papieren helden

FB

Oswald

‘Ben jij nou zomaar een verháál over mij aan het schrijven?’ brieste Oswald al in de eerste zin van het verhaal dat ik over hem had willen schrijven.

Ik tilde geschrokken mijn pen op, maar zette hem ook weer neer omdat ik toch wel benieuwd was hoe dit verder zou gaan.

‘Wie denk je wel dat je bent?!’ vervolgde Oswald tierend nu hij de kans er weer toe kreeg. ‘Wat denk je nou wel?!’ Hij schreeuwde niet alleen met zijn mond, waarmee hij kleine witte vlokken in het rond spuwde, maar met heel zijn enorme lichaam.

‘Mijn leven loopt op rolletjes, ik heb een fijne baan, een vrouw met wie ik gelukkig ben, ik heb geen verlangens, geen wroeging!’ brulde Oswald. ‘Twee keer per jaar ga ik op vakantie met mijn vrouw, fijne vakanties zijn dat, héle fijne vakanties, en wanneer ik daarna weer thuis ben ga ik met plezier terug naar mijn werk, irreële angsten heb ik niet, er dreigt geen enkele oorlog, pandemie of andere ramp, noch wandelen er ’s nachts zombies door mijn straat, hoor je me?’

Ik vond het wat vreemd dat een man als Oswald een woord als noch in de mond nam, midden in een emotionele tirade nog wel, maar Oswald leek me niet het type dat gediend zou zijn van opmerkingen over zijn woordkeus, dus ik besloot dit taalgebruik grootmoedig als een van mijn eigen tekortkomingen te zien en liet hem verder razen.

‘Op rolletjes, zo loopt mijn leven, hoor je me, op rolletjes!’ bulderde Oswald.

Ik wilde hem laten weten dat ik hem hoorde, maar wist niet hoe, dus ik schreef maar op wat hij tierde in de hoop dat hij zich op die manier gehoord voelde. Ik was allang blij dat ik hem niet in een bepaalde omgeving had gezet, in een drukke winkelstraat of een vergadering van de houtbewerkersvereniging waar Oswald lid van was. In dat geval was de emotionele uitbarsting van Oswald, door de aanwezigheid van voorbijgangers of medeverenigingsleden, aanmerkelijk gecompliceerder geworden. Al was het alleen maar omdat die figuranten door Oswalds tirade zouden ontdekken dat ook zij in een verhaal gebruikt werden, met alle klachten, vragen, protesten en daaruit voortkomende chaos van dien. Ik prees mezelf dus gelukkig met deze uit een vorm van gemakzucht geboren toevalligheid en bedacht

‘Als ík weer even mag, ja!’ onderbrak Oswald mijn mijmeringen. ‘Wie is er hier nou de hoofdpersoon?! Als je wat te mijmeren hebt dan schrijf je maar een essay, ja? Volg je me nog? Ik leid dus een volkomen conflictloos leven. Volkómen. En ik lees ook wel eens een boek, mevrouw de schrijver, ik zie ook wel eens een toneelstuk of een film. Ik ben ook niet gek.’

Hij begon een shagje te rollen, en hoewel de gezondheid van mijn protagonisten me zeer aan het hart gaat leek het me goed dat hij even kalmeerde door wat te roken. Oswald rookte eerst woest en daarna steeds rustiger zijn sigaret. Toen er nog een klein stompje over was gooide hij de peuk op de grond en trapte het uit met een draaiende beweging van zijn laars.

‘Ik ben ook niet gek,’ mokte Oswald. ‘Elk verhaal begint en eindigt met conflict. Er moet mij iets overkomen waartegen ik vervolgens strijd. Er moet me iets worden ontnomen wat ik niet kwijt wil. Ik moet ergens bang voor zijn. Ja, er moet iets zijn wat ik niet wil – en dat wil ik niet!’

Juist op dan moment kwam zijn vrouw de hoek om gefietst. ‘Dan zijn we er toch?’ zei ze.

Oswald trok zijn borstelige wenkbrauwen op en hikte geamuseerd. ‘huk!’ Zo ongeveer klonk het. ‘Hoewel het wat vreemd is dat je zo onaangekondigd en zonder duidelijke reden opduikt heb je wel gelijk,’ antwoordde Oswald. ‘huk!’ deed hij nog eens en sprong achterop.

Samen reden ze weg, een steeg in, zeer waarschijnlijk om te wachten tot ik voorgoed was verdwenen en ze hun onbezorgde, conflictloze leven buiten de schijnwerpers van het literaire circus konden vervolgen.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,