papieren helden

FB

De barbier

Barbier Willem aan de Keizerstraat kan elke haartype bedwingen, maar zijn specialiteit is kroeshaar. Daarom is het altijd druk bij hem. Je moet vaak op de bank buiten plaatsnemen en dan langzaam aansluiten. Je bent zeker een twee uren kwijt als je gaat voor een knipbeurt. Niet alleen vanwege de drukte, maar ook omdat Willem veel praat. Hij kent eenieder zijn tori en heeft er geen problemen mee die te delen. Met bevende knieën zit ik buiten zijn zaak dat is gevestigd in een pras’ oso aan de Keizerstraat. Er zitten samen met mij nog twee heren buiten. Een man, van in de zestig en een tiener. Binnen zijn alle zes stoelen bezet. Willem, gekleed in een hemd met bloemenmotief met opgestroopte mouwen en een grijze pantalon is druk bezig met een schaar het kapsel van een Hindoestaanse man bij te werken. Hij beweegt zijn schaar als een dirigent. Het voorwerp gaat als een baton van links naar rechts. Plukjes haar vallen als regendruppels op de grond.

Het haar van Willem, een kleine afro ziet er zoals altijd piekfijn uit. Er komen wel steeds meer grijze draden bij. Zijn ringbaard maakt zijn bruin gezicht af. Hij praat aan één stuk door zonder zijn ogen af te wenden van het kapsel van zijn klant. Hij loopt een beetje mank. Ik slik de brok in mijn keel door. Mijn benen trillen onophoudelijk. Ik kijk naar de auto’s die langsrijden terwijl ik mijn benen probeer te bedaren. Ik haal diep adem en blaas uit. Ik wil vandaag Willem mijn verontschuldigen aanbieden. Maar hoe gaat hij reageren?

Het had de hele middag geregend die dag. In de vooravond waren de straten haast leeg. Willem had toch wat klanten gehad. Samen met maat Rudi volgde ik hem als een aasgier; hoe hij zijn scheer- en knipgerei schoonmaakte, de zaak schoonveegde, daarna dweilde en uiteindelijk afsloot. Hij zong mee op Pompo Lollie van Sukru Sani die op de radio werd afgedraaid. In zijn schoudertas moest zijn dagopbrengst zitten. Ik wilde graag een Super Nintendo.

‘Willem verdient veel en de opbrengst van een dag kan hij wel missen,’ overhaalde Rudi mij. ‘We moeten eten, brada.’

Rudi tikte mijn schouder aan. Het was tijd. We bonden een zakdoek om onze mond en neus en liepen recht op Willem af.

‘Tas, nu!’ riep ik terwijl Rudi het pistool die hij via via had gekocht op Willem gericht hield. Die keek ons met grote ogen aan. Voorzichtig reikte hij mij zijn schoudertas aan. Het was nemen, wegtrekken en wegrennen. Maar bij het trekken liet Willem niet los. Integendeel trok hij mij met tas en al naar zich toe. Ik hield de tas nog stevig vast en probeerde het weer weg te trekken. Maar Willem vertikte los te laten.

Rudi hield nog steeds zijn wapen gericht op ons. Rudi stootte mij naar de grond. Hij trok mijn zakdoek weg, ik hoorde een shot en zag Willem op de grond vallen. Ik pakte de tas en rende richting Rudi. Ik keek nog even om. Ik zag Willem kreunend zijn dij vasthouden. Wat had ik gedaan? Ik wilde naar hem teruglopen. Rudi trok mij mee. Ik keek nog naar Willem en rende toen met Rudi weg. De tas stevig vasthoudend.

De overval was de volgende dag overal in het nieuws en iedereen in de buurt sprak erover. Zelfs mijn moeder. Ik deed alsof ik van niets wist. Elke keer wanneer iemand iets erover zei, keek ik de andere kant op. Ze hebben ons nooit gepakt voor die roof. Rudi werd maanden later voor een andere roof in de gevangenis gesmeten. Een overval op een tankstation.

Ik besloot mijn leven drastisch te veranderen. Ik deed mijn best op school en vond een goede baan. Maar het bleef aan mij knagen wat er die avond was gebeurd bij Willem. Hij had het niet verdiend.

