papieren helden

FB

Uitzicht op niets

Broer wilde ochtendzon en uitzicht. Hij wilde de boten zien. Als hij niet slim genoeg geweest was om architect te worden zoals zijn ouders, was hij schipper geworden, zoals zijn achternaam. Op een mooie rooie boot. Zijn favoriete kleur voor vervoersmiddelen is nu eenmaal rood. In onze Nederlandse context geeft dat een productief contrast. Het rood tegen het zachte grijs, of het rood tegen het heldere blauw - de enige twee achtergrondkleuren die hier, in Nederland, nu eenmaal zijn. Het contrasteert op een goede wijze, zonder dat het te gekunsteld, te bedacht is. Het is een vanzelfsprekend contrast.

Broer is niet in staat om te overleggen. Hij wilde per se aan de kant van de haven huren en wanneer hij iets besluit dan gebeurt het. Dus had hij zijn oude huur, en leven, opgezegd en een bezichtiging geregeld voor ons samen. Het appartement dat hij gevonden had liet ruimte voor de verte en haar horizon.

Het kwam door de plattegrond, zei hij.

Het kwam door het water, zei ik. Vlak en kunstmatig. Een landschap dat wij kenden uit de stedenbouwkundige geschiedenisboeken die hij voor me meebracht, en waar ik dan weleens doorheen bladerde, zodat hij de rechte lijnen en polders kon aanwijzen tijdens de fietstochten die we maakten in zijn weekend. Ons uitzicht was net als de boeken beweerden: een loodrechte horizon, bezaaid met windmolens en neoliberale highrise. Ook in de verte vierde de architectuur geen hoogtijdagen. Maar dat wisten we allebei al. Ik uit de boeken en hij uit ervaring.

Broer had al besloten dat wij daarom de schoonheid van de functionele kunstmatigheid zouden gaan vieren. Zo bedacht en gemaakt als het hier was. Wij zouden elkaar wijzen op de dingen die hier, honderd jaar geleden, nog niet waren. Het land, de gebouwen en de wegen. Wij zouden het door sleephopperzuigers opgespoten strand en de haven gevuld met door mensenhanden gemaakte bootjes bewonderen. Ook al waren de boten niet rood. Het maakte niet uit. Het zou zijn zoals Broer het bedacht had. Dat was zijn taak als architect.

Ik moest nog bedenken wat mijn bijdrage aan de kunstmatigheid zou zijn en bleef dus voorlopig thuis. Ik zou naar het landschap kijken en het zou tot mij komen, omdat dat is wat de verte doet. Het brengt ideeën met zich mee. Door het geheel te overdenken en te ervaren, ontstaan er dingen. Maar sinds wij hier wonen, is er niets te zien van die verte door de dikke grijze mist die over het landschap ligt. Als ik er lang genoeg naar kijk, denk ik weliswaar een horizon te kunnen onderscheiden, maar door de tint van de donkergrijze loodrechte lijn weet ik niet zeker of dit wel klopt.

Of het wel echt bestaat.

Het doet me denken aan het begin van dit landschap. Toen er nog niks was en dat het ooit allemaal zo begonnen is; een man die dacht dat hij iets zag dat recht was en zich niet afvroeg of het wel echt bestond.

Misschien bestond het ook wel niet.

Misschien was het gewoon iemand geweest die zei dat het nu uit was met de chaotische pret en een meetlat langs de lucht legde en besloot om het geheel eindelijk eens recht te trekken.

Net zoals de architect van ons appartementencomplex die besloot om de appartementen te ontsluiten met behulp van rechte gangen en een rechthoekige doos van een rechthoekig metaal dat recht op en neer gaat, oftewel een lift.

Elke keer als ik in de lift sta, overvalt het me dat dit bij de Nederlandse cultuur hoort. Het rechthoekig maken van dingen die dat niet zijn. Het is ook te zien in die stedenbouwkundige boeken. Elke keer als ik er doorheen blader om Broer het idee te geven dat ik het begrijp, is alles wat ik zie recht en hoekig. De rechte wegen die leiden naar rechte huizen met hun rechte plattegronden op langwerpige stukken rechte horizon.

Het is net als de Nederlandse slager die van ronde varkens en gevlekte koeien rechte blokken half-om-halfgehakt maakt, of de rechte planken die tevoorschijn komen uit cilindrische bomen, al is dat laatste meer een Noord-Europese bezigheid.

Wij maken alles vervoerbaar en stapelbaar. De glazen vierkante kassen waaruit de rechthoekige dozen vol groenten in rechthoekige containers worden geladen om vervoerd te worden over gladde sporen en vierbaanswegen. Alles hier is net zo recht als het landschap dat ik zou moeten zien.

Elke keer als ik de lift uitkom om weer naar de mist te gaan staren, vraag ik me af wat er eerder was: de horizon of al die rechte dingen die erop lijken.

Ik vroeg het aan een buurvrouw van de tweede die ik tegenkwam in de lift. Ze bleek spiritueel leraar te zijn en wees mij, voordat ze overstak naar haar kant van het gebouw, op de veerboot en de feestboot die ook in de haven lagen.

Ik kon alleen maar denken aan haar appartement dat uitkeek op het lelijke rechte appartementsgebouw met de rechte baksteenstrips en kleine ramen dat aan de andere kant van ons complex lag.

Een gebouw dat lelijk was op een middelmatige manier.

Rechttoe, rechtaan lelijk, en daardoor ergerlijk lelijk.

Een gebouw dat de crisistijd uitstraalde van zijn bouwjaar.

Ze zouden het moeten slopen, iets beters bedenken, net als met die mist. Maar zo werkt het niet met mist. Er is niet op te itereren. Het is niet te ontwerpen en ik kan er niets aan veranderen. Ik kan alleen maar constateren dat er geen ochtendzon en uitzicht is.

