papieren helden

FB

Ik ben jullie meester

Paramaribo 1950

‘Je land verlaten om verder te komen.’ James was tweeëntwintig en zat met zijn moeder in het kantoor van de paters van de St. Jozefschool. Hij keek naar haar en zij keek instemmend terug. Ze zag er prachtig uit in een feestelijke jurk met hoofddeksel. Zelf droeg hij een hemd met grijze stropdas. Voor deze gebeurtenis had ze voor het eerst een jurk gekocht. Normaal naaide ze alles zelf.

‘James, mi boi, mi zoon, mi echtgenoot.’ Zo had zijn moeder hem al meerdere malen genoemd. De angst die hij vroeger voor haar had, had plaatsgemaakt voor begrip. Hij had het er de afgelopen jaren zonder kleerscheuren vanaf gebracht en was dankbaar dat ze al die tijd zo streng was geweest. Met veel jongens uit de buurt was het minder goed afgelopen.

Hij hield de hand van zijn moeder vast. In haar stevige grip kon hij de trots en waardering voelen. Wat waren ze van ver gekomen. Zij als vrouw die na de dood van haar man zelf de kostwinner werd van het gezin. En hij die zich had opgeworpen als de man in huis, en ’s morgens voor dag en dauw, nog voor school, op zijn blote voeten naar de markt liep om boodschappen te halen, hielp met de opvoeding van zijn jongere broer en zusje, houten speelgoed voor ze timmerde en het tussendoor geweldig deed op school. Hoe hij overdag als onderwijzer hier op de St. Jozef en in de avonduren privélessen had gevolgd om zijn onderwijsakte wiskunde te halen. Zijn moeder had hem geen geld kunnen geven voor studieboeken en hij had gezegd dat niet erg te vinden en ging ondertussen zelf naar de bibliotheek en schreef ze met een pen een voor een over. Het was het allemaal waard geweest.

Als zij haar beroep van fröbelonderwijzeres niet weer had opgepakt en er persoonlijk voor had gezorgd dat alle kinderen thuis werden klaargestoomd voor de lagere school dan hadden ze het nooit gered. Wat had ze zich uitgesloofd, iedere dag opnieuw, om alle kinderen thuis aan de eettafel te leren lezen, schrijven en rekenen. Toen haar kinderen met zes jaar leerplichtig werden, hadden ze er al drie jaar thuisonderwijs opzitten. Zo konden ze meteen starten in de derde klas van de mulo, wat veel geld bespaarde. In die periode hadden ze het niet breed en zaten ze als ‘mindervermogenden’ in de twee-na-laagste inkomensgroep. Elke drie gulden maandelijks schoolgeld die niet betaald hoefde te worden, kon mooi in de spaarpot. Zo had ze het altijd gedaan. Tussen alle bergen naaiwerk door. En als er dan nog tijd over was, vertelde ze een Anansitori, volksverhalen over de spin Anansi die ondanks zijn eenvoudige komaf iedereen te slim af was. Het had geholpen. Haar kinderen hadden aanleg om te leren. Alle zes. Zeven, toen Max nog leefde.

James hoorde hoe de pater verder vertelde. Ondertussen kneep zijn moeder zijn hand fijn. Het was inderdaad een geweldige kans. ‘Je land verlaten om verder te komen.’ En toch klonk het gek, verder komen. Alles was toch al hier? Suriname had alles onder de zon en ook al moest er soms flink gehosseld worden, het eten groeide letterlijk aan de boom. Wie in Suriname goed kon schudden, hoefde geen honger te lijden.

Angst om de oversteek te maken had hij niet. Het enige waar hij echt angstig voor was geweest zat naast hem. Koste wat het kost wilde Helena ervoor zorgen dat haar oudste zoon goed terecht zou komen. Lang had ze gedacht dat James net als Max niet oud zou worden. Toen bleek dat de gezondheidsperikelen van haar oudste zoon hem bespaard zouden blijven had ze zijn twaalfde verjaardag uitbundig gevierd. Ze had een paar leren schoenen voor hem laten maken bij Baas Isaac. Hij had nog nooit zo comfortabel naar de markt gelopen.

