Het was een vrijdagochtend toen Boldewijn met gebogen hoofd op het industrieterrein naar kantoor liep. De zon scheen en het was windstil, maar het had de nacht ervoor gevroren en de kou zat nog steeds in zijn botten. Hij had weer eens slecht geslapen.
Boldewijn pauzeerde even, keek op zijn telefoon, die twee voor acht toonde. Ik zou eigenlijk moeten rennen, dacht hij.
Het gebouw van de spoorwegen stond aan het eind van de kaarsrechte asfaltweg, als een luchtkasteel waarvan hij zich bij iedere stap afvroeg of hij er wel dichterbij kwam. Hij merkte dat hij begon te rillen.
Het was al tien over acht toen Boldewijn eindelijk zijn medewerkerspasje voor de sensor van de elektronische schuifdeur hield en het gebouw binnenliep. Toen gebruikte hij zijn pasje bij de lift om naar zijn afdeling op de vijfde etage te komen, een verdieping die vol stond met kubusvormige werkruimten, met elk een ruim bureau en aan beide zijden een deurloos deurgat. Alle werkplekken behalve de zijne waren al bezet door collega’s die geconcentreerd in hun schermen bleven turen wanneer Boldewijn ze bij het passeren zwijgend toeknikte.
Alle kubussen waren grijs, behalve de drie op de achterste rij, die beschilderd waren met schreeuwende kleuren. Groen, geel, rood. Boldewijn stak de ruimte over en nam plaats in de middelste, gele, kubus. Bij de opening hing een bordje met zijn naam en zijn functie: Chief Sarcasm Officer. Boldewijn klapte zijn laptop open. Voordat hij alle computerprogramma's opende die hij voor zijn veeleisende baan nodig had, knikte hij zoals altijd even naar zijn collega in de groen beschilderde kubus rechts van hem, waardoor Boldewijns oog nog niet direct viel op het bericht dat zijn hele werkdag naar de gallemiezen zou helpen.
Zijn collega knikte terug terwijl hij onverstoord bleef doortikken achter zijn hoge bureau. Boldewijn had altijd een prettige indruk van de medewerker gehad – hij was duidelijk ouder, met een haargrens die wekelijks iets verder terug leek te dringen, maar hij kwam energiek over doordat hij altijd in een perfecte houding rechtop stond, ’s ochtends consequent op tijd kwam en ondanks de lange dagen nooit vloekte of luidruchtig tikte.
Ondanks deze positieve indruk had Boldewijn zijn collega nog nooit gesproken, want dat was tegen de regels. Hij wist zijn naam niet eens. Wanneer Boldewijn met zijn moeder praatte over zijn werk, noemde hij deze collega simpelweg GROEN.
Hij deed geen moeite om de collega op de werkplek links van hem te begroeten. In die kubus, helrood, werkte een vrouw met opgestoken haar en een moderne bril waarvan het montuur zo dun was dat het onzichtbaar leek. ROOD noemde Boldewijn haar; het leek hem wel toepasselijk. Ooit had hij ROOD eens aangesproken, toen hij op een ochtend zag dat ze haar hoofd in haar handpalmen had gelegd en haar schouders heen-en-weer schokten. Hij bracht haar een kop koffie en wilde haar troosten, maar nog voor hij zijn arm naar haar had uitgestrekt keek ze woedend op en begon ze tegen hem te schreeuwen. Dat hij absoluut niet mocht zien waar ze mee bezig was, dat hij moest optieften. Toen hij zich omdraaide en naar buiten liep gaf ze hem een trap in zijn kuit met de punt van haar naaldhak.
Het was ROOD die kort daarop aan de manager had voorgesteld om een nieuwe regel in te stellen die, naast de al bestaande regel die waarborgde dat medewerkers elkaars werkplek niet zouden betreden, er tevens voor zou zorgen dat medewerkers elkaar helemaal niet meer mochten aanspreken. De prettige collega GROEN werkte in die tijd nog niet voor de spoorwegen. Anders had Boldewijn misschien wel een protestbrief in de ideeënbus gestopt.
De kou in zijn botten was nog steeds niet weggetrokken. Boldewijn startte wat programma's op zijn laptop.
Zijn werk bestond uit het handmatig sorteren van de berichten die treinreizigers op sociale media plaatsten. ROOD behandelde de klachten; GROEN reageerde op complimenten. Vóór Boldewijns functie werden deze negatieve en positieve berichten door een computerserver gescheiden en automatisch naar de juiste persoon doorgestuurd, dat scheelde 1 FTE en werkte veel sneller dan Boldewijn ooit zou kunnen evenaren. Maar helaas kende dit ogenschijnlijk ideale algoritme één probleem.
