papieren helden

FB

Ossenkop

In de laatste klas van de lagere school, bij meester Leen, was het op een stormachtige herfstdag zo vroeg donker dat de lichten al brandden. De hele klas zat zwijgend over de rekenschriften gebogen en meester Leen zat na te kijken toen er opeens een doffe klap door het lokaal galmde.

‘Wat was dat?’ vroeg meester Leen, en de leerlingen keken rond of iemand het wist.

Jans Boerema, die wist het. Ze was niet goed in rekenen en had uit het raam zitten staren, kauwend op een haarlok, met een leeg tafeltje naast haar. Haar stem was het niet gewend om aandacht te vragen, en dus duurde het even voordat de rumoerige klas doorhad dat er een koolmees tegen het raam was gevlogen; het beest sloeg nog met zijn vleugels in de modder aan de voet van het schoolgebouw, de snavel gebroken, een pootje geknakt. De kinderen verdrongen zich voor het raam; Jans was alweer vergeten, vond zelfs geen plek bij het raam. Toen riep meester Leen dat iedereen als de sodemieter op zijn plek moest gaan zitten, behalve Tammo en Jurgen – altijd Tammo, altijd Jurgen –, die hij met een lege potlodendoos naar buiten stuurde om het diertje op te halen, terwijl hij zelf naar het naastgelegen lokaal ging om versterking te halen in de vorm van meester Gaickinga. En toen Tammo en Jurgen gewichtig met de vogel terugkwamen, bogen de twee onderwijzers zich over de doos en voerden overleg.

‘Hij is dood,’ zei meester Gaickinga.

‘Nog niet,’ zei meester Leen. ‘Hij fladdert nog.’

‘Dat zegt niets.’

Maar toen de koolmees piepte, kon meester Gaickinga er niet meer omheen: het diertje had niet de voorkomendheid willen opbrengen om zonder morren de geest te geven en dus konden ze het niet zomaar in de prullenbak kieperen, althans niet in het volle zicht van vierentwintig paar aandachtige kinderogen. En daarom besloot meester Leen, een zelfverklaard geboren pedagoog, het voorval in te zetten voor de morele verheffing van het aan hem toevertrouwde kroost, zijn woorden wegend op een goudschaaltje omdat het een openbare school was en hij niet nog eens in de problemen wilde komen.

‘Kinderen,’ begon hij. ‘De mens heeft een bevoorrechte positie in de wereld. Enerzijds kunnen wij genieten van allerlei voorrechten die ons gegund zijn, maar anderzijds is het een rentmeesterschap dat onaangename verplichtingen met zich meebrengt. Daarmee doel ik op het verstand en de barmhartigheid die je van een mens, een volwassene, mag verwachten. “Gij zult niet doden” leren sommigen van jullie thuis, en dat is natuurlijk waar. Maar jullie genieten bij het warm eten allemaal van een lekker stukje vlees. De soldaten die ons tegen het communisme beschermen hebben soms de taak om levens te nemen. Wat we hier hebben is ook zo’n geval. Dit arme schepseltje kan onmogelijk overleven, en in dergelijke gevallen is het onze taak om de verschillende woorden tegen elkaar af te wegen. Er staat immers ook geschreven: “Hebt uw naaste lief”, en dus moeten we dit diertje doden: omdat we het liefhebben. Wat ik nu ga doen, is geen wreedheid. Ik wil dat jullie dat goed in je oren knopen.’

Hij keek de klas rond, toen tilde hij het kleine lichaam uit de potlodendoos. De koolmees, amper bij bewustzijn, voelde de warmte van de mannenhand die zich om zijn lijfje sloot, de pijn waar de duim tegen zijn gebroken vleugel drukte – en daarna de drie vingers waarmee zijn kopje werd vastgepakt. Meester Leen vond de moed om met zijn vingers de beweging te maken waarmee je een vastgeroeste kraan dichtdraait, maar deze kraan wilde niet dicht, niet direct, en de kleine vogelhersenen moesten beelden verwerken die ze niet hoorden te zien, zijn eigen rug, zijn eigen staart, en pas na een paar seconden was de natuur genadig genoeg om de kraan dicht te draaien.

Even was het doodstil. Toen begon een meisje te huilen, zo hard dat de tranen horizontaal uit haar ogen spatten. Een ander meisje volgde, en ook bij de jongens delfde de stoerheid het onderspit. Rensing huilde niet, maar zijn gezicht was dieprood geworden.

Na school, op het plein, bleef de klas napraten. En voor het eerst voelde Rensing zich verbonden met zijn klasgenoten. Voor het eerst begreep hij iets wat de anderen altijd begrepen. En daarom ging hij nog niet terug naar de slagerij maar bleef hij staan, zijn handen in zijn zakken, zijn sjaal hoog om zijn nek gebonden.

‘Meester Leen is een dierenbeul,’ zei iemand. ‘Durft hij wel, tegen zo’n vogeltje?’ zei een tweede. ‘Lafbek!’ reageerde een derde, en Rensing zei: ‘Hij had gewoon met een hamertje de achterkant van de schedel moeten intikken.’

Wat er precies gebeurde wist hij niet, maar haast op hetzelfde ogenblik ontstond er een afstand tussen hem en de rest. De muur die even verdwenen leek te zijn, was terug – hoger dan ooit. Zijn medeleerlingen keken hem aan. In hun blikken lag afgrijzen, verbijstering, minachting maar vooral: afwijzing.

Ze deinsden achteruit, weg van hem.

Rensing werd er volledig door overvallen. Er was iets onherroepelijks gebeurd, dat voelde hij, maar hoe, wat en waarom – dat wist hij niet.

‘Het is niet goed om de nek om te draaien,’ verduidelijkte hij. ‘Je moet eerst de achterste hersenen uitschakelen, dan voelt-ie geen pijn.’

Jurgen gaf een duw tegen zijn schouder. ‘Ga toch naar huis,’ zei hij. ‘Dierenbeul.’

Hij deed zijn mond open, wilde iets zeggen, wist niet wat.

‘Je bent een moordenaar, net als je klotepa,’ zei Tammo.

Hij had geen andere keus dan weg te lopen. Zijn klasgenoten keken hem na. Dierenvrienden waren het. Ze hielden van alles wat leefde, behalve van de kippen waar ze de botten van afkloven, de varkens die hun moeders voor ze roosterden, de pissebedden die ze vertrapten, de vliegen die ze de vleugels uittrokken en vervolgens aan hun lot overlieten, de naaktslakken waarover ze zout strooiden, de kikkers die ze met een rietje opbliezen – want dat zijn dingen die dorpskinderen nou eenmaal doen, die horen bij het opgroeien, die maken deel uit van de overgang van jongen tot man.

Rensing ging naar huis. Naar de winkel, waar het vlees was, dat hij snapte.


Dit is een hoofdstuk uit de roman Ossenkop van Manik Sarkar die op 9 april 2024 bij Hollands Diep verschijnt.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,