papieren helden

FB

In de wasstraat

Terwijl ik gelijkmatig probeer te ademen zie ik in de spiegel hoe ze kalm achter me langsloopt. Op haar schouderblad, net boven de knokige hoek, prijkt een kleine kangoeroe. De contouren van donkergrijze inkt lijken op die van haarzelf. Rank, met een vooruitstekende buik. Ze oogt trots, stoer en afstandelijk maar heeft tegelijk iets moederlijk zorgzaams. Wanneer ik de studio binnenkom kijkt ze altijd even over het randje van haar leesbril, groet me afgemeten maar vriendelijk en wandelt dan haar vingers door de bak met leskaarten. Sinds kort hoef ik haar mijn naam niet meer te geven.

Tuladandasana’ dreunt ze de volgende houding op.

Terwijl ik in lijn met haar staccato instructies mijn best doe om een hoofdletter T uit te beelden, gluur ik met bonkend hart onder mijn oksel door en zie hoe ze knielt bij mijn buurvrouw, die voor het eerst meedoet en inmiddels is gaan liggen. Ze begon de les huilend, stopte daar na de eerste ademhalingsoefening mee maar houdt het sinds enkele houdingen toch niet meer droog, niet opzichtig of met lange uithalen maar wel met een overgave waar ik niet omheen kan. In gedachten moedig ik haar aan, niet om op te staan maar om niet weg te gaan, om terug te blijven komen en het niet bij deze proefles te laten. De kracht zit in de herhaling. Altijd negentig minuten in dezelfde warmte, altijd twee keer in dezelfde houdingen. En toch tref ik steeds een ander wezen tegenover me, in de spiegel.

Ik was meteen verkocht, de eerste keer. En ik huilde ook, weliswaar niet met de overgave van mijn buurvrouw maar wel overtuigd. Het was een keerpunt, besloot ik, zoals ik wel vaker doe. Wanneer je ze nodig hebt, zijn keerpunten overal te vinden en valt aan de kleinste dingen grote betekenis te ontlenen. Ze krijgen rituele functies. Zo is het uitrollen van mijn matje de openingsceremonie van mijn wedergeboorte en gooi ik na iedere les met mijn natte handdoek, legging en topje ook het overtollige deel van mezelf in de wasmachine. Betalingen aan de balie beschouw ik als offers, net als mijn principes van hygiënische aard. Steeds weer schrijd ik plechtig op blote voeten naar mijn plek, waar mijn neus tijdens sommige asanas slechts millimeters verwijderd is van de bruingrijze vloerbedekking waar al jaren dagelijks liters zweet in wegsijpelt, zweet van vele luid ademende, soms hijgende en zeker niet altijd fris ogende wildvreemden waar ik me keer op keer zonder blikken of blozen tussen voeg.

Dandayamana bipakta pada passchimotanasa.’

Moeder kangoeroe kondigt de volgende houding aan, een die de hartslag wat zal doen zakken. Langzaam vouw ik voorover, maak kommetjes van mijn handen en schuif deze onder mijn hielen. Terwijl ik trek, strekt mijn voorhoofd richting de mat en hoor ik het bevredigende geluid van druppels op mijn handdoek, of op die van mijn buurvrouw. Tussen haar en mijn matje zit nog geen twintig centimeter zodat mijn zweet ook het hare wordt en haar tranen ook de mijne zijn.

Trikonasana.

Stap voor stap maak ik een driehoek van mezelf. De lijn tussen mijn kruin en stuitje moet langer, zegt moeder kangoeroe. Ze ziet alles, de emoties op het matje naast me, een kleine teen iets verderop en vingertoppen ergens helemaal vooraan. Ongehaast schrijdt ze door de zaal en maakt hoofdzaken van details. Terwijl verzuring optreedt in mijn rechter- en dan ook linkerdij krul ik mijn mondhoeken lichtjes omhoog. Als een poeder roze ballerina die het bloedbad in haar spitzen weglacht, het publiek behaagt met een spel van vlekkeloze sereniteit, zo fop ik mijn om verlichting smekende brein met een gezicht dat lijkt te genieten.

De les is een dans. We dansen ons schoon, in een warme, stille disco. Hier is ieder matje een persoonlijke dansvloer waarop een universele choreografie unieke vormen krijgt, waar instructies en ademhaling een samenspel van akkoorden vormen. Vaak kies ik in mijn hoofd de muziek. Vandaag twijfel ik, tussen Scooter en R.E.M.

Kapalbathi Pranayama.’

Het einde is in zicht. We gaan rechtop zitten, ook mijn buurvrouw. Zij aan zij, met ontspannen schouders, gestrekte armen en de vingertoppen zachtjes op onze knieën zitten we klaar. We gaan puffen, blazen, zuchten of wat dan ook, iets waarmee we naar buiten stuwen wat op de bodem is achtergebleven, dat wat nog niet is weggespoeld

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,