Het kon geen sarcasme herkennen.
Een bericht als 'Twintig minuten op een trein staan wachten die helemaal niet kwam, lekker bezig!' werd door het oude systeem onherroepelijk naar GROEN gestuurd, waar het wel eens kon gebeuren dat de medewerker uit gewoonte een positief bericht terugstuurde als 'No problemo, pico bello, graag gedaan!', wat vervolgens door de klant weer als ironisch werd opgevat, waardoor deze per post een officiële klacht indiende en daarmee de afdeling Officiële Klachten En Andere TweedeLijnsEscalaties (OKEATLE, een afdeling waarvan je alle wanden net zo goed rood kon schilderen) overbelast werd.
Boldewijn was aangenomen als Chief Sarcasm Officer om dit soort incidenten te voorkomen. Hoofd Sarcasme noemde hij het zelf ook wel, wanneer zijn moeder hem vroeg wat hij ook alweer precies deed bij de spoorwegen.
Boldewijn bekeek ieder bericht hoogstpersoonlijk, en stuurde het vervolgens door naar de juiste persoon. In het begin vond hij dit gemakkelijk werk. 'Godverdomme het stinkt hier' sleepte hij naar ROOD, 'Eindelijk rustig een boek lezen in de stiltecoupé' naar GROEN.
Maar net als het automatische sorteringssysteem maakte ook Boldewijn wel eens fouten. Soms ontving de groene afdeling hierdoor per ongeluk een sarcastisch bericht, wat op zich niet erg was. Maar op een dag stuurde Boldewijn een positief bedoeld bericht door naar de vrouw met het opgestoken haar en de onzichtbare bril. Een paar seconden later stormde ze naar buiten en bleef ze voor Boldewijns deurloze deuropening staan. Het spreekverbod weerhield haar ervan hem uit te schelden, dus begon ze maar machteloos aan zijn kubus te trekken en te schudden, waardoor deze bijna omviel. Toen de wanden niet voldoende meegaven liep ze met grote passen naar de toiletruimte. Het hele kantoor kon horen hoe ze daar tekeerging. Ze sloeg met toiletdeuren, trapte tegen prullenbakken en op een gegeven moment klonk het alsof er water door de ruimte spoot, wat sommige collega’s deed denken dat ze een of meerdere kranen aan gort had geschopt. Dat bleek gelukkig een overdreven voorstelling van zaken.
Sinds dit incident lette Boldewijn extra goed op ieder bericht en was zijn baan beduidend stressvoller geworden, zelfs al reageerde hij persoonlijk niet eens inhoudelijk op de berichten. Als een boodschap ingewikkeld was verwoord, met dubbele ontkenningen of beweringen die elkaar tegenspraken, dan kon hij wel tien minuten naar zijn scherm blijven staren en ging hij er in sommige gevallen zelfs toe over om iedere dubbele betekenis in het woordenboek op te zoeken. Omslachtig, maar het was in ieder geval niet meer voorgekomen dat ROOD aan de wanden van zijn werkplek kwam trekken.
Het eerste bericht dat hij deze ochtend bekeek bracht hem echter direct van zijn à propos. Eerst leken de drie woorden hem geen reactie waard en sleepte hij de boodschap naar het negeerhoekje van zijn computerprogramma. Hij wreef in zijn ogen en geeuwde. Toen kwam een nieuw bericht binnen, van dezelfde afzender, met dezelfde tekst:
IK WIL ERUIT
Negeer.
Maar toen het bericht voor een derde keer op zijn scherm verscheen, raakte Boldewijn er ineens van overtuigd dat een van zijn collega's iets van zich moest laten horen. Maar welke reactie was gepast? Was dit een klacht, werd iemand tegen zijn zin in een treincoupé vastgehouden? Of was het meer een hulpvraag om informatie over de dichtstbijzijnde uitgang? Zat de afzender überhaupt in de trein?
Boldewijn merkte dat hij begon te zweten. Hij vroeg zich af waarom; hij had zich nog nooit zo druk gemaakt over een boodschap als deze. Misschien kwam het omdat hij niet goed sliep. Zijn moeder had bij het ontbijt gezegd dat hij er slecht uitzag. Dat hij meer naar buiten moest, dat hij meer sukadelappen moest eten.
Hij staarde nog eens naar het bericht, greep naar het woordenboek op zijn bureau en stootte de halve kop koffie om die hij de vorige werkdag had laten staan. Geen tijd om op te ruimen. Achter het bericht was al een stapel ontstaan van andere berichten die een reactie afwachtten.
Boldewijn begon zwaarder te ademen.
