‘Ben je al wakker?’
‘Ja,’ kreun ik nauwelijks verstaanbaar. Oom Ben heeft niet staan wachten op het antwoord. Hij is alweer weggelopen.
Ik sta langzaam op en verwissel mijn slaapkleren met een jeans en een shirt. Ik loop de trap af en bij de wasbak beneden poets ik mijn tanden. Op de keukentafel staan een broodje en een kopje koffie. Oom Ben heeft het klaargezet. De rest van het gezin, tante Joyce, Soraya en Jordi, slaapt. Enkele keren had Jordi meegeholpen, maar hij vond het maar niks. Ik loop na mijn brood te hebben gegeten en mijn koffie te hebben gedronken naar de pick-up waar oom Ben al in zit te wachten.
De kippen die in bakken in de laadbak zitten zijn stil. Eventjes kan je een gepor horen. Misschien bereiden sommigen zich voor op wat zal komen.
Oom Ben bladert even door een schrift, ik denk waarin staat geschreven waar hij later de ladingen moet bezorgen. Hij start de pick-up en rijdt naar achteren, en dan rijden we een twee kilometer verderop, waar de slachterij staat.
Paul heeft al alles klaargezet, de werktafel met stalen blad is schoongeveegd, de messen, waarvan twee slagersmessen zijn erop geplaatst, de machine waar de veren worden weggehaald staat er en de zakken waar straks de kippendelen in moeten worden geplaatst.
Op de achtergrond is muziek te horen die uit de radio komt.
‘Vandaag hebben we best veel te doen, tweehonderdvijftig kippen,’ zegt oom Ben terwijl hij een wit schort omdoet. Ik trek ook een schort aan en blauwe handschoenen.
‘Gewoon even hard door werken,’ zegt Paul terwijl hij naar me knikt. Hij trekt ook een schort aan.
‘A boi fi ne kon?’ vraagt hij.
‘No,’ zegt oom Ben.
‘Jammer dat hij je niet wil helpen,’ zegt Paul. ‘Maar tenminste helpt je neefje je. En a man e wroko tranga.’
Hij kijkt me lachend aan.
Paul werkt al meer dan tien jaar voor oom Ben. Hij is kaal aan de bovenkant van zijn hoofd en heeft wat haar aan de zijkanten. Verder draagt hij een bril. Hij is van Javaanse komaf en woont al zijn hele leven in Lelydorp. Hij weet veel over de plek en kent haast iedereen en ieders verhaal. Hij is het tegenovergestelde van oom Ben, die nog een volledige haardos op zijn hoofd heeft met een snor en een baard en is iemand van weinig woorden die altijd nors kijkt.
Mijn moeder zei vaak dat hij wel gewoon aardig is en leuke verhalen kan vertellen. Van het laatste heb ik niets gemerkt, maar het eerste is wel waar.
Toen ze hem vertelde dat ik op zoek was naar een vakantiebaan, bood hij aan om bij hem te komen werken op de kippenslachterij in Lelydorp. Hij gaf aan dat het wel vroeg opstaan was, vier uur, en dan werken tot de late ochtend. Maar ik zou daarna gewoon vrij zijn en kon dan met mijn nichtje en neefje optrekken. In de weekenden gingen ze meestal ergens buiten zwemmen en kon ik gewoon mee.
Ik moest even wennen aan het idee om in een kippenslachterij te werken. Maar de vakantiebanen zijn niet voor het oprapen en ik heb geen connecties om te werken bij de grote bedrijven.
Voordat we beginnen doet Paul een gebed. Wanneer hij klaar is, maakt hij de machine aan. Ik ga bij de tafel staan. Behendig snijdt hij de kelen van de kippen door en gooit ze in de machine waar het bloed uit wordt gezogen en de veren worden verwijderd. Het is nog steeds eng dat we de kippen doden. Af en toe krijg ik nog koude rillingen. Paul haalt ze eruit en ik snij ze open en haal de ingewanden eruit. Ik snij de kip verder in stukken, borst, bout en soepdelen en plaats deze dan in zakken. Paul helpt mij ook hiermee als de tafel vol is met kippen. Wanneer ik ze in delen snijd, zijn ze warm. Het mes is vlijmscherp, dus moet ik goed opletten hoe ik snij, vooral omdat we snel werken. Een keer had ik mijn duim gesneden door de handschoen heen. Dat deed dagenlang pijn. De kippen worden speciaal gekweekt voor het slachten en zijn veelal verschillend in omvang. Maar als de bouten vrij stevig zijn, noemt Paul ze ‘spange kippen’.
Oom Ben heeft best een groot huis met een perceel van enkele hectare waar hij een paar koeien heeft, legkippen en een paar fruitbomen. De melk, eieren en fruit die hieruit voortvloeien, zijn voor eigen consumptie of worden verdeeld. De verkoop van de kippen is zijn voornaamste bron van inkomen. Sinds ik me kan herinneren is hij hiermee bezig. Ik besefte niet hoe zwaar het was.