Nee, hij moest zijn talent achterna en toen hij direct na zijn lagere school zijn hulponderwijzersakte haalde, werd al snel duidelijk waar dat lag: in wiskunde.

Het was een direct overblijfsel van zijn ochtendlijke excursies naar de markt waar hij supersnel leerde hoofdrekenen. Met de opbrengst van de eieren moest hij zo vlot en zo goed mogelijk weer andere inkopen doen en dan kon de boekhouding rekenkundig maar beter kloppen, anders zwaaide er wat. Al het katholiek onderwijs was in die tijd in handen van paters. Het was ook de reden dat ze hier zaten. Toen een van hen tijdens de eindexamens ziek werd en plotseling naar Nederland moest vertrekken om geopereerd te worden, nam James zijn klas over. En dat was niet onopgemerkt gebleven. Hij stoomde dertig kandidaten klaar voor het eindexamen en zorgde ervoor dat ze allemaal de eindstreep haalden. Hij was zestien jaar oud.

Nee, het was wel duidelijk: zo iemand moest voor de klas en de kans krijgen om verder te leren. Daarom zat hij vandaag hier naast zijn moeder te luisteren naar hoe zijn leven verder voor hem werd uitgestippeld.

Moest hij wel verder voor de klas? Was dat zijn twijfel? Beetje laat, dacht-ie. Hij gaf nu al zo’n zes jaar les, maar diep in zijn hart wilde hij het liefste boer worden. Heerlijk buiten in de weer met wat moeder natuur je te bieden had. Het was niet weggelegd voor een simpele jongen uit Frimangron. Kapitaal voor een eigen stuk grond of dure gereedschappen had hij niet. Laat staan geld voor koeien of een kudde schapen. Een kudde kinderen in de klas, dat was in het Suriname van de jaren vijftig het hoogst haalbare.

De paters legden uit dat ze ondanks hun inzet geen concrete aanstelling vanuit Suriname konden arrangeren. In plaats daarvan zouden ze James een aanbevelingsbrief van de Katholieke Onderwijsvereniging meegeven. Daarmee zou het hem zeker lukken om een baan in Nederland te krijgen. Bovendien was er na de oorlog een lerarentekort. ’s Avonds kon hij dan doorgaan met zijn studie K1 wiskunde voor het lesgeven aan de middelbare school en daarna weer terugkomen naar Suriname. Helena knikte instemmend en keek naar haar zoon: dat is wat ze bedoelde met verder komen.

De lesmethodes waren in beide landen gelijk. In een Nederlandse kolonie leerde je uit Nederlandse schoolboeken en was de voertaal Nederlands. Eigen lesmethodes waren er niet, zodat ze meer van hun moederland wisten dan ze over hun eigen land konden vertellen. James kon de lijstjes nog opdreunen: de Rijn komt bij Lobith ons land binnen en de Batavieren zijn onze voorvaders. Nooit leerden de Surinamers over zichzelf. Geen kind dat zich er toen bewust van was. In plaats daarvan vonden ze hun schoolboeken wel hilarisch. Ze leerden over schaatsen en over sneeuw, ook al hadden ze nog nooit een nacht vorst meegemaakt. Een van de teksten uit het taalboek Vlug naar het doel vond James altijd leuk om hardop na te zeggen: ‘Hoe laat is het, moe? Het is al één uur, Jan! Je moet naar school. Doe je das om. Het is guur weer. Loop goed door, Jan! En kom niet te laat. Ik zal het doen, moe! Dag moe! Dag Jan!’