‘Ik,’ zei hij hardop, ‘ik weet het gewoon niet.’
Vlakbij Boldewijn klonk een kortaffe ‘sst.’ Hij herpakte zich en greep nog eens naar het woordenboek.
er·uit (bijwoord)
1 uit iets dat al vermeld is: eruit komen
Uit iets dat al vermeld is. Maar dat was nu juist het probleem! Er werd helemaal niet vermeld waar de afzender uit wilde! Boldewijn overwoog even om het bericht voor de derde keer naar het negeerhoekje te slepen, maar hij vond dat plan direct te kinderachtig om door te zetten. Zijn moeder zei al jaren dat hij eens volwassen moest worden.
Boldewijn schrok op van gestommel uit de ruimte links van hem. De vrouw met de moderne bril ging in de deuropening staan, haar armen strak over elkaar. Ze moest door zijn getreuzel al minutenlang geen berichten meer binnen hebben gekregen. Boldewijn keek op de klok van zijn laptop en schrok toen hij besefte dat hij al twintig minuten als verlamd had staan twijfelen.
Rechts van hem was zijn prettige collega GROEN ook opgestaan. Ook deze leunde in de deuropening, met een been over de andere geslagen. Even vriendelijk als altijd.
‘Ik weet het niet,’ probeerde Boldewijn nog eens, ‘het spijt me zo.’
‘Sst,’ klonk het nu vanuit meerdere plekken op de afdeling.
De toiletruimte. Hij moest gewoon even naar de toiletruimte, op het toilet had hij altijd de beste ideeën. Hij liep naar de deuropening waar de man uit de groene kubus stond te wachten. De man bleef hem vriendelijk aankijken, maar maakte geen aanstalten om aan de kant te gaan.
‘Mag ik eruit?’ mompelde Boldewijn.
Toen er geen reactie kwam, werd hij kwaad. ‘Laat me eruit!’ schreeuwde hij nu. ‘Ik wil eruit!’
‘Sssssst.’
Boldewijn draaide zich om en sprong op zijn bureau. Door zich lang te maken kon hij net met zijn vingertoppen bij de bovenkant van de wand. Hij trok zichzelf omhoog en sloeg een been over de rand. De kubus begon te wankelen, maar Boldewijn sprong net op tijd naar beneden voor het hele ding overhelde en op de grond kletterde. Hij keek het kantoor in en zag dat hij werd omsingeld door collega's. Ze keken hem geërgerd aan.
Boldewijn begon te rennen. De paar collega's die in de weg stonden duwde hij aan de kant. Hij voelde in zijn broekzakken naar zijn medewerkerspasje, vond hem niet, voelde nog een keer en viste hem uiteindelijk onhandig uit zijn achterzak en drukte hem tegen de sensor. Hij wachtte niet op de lift maar rende de vijf trappen af naar beneden. Op de laatste trap struikelde hij, onderaan stond de receptioniste hem op te wachten met een geschrokken gezicht.
Boldewijn stond op en beende langs haar heen, naar buiten. Hij besefte dat hij zijn jas op kantoor had laten liggen maar hij bleef rennen, de hele asfaltweg af.
Hij voelde de kou nauwelijks meer.
Aan het eind van de weg stond een bus op het punt om te vertrekken. De hydraulische veren sisten al. Boldewijn zwaaide met zijn armen en hoopte dat de buschauffeur op hem zou wachten. De deuren bleven open, het lukte Boldewijn om naar binnen te springen net voordat ze sloten. Hij ademde als een beest.
Hij hield zijn medewerkerspasje voor de chiplezer en nam plaats tegenover een oudere man met een blauwe bodywarmer. De man keek hem wat bezorgd aan.
‘Gaat het jongen?’
Het kostte Boldewijn even om zijn adem onder controle te krijgen. Hij probeerde naar de man te glimlachen, hem gerust te stellen. Bodywarmer bleef bezorgd kijken.
‘Jongen? Gaat het?’
Boldewijn wilde zeggen dat het wel ging. Hij had gewoon weer eens slecht geslapen. Zijn moeder had hem al gezegd dat hij meer sukadelappen moest eten. Maar zijn adem stokte en het enige wat Boldewijn uit kon brengen was: 'Ik wil eruit.'
‘Pardon?’
‘Ik wil eruit!’
De bus stopte bij de volgende halte, de deuren gingen open. Boldewijn sprong op en stapte uit.
Hij wist niet waar hij was, maar dat kon hem niet zoveel schelen. Hij was buiten. Zijn ademhaling kwam tot rust. Hij had het niet meer koud. Er was een park en een vijver met eenden en treurwilgen. Het was een vrijdagochtend. De zon scheen en het was windstil.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.