De halve maan volgde hoe we bezig waren in de open ruimte met een dak van zinkplaten. Op de radio hoor ik het lied Black Magic Woman van Santana. Op een houten kist is er een thermos met warm water, een fles koffie en een paar kannen. Ook drie pakken beschuit.
‘Ben, baas Chennie is het eindelijk gelukt zijn perceel te verkopen,’ zegt Paul. ‘Na twee jaar. Ik ben blij voor hem, hij kan eindelijk genieten van zijn oude dag. Hij dacht eigenlijk dat hij het perceel niet kwijt zou raken, aangezien het economisch zo slecht gaat in het land.’
‘Uhuh,’ antwoordt oom Ben.
‘Triest wat er is gebeurd met Stanley hè,’ gaat Paul door.
‘Uhuh,’ zegt oom Ben.
‘Dat hij gewoonweg is vermoord in zijn winkel. En hij hielp zoveel mensen. Je kon spullen op rekening bij hem kopen en als hij zag dat je je schuld echt niet kon betalen, schold hij het kwijt. Ik hoor dat het iemand is verderop in de straat. Wat gebeurt er met de samenleving, mensen hebben geen respect meer voor het leven.’
‘Ai,’ zegt oom Ben zonder op te kijken.
‘De dochter van Loes is weer zwanger. Ze krijgt een tweede kleinkind. Ik vraag me af hoe ze het doen met zoveel gezinnen in een huis. Loes en Robby. Haar zoon en schoondochter. En haar dochter en man met al een kind en nu is ze weer zwanger.’
‘Mi no Sabi,’ zegt oom Ben.
‘Waar gaan jullie komend weekend naartoe?’
‘Ik denk Berlijn,’ zegt oom Ben,
‘Ik heb gehoord dat het water laag is.’
Oom Ben zucht.
Ik volg het gesprek alleen, ik heb geleerd niet te bemoeien wanneer volwassenen praten. Mijn rechterhand heeft kramp van het stevig vasthouden van het mes. Eigenlijk wil ik stoppen. Ik ben er moe van om elke dag vroeg te gaan slapen en vroeg op te staan. Ik heb nauwelijks vrije tijd en het is zo hard werken. En mijn oom is altijd zo nors. Maar straks stel ik mijn moeder teleur. We hebben het geld ook hard nodig. Even doorbijten, de vakantie is zo voorbij. Ik schud mijn hand en ga daarna weer door met snijden.
In het begin moest ik wennen aan het snijden bij het kraakbeen. Door bot gaat het niet. Het lukt aardig om het aantal kippen binnen de tijd te slachten, te snijden in delen en te verpakken.
Net voor zonsopkomst zijn we klaar. Kukeleku hoor ik een haan kraaien. De verpakte kippen worden in grote zakken geplaatst waarna ze in grote emmers worden gezet. Paul en ik spuiten de werkruimte schoon en het kippenafval verpakken we in zakken die later bij het vuil worden gezet. Oom Ben laadt de teilen in. Als alles goed schoon is vertrekken oom Ben en ik naar voren om ons op te frissen. Paul gaat met de bromfiets naar huis.
Na het opfrissen vertrekken we richting Paramaribo om de pakken kip te bezorgen. De Indira Ghandiweg is druk. Ik val half in slaap. Wanneer oom Ben bij het eerste leveradres stopt schrik ik wakker. Het is een kippenzaak. We stappen uit en leveren drie zakken met vijftien kippen per zak. Oom Ben wordt direct uitbetaald en we gaan naar de volgende plek. Een restaurant dat ook een zak neemt en een paar zakken levertjes en niertjes. Een andere kippenzaak neemt twee zakken en een paar losse pakken. Bij een ander restaurant worden nog een paar zakken bezorgd en de laatste plek is bij een guesthouse.
De werkdag zit erop. Als we terug zijn thuis wil ik wel een dutje doen. We stoppen nog bij Jalimsingh's Roti Shop, waar oom Ben twee roti's bestelt. We nemen plaats aan een tafel. Af en toe kijk ik naar oom Ben. Hij heeft wallen onder zijn ogen. Zijn gezicht is vol strepen. Zijn haar is grijs met een paar plekken waar het nog zwart is. Zijn handen zijn vol strepen en inkervingen. Maar er straalt een zekere rust van hem uit.
Terwijl we wachten, reikt oom Ben mij een enveloppe aan. ‘Ik betaal om de twee weken uit,’ zegt hij. ‘Je doet je best. Ik ben tevreden met je.’
Er is nog extra SRD 500.
‘Is voor je school. Doe je best. Je bent gedisciplineerd en bent er niet vies voor je handen uit je mouwen te steken, waarborg dat.’
Ik kijk hem aan en knik.
De medewerkster achter de kassa wenkt ons dat de roti’s klaar zijn. Oom Ben kan de roti's met de cola's ophalen. Wanneer hij mijn roti voor me neerzet, kijk ik naar de kip die in de massala ligt. Ik begin te eten. De massala is pittig, maar de peper is net te doen. Ik kijk oom Ben aan en hij knikt naar me.
In deze weken heb ik meer van hem geleerd dan ik ooit in mijn hele leven van mijn vader heb geleerd.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.