Glas
Het glas is niet halfvol. Ook niet half leeg. Het glas is helemaal leeg en bovendien is het kapot. En het is niet zomaar in twee stukken gebroken, zodat je in het onderste stuk zelfs nog een beetje water of sinaasappelsap zou kunnen schenken, maar het is in honderdduizend minuscule stukjes uit elkaar gespat. En die honderdduizend minuscule stukjes bevinden zich niet veilig in de stofzuiger waar ze niemand meer kwaad kunnen doen, en evenmin liggen ze op de keukenvloer, zodat je er met een stevig paar schoenen aan best veilig overheen zou kunnen lopen, maar ze liggen verspreid door het hele huis, over alle objecten en oppervlakken waar je in het dagelijks leven met je blote huid mee in contact zou kunnen komen. En ze liggen daar niet los overheen als korrels zand die je met een veger weg zou kunnen vegen, nee, ze zijn er als met een onzichtbare secondenlijm aan vastgekleefd, zodat we ze onmogelijk kunnen verwijderen of vermijden, ook omdat we ze niet met het blote oog waar kunnen nemen, zodat het ons nooit zal lukken om er precies tussendoor te bewegen. Maar wat dan wel weer het mooie is, is dat het zulke kleine scherfjes zijn dat ze eigenlijk ook niet prikken of steken, terwijl ze overal wel een zachte glans aan geven, maar om die te zien moet je wel heel goed kunnen kijken.
Spel
Het gelukkige kampeerdertje speelt een gevaarlijk spel met de wind. Elke keer als die tot stormkracht aanzwelt plaatst ze haar kleine roze tent een stukje dichter naar de krakende wilg aan de rand van het kampeerterrein. Dan gaat ze naar de campingbaas om te vragen of hij verzekerd is voor dodelijke calamiteiten. De campingbaas zegt van wel, maar haast zich ook het gelukkige kampeerdertje te waarschuwen. Als zij immers zelf in deze aanzwellende wind met haar kleine roze tent onder de krakende boom gaat staan, zal hij de aansprakelijkheid voor een eventuele calamiteit onder deze boom niet kunnen aanvaarden. En om zijn waarschuwing kracht bij te zetten gaat hij onmiddellijk naar zijn kantoortje om een A4tje te printen met daarop de tekst: kamperen onder deze boom bij aanzwellende wind op eigen risico. Hij schuift het A4tje in een insteekhoesje voor multomappen en spijkert het vervolgens tegen de krakende boom, terwijl het gelukkige kampeerdertje hem vanaf haar lage stoeltje bij het roze tentje over de rand van haar dikke vakantieboek in de gaten houdt. ‘Dat zullen we wel zien,’ denkt ze en ze begint te dagdromen over de rechtszaak om de dodelijke calamiteit met de krakende boom, waarbij de rechter met enig misprijzen aan de campingbaas vraagt of hij werkelijk dacht dat hij met zo’n knullig briefje zijn verantwoordelijkheid voor calamiteiten zou kunnen ontlopen. En als de campingbaas weer weg is en de wind verder aanzwelt verplaatst het gelukkige kampeerdertje haar tentje weer een stukje dichter naar de krakende boom en denkt, als hij nu omvalt kan hij mijn tentje echt vermorzelen, met mij erin. En ’s nachts hoort ze de wind om haar tentje gieren en hoog boven haar hoofd kraakt de krakende boom en het kampeerdertje denkt: dat zullen we nog weleens zien. En heel gelukkig en tevreden valt ze in een diepe slaap.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.