is net zoiets’
vlek in taillebroek
die groter wordt
zachte feminiene olie
verspreidt
ze had best moeder willen zijn alleen niet nu
‘Niemand zegt mij wat te doen. Fucking niemand zegt mij fucking wat te fucking doen.’
Bam, sigaretten op tafel
roken doet ze niet
wacht nog tot het laatste stukje
is afgestoten
dat kan nog twee weken duren,
zei de arts, waarna hij het zilveren koude instrument
op het metalen kastje legde
het klonk als het begin van een orkest
— schaamte schaamte schaamte
shame shame shame shame shame
same, schaamte, omdat
De zee dieper
Rood kleurt
de straat waar ik opgroeide
een meeuw eet een ijsje
lange tong
benen ook
haar verenvacht
trilt
waarom draaien we waarom draaien we altijd waarom stoppen we nooit
jonge vrouw
in de twintig moet ze zijn
hapt een vis zonder kop
uit het zoute vat
van de wereld
‘ik draag je, hoor’
ze praat zacht
om schuld te verzachten
schuld, schaamte, schuld, schuld, schaamte, schaamte, schuld hetzelfde vat
een pot nat
‘jij had het toch niet gered daar’
slaat haar vleugels uit
de ene korter dan de andere
ziet eruit alsof het pijn heeft gedaan
daar wil ze het niet over hebben
waarom willen we zwijgen waarom willen we altijd
— schaamte, want
jij vertelde nooit jij deelde nooit
je meest beschamende geheimen
met mij je zei het verduistert de hoop
ik weet dat het
in mij groeit het
wil me bij de keel grijpen tot
ik het allemaal uitspuug tot
je bent uitgewist
schaamte, want
Ik sneed een appel die aan het eind van zijn leven was en ik dacht aan waarom ik niet van je kon houden waarom
ik niet van je kon houden zoals in films
je droeg altijd te
te witte sneakers
vroeger vond ik dat leuk maar ik begon het te haten
we sijpelden
tussen ons
door
ik begrijp het concept van leven en seks niet ik begrijp wel waarom je me nooit meer belt ik houd het drama voor mezelf ik ontgroei het en moet dat alleen doen
je verdient geen beest zoals ik je verdient een beest zoals jij
schaam me dood voor het beest
— schaam jij je, want
Hoe ik ’s nachts de
kleuren van je
slapen tel
je beseft je niet,
lange niet
hoe jij bestaat
en
dat ik dat zie
— Hier
Nu
Is dit de plek
waar de zon zich
achterliet
en waar ik vergat
dat ik niet alleen
omhoog moest kijken
— Hier
Nu
Doen mensen zoveel meer dan alleen maar mens zijn
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.