James wist wat hem te doen stond. Er waren meer kinderen van het land die dezelfde route hadden gevolgd. Zijn eigen zus en jongste broer waren hem al voorgegaan. Wie verder wilde in het leven, moest nou eenmaal naar Holland. Over twee weken zou de boot vertrekken, het verblijf was al geregeld. Zijn moeder kneep nog harder in zijn hand. James wist dat ze sterk was, maar dat ze ook zoveel kracht in haar linkerhand had was nieuw voor hem. Hij kende tot nu toe alleen haar directe rechtse.

Twee dagen voor vertrek liep James nog een keer naar de markt. Inmiddels had hij een fiets, maar hij wilde nog eens voelen hoe het was om de weg lopend af te leggen. Hij liep expres rond het middaguur, wanneer de zon het hoogst aan de hemel staat. Uitgeput kwam hij thuis.

‘Jongen, waarom zweet je zo?’ had Helena gevraagd. Hij vertelde zijn moeder dat hij naar de markt was gaan wandelen. Ze vond het maar gek.

‘Je hebt toch een fiets?’ zei ze. ‘En je drupt helemaal. Ga baden!’

Maar James wist waarom hij het had gedaan. In de brieven van Jettie die ze uit Nederland ontvingen was de kou een terugkerend onderwerp. ‘Zo koud. Daar kun je je geen voorstelling van maken. Het is als het ijs van de Chinese winkel om de hoek, maar dan over je hele huid.’ Hij wilde dat zijn lichaam wat extra warmte op zou slaan voor wanneer hij straks naar Nederland ging.

5 september 1950, de dag van vertrek. Ze gingen met zijn allen naar de KNSM-steiger; Helena samen met haar drie in Suriname achtergebleven dochters: Nadia, Inge en Alice. James had een bruinleren koffer die zo vol zat met kleren dat hij hem bijna niet van de grond kreeg. Helena had de laatste weken voor vertrek voor de gelegenheid haar werkzaamheden als naaister weer opgepakt. De rest kocht ze in de stad bij de firma Kersten.

‘Vergeet je niet de grond te groeten, wanneer je aankomt? Bar A Doti Wan Odo hoor mi boi! ’ Ze hield zijn beide handen vast. Het voelde anders, alsof de kracht die hij op het kantoor op de St. Jozef had gevoeld minder was geworden. ‘Het wordt stil zonder man in huis.’ Ze moesten beiden lachen.

‘Kom!’ zei James. ‘Op naar Holland! Het moederland.’ Een moeder die, net als die van hem, kinderen zou opleiden. Een moeder die haar kinderen zou opkweken, zou grootbrengen en zou voorbereiden. Om ze uiteindelijk, met alles wat ze bij haar geleerd hadden, weer terug te sturen naar Suriname. Wat je van je moeder geleerd had, bracht je thuis, naar je vader. ‘En zo strijken alle mannen met de eer,’ had zijn moeder hem gezegd.

Ze brachten hem tot bij de loopplank. Zijn koffer was al aan boord. Hij kreeg brasa’s van zijn drie achterblijvende zussen en de laatste extra grote brasa was voor zijn moeder. Iedereen huilde. Behalve Helena. Het leek alsof hoe sneller het afscheid naderde, hoe rustiger ze werd. Ze liet haar zoon los en keek hem aan. ‘Kon hesi baka,’ zei ze. Kom snel terug. James liep de loopplank over. ‘Hecuba’ stond op de boot, naar de koningin van Troje die in de oorlog haar man en kinderen verloor en werd afgevoerd in slavernij. James kende de verhalen uit de Griekse mythologie. Vlak voordat hij aan boord ging, draaide hij zich om. Helena zwaaide en riep hem na: ‘Loop goed door, Jan! En kom niet te laat.’ James antwoordde: ‘Ik zal het doen, moe! Dag moe!’ ‘Dag Jan!’ En hij zwaaide terug.


Dit is het derde hoofdstuk uit de roman Ik ben jullie meester van Jeffrey Spalburg die op 23 juni 2023 verscheen bij Das Mag.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,