papieren helden

FB

Altaar ergot

Alinder komt bladerend in een boek de bar binnenlopen met een blik alsof het boek haar is opgedrongen door iemand die complimenten voor het proza hoopt te krijgen, maar ze is gefrustreerd en ziet geen manier om zowel aardig als eerlijk te zijn. Met haar lange, felgeel gelakte nagels tikt ze op een pagina om de irritante woorden van het papier te rammelen. Ze lijkt een reiger die in een vervuilde straat staat te wachten op een verontreinigde kikker.

Als ze binnenkomt ben ik net klaar met wegwachten: geduldig heb ik een span luidmuilen weggewacht, vroegavondse borrelmensen die mijn zachte roes komen verstoren met hun verhalen over banen en heggen en kookwekkers, ik luister niet naar hun woorden, alleen naar de metalen balletjes van hun gekakel die door mijn houten papnap rollen, rrrrrrrrrtinktinktink.

Mijn bier verkruimelt, mijn gedachten verfrommelen, het manuscript verdampt, gedachten stilgedraaid. Vertrek dan, lul, als je zo afgeleid wordt—Nee, ik ben geduldig, ik doe alsof ik mijn aantekeningen nalees en wacht ze weg, en na de tweede bitterbalronde en het derde stiekeme glas rosé vertrekken ze weer, de vooravondslurpers, de optijdthuiszijnders, licht zwalkend lopen ze naar hun elektrische fietsen en hun elektrische auto’s, je hoeft je leven niet te veranderen als je alles elektrisch kan doen, de accu-akker blijft wel geven en zonnepanelen zijn gesubsidieerd, en de kroeg is weer leeg. Ik bestel snel een heilsbier en ook de barman lijkt opgelucht, de dartspelers gooien weer vrijer en ik lees nog een paar minuten tot Alinder binnenkomt en bij me komt zitten.

Hé, wat doe jij hier?

Tandwielen in tandwielen, radertjes in radertjes…

Wat? Wat betekent dat?

Geen idee.

Er ontstaat direct een elektrische spanning in de kroeg, een wens om te drinken en te doen, verveling de nek om te draaien en lust te laten gieren. De spanning vloeit langs de tafelpoten en over onze voeten, sijpelt onder de deur door en besmet de stad: alsof iedereen op het startschot wachtte beginnen ineens appjes binnen te stromen, en dan al snel de voeten. Binnen een uur zit onze tafel vol wiegende lijven, zijn de andere tafels bezet door vreemden die snel vrienden zullen worden, heeft Alinder haar boek in de spoelbak verdronken en ik mijn papieren op het binnenplaatsje verbrand. Georg met zijn glimlach waar je continenten mee kunt veroveren, Ada in die korte bontjas waarin ze lijkt op een rockster die nog beroemd moet worden, Tyro om wier hoofd beats en basslines cirkelen, Hugo met een nieuw, peperduur kapsel dat eruit ziet alsof het per uur factureert, heeft iemand Lenny al gebeld?, weet iemand waar Abel uithangt?, kan iedereen vanavond komen, iedereen die we ooit ontmoet hebben en iedereen die we ooit verloren zijn?

Waar ben je bang voor, heb je fobieën?

Waarom zoek je mijn zwakke plekken? Ga je proberen me te vernietigen?

Ben gewoon benieuwd.

Nou, ik heb een hekel aan de geur van schoenenwin—

Twee slechte ouders is beter. Het was beter geweest als ze gewoon allebei helemaal knettergek—

En in de Tweede Wereldoorlog begon Japan zich voor te doen als de redder van Azië.

Overdag gaat iedereen normaal met elkaar om, maar ‘s nachts is het een heel ander verhaal.

Soms wil je gewoon nieuwe mensen ontmoeten zonder te neuken. Hoe vaak—

Suburbs go nowhere.

Ich bin schon viel zu spät.

Y tu mamá también.

Het menselijk bewustzijn, het hele bestaan hier op deze planeet, is als een machine waarvan niemand zich de oorspronkelijke functie kan herinneren. En we zijn de handleiding ook nog eens kwijt.

Wat? Wat zei je?

Shit, sorry, ik praat soms heel binnensmonds.

Alinder kan de toekomst voorspellen, ja, als een van de weinigen die ik ken, zit zij niet vast op de tramsporen van de chronologie die ons de illusie van verloop en verstrijken geven, nee: zij ziet het verleden, het heden en de toekomst even duidelijk als jij in een oogopslag de lengte, breedte en hoogte van een kamer in je op kunt nemen—eigenlijk voorspelt ze dus niet, Alinder herinnert zich de toekomst. Dan zegt ze, Morgen zijn we allemaal verschrikkelijk brak, en jawel!: de volgende ochtend krabben we onze droge ogen uit onze grindhoofden, of ze zegt, Het zal daar wel druk zijn, en kijk!: als we de deur openduwen is er geen enkele tafel vrij, of zoals deze avond in een kroeg vol barhangers en nachthaviken: ze kijkt me recht in de ogen en zegt, Vanavond gaan we naar de Vault, en uren later staan we inderdaad in flitsend neon op de bovenste verdieping van de danstempel en we—