Ik kan Broer alleen maar geruststellen en hem vertellen dat ook ik, die een uur of twee later pleeg op te staan, de ochtendzon nog niet heb zien schijnen. Dat het zo mistig is dat de pas geschilderde witte muren alleen te onderscheiden zijn van het raam door het donkere kozijn – zo’n architectonisch geval dat de hele buitengevel overspant en het uitzicht omkranst. Ik kan alleen besluiten hem niet te vertellen dat het raam dat over de hele lengte van het appartement uit twee horizontale delen bestaat als enige donker genoeg is om de wolligheid van de mist te weerstaan. Dat ik overdag niet zeker weet waar de rest van ons appartement heen is, dat dit onze 46 vierkante meter uitgestrekt en eindeloos doet lijken, en dat ik daar niet tegen kan.

Ik was nooit akkoord gegaan met de kleur als ik had geweten dat die dit oneindige grenzeloze gevoel zou veroorzaken. Er was ons beloofd dat deze kleur onze 46 vierkante meter groter zou doen lijken. Dat de muren visueel uiteen zouden wijken, en naar achteren zouden vallen vanwege hun koude kleur.

Er was ons niet verteld dat muren zo ver naar achter kunnen wijken dat ze verdwijnen. Bovendien zegt Broer altijd dat de belangrijkste functie van muren – naast het feit dat ze beschutting bieden –, het markeren van de grens tussen binnen en buiten, tussen publiek en privé is, en dat doen ze nu niet.

Het is te mistig en de muren zijn te wit.

Een grijzig wit zonder enige vorm van contrast.

De meubels komen niet goed uit.

Het uitzicht is niet te zien.

Elke keer als Broer vraagt hoe mijn dag was, kan ik alleen maar daaraan denken. Aan de mist die onze muren oplost en aan het feit dat er ook al geen rust is in de badkamer omdat die ook volledig wit is. De witte wc tussen de glazen wand van de douche en een witte tegelmuur ingeklemd. De witte wasbak en de witte tandpasta. Wij zouden het niet uitgekozen hebben. Wij hadden hem liever rood gehad, de badkamer, passend bij de handdoeken. Rust door volledige immersie, ruimtelijkheid door monochromie.

De badkamer als vervoersmiddel. Een plek om naar de rust toe te gaan.
Een strategie die alleen slaagt als je rekening houdt met de textuur van de losse elementen. Zij moeten samenkomen. Ruwheid maakt donkerder en oneffen werpt schaduwen op onverwachte manieren. Een groot vlak moet altijd lichter dan je in eerste instantie zou denken bij het bekijken van de staaltjes. Bovendien zijn de afwerkingen cruciaal.

Men dient daar rekening mee te houden.

Helaas zitten tegels en badkamermeubilair standaard bij het huren in. Een standaard die te groot, te wit en te glimmend is. De tegels vloeken bij de wc en de wasbak die eraan vast gemonteerd zijn.

Hij zegt het nooit, maar ik weet dat Broer zich er ook aan ergert. Elke keer als Broer gaat plassen, hoor ik hem zuchten om het lelijke wit. Bij het tandenpoetsen loopt hij naar het raam met zijn hand opgehouden om de lekkende druppels tandpasta op te vangen van het bubbelige schuim, waarvan ik weet dat het minder glimmend is dan de tegels, maar glimmender dan de mist. Het bubbelt uit zijn mond, kruipt het opzetstukje van de elektrische tandenborstel af en als hij weer terug in de badkamer is, druipt het van zijn hand af de gootsteen in.

Ik heb het wel eens van de zijkant gezien.

Elke ochtend word ik wakker van die witte ploppende tandpasta in die rechthoekige witte wasbak.

Het is lelijk, het gehuurde porselein.

Het echoot.

Het is als de druppende kraan in mijn oude huis waar een tekort aan onderhoud gefluit van tocht en ploppend water veroorzaakt.

Elke ochtend, als het tandenpoetsen geweest is en ik weer denk te kunnen slapen, komt Broer me vragen of ik de vaatwasser wil uitruimen. Drie keer, op verschillende momenten voordat hij op zijn fiets stapt.

Ik heb hem maar gezegd dat ook daarop te itereren valt en hij me niet meer wakker moet maken, omdat ik nu eenmaal een tot twee uur later pleeg op te staan.

Maar daarna kan ik niet meer slapen. Dan sta ik op en wacht op de muur van mist omkranst door kozijn.

Ook als ik het mijn rug toekeer, komt er kou vanaf. Ik voel aan de luchtvochtigheid hoe de condens door het driedubbele glas kruipt, aan de binnenkant naar beneden sijpelt en plasjes vormt.

Ik zou willen kunnen bedenken hoe Broer op zijn fiets zit met de zon in z’n rug, toeziend op het ritme van zijn pedalen. Hoe hij mij zou vertellen dat de mist opgetrokken was en ik hier blij mee zou zijn. Hoe de schoonheid van de brug die hij moest oversteken eruit zou zien, voordat hij mij dit nieuws zou kunnen vertellen, en hoe zijn voeten op en neer gingen in de stralen van de zon.

We zouden het uitzicht zien in de schemering, na zijn lange fietstocht. We zouden kijken naar de bootjes, het water met haar steigers, en de lampjes van de highrise. Ik zou hem de veerboot en de feestboot wijzen en vertellen over de buurvrouw. We zouden praten over de contouren van de masten en de wieken in het zachte donkerblauw dat naar violet neigt, dat de nacht aankondigt.

img

Lies Kelder

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

Lies Kelder
,