Ik zit inmiddels binnen en kijk naar de posters en foto’s op de muren van verschillende mensen met steeds andere kapsels. Naast mij een tafel met tijdschriften. Ik neem er een en blader erdoor, maar kijk vluchtig naar de plaatjes. Willem heeft het over de voetbalwedstrijd Transvaal en Robinhood. Hij geeft zijn analyse waarom Transvaal heeft verloren. ‘Een zwak middenveld en verdediging. Zonde.’

Ik zucht, zal Willem mij herkennen? Heeft hij mijn gezicht onthouden van die avond? Mijn oliezwarte ogen en mijn kort krullend haar. Hoe gaat hij reageren als ik voor hem sta? Ik zucht. Intussen zit ik binnen. De tiener is voor me. Door me te concentreren op het geluid van de tondeuse kom ik even tot rust. Ik zie Willem nog op de grond kreunen terwijl hij zijn dij vasthield. Ik was bang dat hij dood zou gaan.

‘Wie volgt,’ hoor ik.

Ik kijk om mij heen, ik ben de enige in de ruimte. Ik had niet door dat ik de laatste ben. Ik sta op en ga op de barbierstoel zitten.

‘En jongeman, welk kapsel wil je?’ vraagt Willem terwijl hij een schort om mij heen gooit.

‘Kort,’ zeg ik. ‘Gewoon kort.’

‘Overal gelijk? Of zijkanten platter dan de bovenkant.’

‘Overal gelijk.’

In de spiegel zie ik hem lachend knikken. Hij pakt zijn tondeuse en begint door mijn haar heen te glijden. Over het zoemend geluid heen zegt hij: ‘Mie sabi fu wan presi, ik ken je van ergens. Yep mie even, help me even.’

‘Geen idee,’ zeg ik terwijl mijn benen weer beginnen te trillen. ‘Ik kwam vroeger wel vaak om mijn haren te knippen.’

‘Wie is je vader en je moeder.’

‘Mijn vader ken ik niet. Mijn moeder is Glenda.’

‘Glenda van Charlesburg?’

‘Ja.’

‘Daarom ken ik je ja. Je kwam vroeger vaak. En toen niet meer. Je vond een andere kapper?’

‘Ik kreeg het druk.’

‘Ai, ik kan het begrijpen,’ zegt Willem terwijl hij met de tondeuse die hij in zijn pezige rechterhand houdt, over mijn hoofd schaatst alsof hij schaafijs aan het bereiden is. Het bos op mijn hoofd wordt steeds overzichtelijker. Willem is echt een tovenaar.

‘Waar werk je nu?’

‘Bij Staatsolie.’

‘Mooi.’

‘Woon je nog bij je moeder?’

‘Nee, nu woon ik op Zuid. Samen met mijn vriendin.’

‘Ai, iedereen trekt weg. De buurt is helemaal veranderd. Laatst is baas Chennie van de buurtwinkel overleden. Al zijn kinderen wonen in Nederland en willen niet terug. Ze gaan het pand verkopen. Ik ben benieuwd wat daar komt. Maar haast alle mensen van de buurt zijn weg. Sari tori. Vroeger was het fijn en gezellig hier.’

Ik wil hem zeggen dat het me spijt wat er was gebeurd. Hem zeggen dat we domme tieners waren. En dat het mij spijt. Maar ik blijf stil. Willem heeft de tondeuse ingeruild voor een scheermes waarmee hij mijn haar aan de zijkanten netjes bijgewerkt. Ik kijk af toe naar de grond om oogcontact te vermijden.

‘Klaar,’ zegt hij na enkele seconden.

Ik zie er jonger uit.

‘Ziet goed uit,’ zeg ik en geef Willem een honderd SRD.

‘U mag het kleingeld houden.’

‘Dankjewel,’ zegt Willem.

Ik sta langzaam op. Laatste kans. Maar ik begin te lopen naar de uitgang. Net voor ik de deur uit wil lopen hoor ik Willem achter mij zeggen.

‘Ik ben blij dat je goed terecht bent gekomen. Niet alle jongens uit de buurt hebben wat gemaakt van zichzelf.’

Mijn ogen vullen zich met tranen.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,