—een massa armen als haren op een reuzenhoofd, hele kuddes zeeanemonen, even uithijgen op de lage banken waar Hugo ligt te slapen in de technolawine, Hoe is het mogelijk?, ik let op hem let jij op hem wie let op hem? we letten op hem, Laat maar even slapen zegt Georg en verderop kneedt een stroboscoop alle grenzen tussen Joaquim en Tyro en Alana weg en de barvrouw in leren broek en zwartleren bikini kauwt op haar onderlip, denkt nog eens goed na en dwingt dan druipend tien shotglaasjes vol tequila en Samson omhelst me van achteren, zoen op mijn wang en hand in m’n haren reikt hij me een halve pil aan en ik ontvang ogen gesloten de Perverse Eucharistie tijdens de Zwarte Mis in de Ontheiligde Tempel, een nieuwe dj beklimt de Sinaï en de knetterlampen en walvisbass vegen met brede gebaren alle eerdere muziek uit de zaal en bouwen aan iets nieuws, bij de bar leunt een gespierde jongeman tegen de muur, ogen gesloten, zijn kleine glimlach geneest honderd filosofen van hun cynisme en ik heb een gedachte die voor ik ‘m kan vastpinnen van het plafond valt en zich tussen de dansers uit de voeten maakt en dan zegt—

Wij kinderen van de schepping hebben zelf de schepping verwekt.
Plaats twee ervaringen bij elkaar en ze beginnen te vlammen,
verweef twee op het eerste gezicht willekeurige herinneringen
en er zal je iets nieuws duidelijk worden.
—Marita Mallo Jaguida,
De schoonheid van ruïnes (1930)

Honderd jaar geleden bezoek ik Mara in Hackney, London E5, we wandelen met een paar bier in onze holle magen naar een hip dimsumrestaurant waar je niet kunt reserveren. Als we aankomen zijn er geen tafels vrij maar het is niet lang wachten, Twenty minutes, thirty at most, en het is heet en we hebben dorst en terwijl we wachten bestelt Mara martini’s voor ons, nog nooit gehad, vreemd drankje maar vreemder, ja, inderdaad nog veel vreemder dan dat ik de smaak niet ken is het feit dat ik nog nooit heb overwogen iets te bestellen tijdens het wachten, een protestantse hyperneiging tot wegcijferende beleefdheid, misschien, maar we gaan er zo eten, waarom zou je niet alvast iets bestellen?, en we nippen vrolijk aan ons trechterglas en nog eentje—En dat is het moment dat ik de tijd onder de knie krijg, ja, dat ik heer & meester van het verstrijken word want ineens is wachten het voorgerecht geworden, ik wil zelfs niet te snel aan de beurt zijn, laat mij hier maar gepauzeerd hangen in een zwembad vol avondlicht, ik heb nog lang geen honger, we zitten op krukjes en roken kettingsigaretten en klagen over gentrificatie terwijl we cocktails drinken en op dimsum wachten.

Na het eten wandelen we naar Mara’s flatshare op Chatsworth Road, of nee, beter eerst naar de pub dus we keren op onze schreden terug en terwijl we zoeken naar een goede bar probeert de ondergaande zon zich achter de huizen te verstoppen als een kind van twee: hij is alleen maar zichtbaarder omdat ‘ie zo in onze ogen prikt, en we laveren over de smalle weg en de tijd staat stil en we zijn even intens tevreden omdat er helemaal niks mis kan gaan: alles is perfect en zelfs als het verandert blijven we gelukkig, in onze breinen kan een moment voor eeuwig blijven bestaan, en nu kun je zeggen,

Die momenten hebben toch niks met elkaar te maken, de club en Oost-Londen, wat herinner jij al je momenten warrig, dingen gaan niet zomaar iets betekenen omdat je ze slordig door elkaar heen vertelt,

maar dan zal ik zeggen,

Je hebt echt geen idee wat er gáánde is, alle dingen betekenen zich al suf, of je ze nu naast elkaar legt of niet, de overlap is naadloos en het verbindende element is dat goudgele licht dat overal overheen glijdt, over al deze scènes en herinneringen, over de eenzaamheden en de seks en de begrafenissen en de ruïnefeesten, goudgeel midden overdag en goudgeel in de darmen van de nacht, goudgeel schemerzonlicht kust ons allemaal op het voorhoofd—

—en ‘s ochtends vroeg in de Vault bereiken we collectief die verhoogde staat van bewustzijn die Alinder zo eigen is en verkeren we in een zweterig en alomvattend HIERNU, alles dat was en is en zal zijn binnen handbereik ja aan de binnenkant van mijn ogen zie ik in 360° en 13,8 miljard jaar alle facetten van het ALLESOOIT en het is glorieus en teleurstellend: ik kan nooit meer verrast worden, alles is herhaling en wederkeer en spoiler, we hebben zo ver uitgezoomd dat alles voorspelbaar is geworden, als verrassing vreugde is, is voorspelbaarheid tedium, zoals al die mensen voor mij vervloek ik mijn gave, Cassandra en Tiresias vechten op de dansvloer om medelijden, Niks zal ooit meer nieuw zijn, prevel ik tegen mezelf, en precies op dat moment draait het personeel van de Vault heel even de blindering open, de zon wordt aan repen gesneden en sliert de grote zaal in, het gejuich is oorverdovend, we badderen in de golf van de ochtend, de ogen dichtgeknepen na al die uren duisternis, we vieren het licht en het leven, wat is iedereen bleek, moe, high, en de blindering sluit weer, Apollo laat ons met rust zodat we met Hades kunnen blijven spelen, het licht duurde maar een paar seconden en dat was precies lang genoeg: ik weet dat ik niet alles kan weten, zelfs Alinder verklapt niet alles wat ze ziet, en iedereen prijst zich gelukkig, we snappen weer waarom we hier zijn: om te barsten en niet te vergeten en ons dingen te herinneren die nooit kunnen gebeuren, juist om alles mogelijk te maken en ons door geen enkele bagage naar beneden te laten trekken, in het moeras, door het asfalt, naar de stilte. Buiten staat de wereld te wachten, zeggen we, maar wij mogen ons nog even afzijdig houden.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,