papieren helden

FB

Citroenfris

Een kat sluipt langs een gevel. Een kleine tuin baadt op slag in wit licht.
Een rode schommel. Kraaknet.
Donkergroen gazon. Kortgewiekt.

‘We begrijpen hoe kostbaar uw tijd is en wij helpen u zo snel mogelijk. De wachttijd bedraagt momenteel ongeveer 61 minuten.’

Mijn telefoon ligt in het bovenste bakje van mijn uitgeklapte gereedschapskist. Het volume van de luidspreker staat op luid. Al een kwartier bedraagt de wachttijd ongeveer 61 minuten.

Ik zit op een plastic krukje in het midden van je kamer. ‘Doe iets, meiske, houdt uzelf bezig, dan gaat de tijd sneller vooruit.’ Dat is de zin die mijn moeder de laatste jaren als een vast patroon door alle gesprekken weeft.

Ik heb vier mutsen voor je gebreid. De gele heb ik ook voor mij gemaakt. Hand in hand lopen we door de koude. We zetten onze laarzen in de sneeuw. Wij zijn de eersten die deze stukjes trottoir betreden. We wijzen naar de auto’s die een dekbed hebben gekregen. We lachen om de vuilniszakken met een toefje slagroom. Ik kan je net rechthouden als je uitschuift. Ik hurk en je kruipt op mijn rug. Je sneeuwlaarzen bonzen tegen mijn dijen.

Ik denk niet dat je weet wat dat is, sneeuw. Ik heb gelezen dat er in jouw land al tweeënzestig jaar geen meer is gevallen. Jij bent nu zes. Ik weet nog hoe de hitte voelde, toen ik bij je was. Anders dan hier. Alsof de zon hoger aan de hemel staat en meer plaats heeft voor haar stralen.

De rode muts vind ik het mooist. Prachtig bij je huid en je donkere ogen. Ik heb er een bijpassende sjaal voor gehaakt. Na twee weken handwerk dacht ik dat ik mijn vingers nooit meer zou kunnen strekken. Mijn moeder had gelijk: de tijd leek sneller te gaan. Na twee weken dacht ik dat er al vier waren gepasseerd.

‘We begrijpen hoe kostbaar uw tijd is en wij helpen u zo snel mogelijk. De wachttijd bedraagt momenteel ongeveer 60 minuten.’

Eén minuut dichterbij. Ik moet iets doen.

De handleiding ligt op de grond tussen de schroeven en de houten pluggen die ik al heb gesorteerd. ‘Gij mist toch ook een paar vijzen hoor.’ Een andere zin die mijn moeder geregeld naar mijn hoofd slingert. Nooit gedacht dat hij zo accuraat kon zijn. Twaalf heb ik er nodig. Acht heb ik er gekregen.

Op de eerste bladzijde van de handleiding staat een hoekig mannetje dat in z’n eentje een brede plank probeert te tillen. Aan zijn gekartelde mond en de zweetdruppeltjes naast zijn hoofd te zien, kost hem dat veel moeite. Er staat een groot, vetgedrukt kruis overheen. Op de afbeelding eronder, heeft het hoekige mannetje gezelschap gekregen van een iets minder hoekig mannetje. Misschien is het zelfs een vrouwtje. Ze houden allebei een uiteinde van de plank vast en glimlachen breed.

Rode schommel. Gele glijbaan. Donkergroen gazon.
Overal verspreid: kapotte houten planken.

Ik moet eerst de ramen lappen. Elke week maak ik ze klaar voor je komst. Ik had al een emmer gevuld voor ik besloot te bellen. Lauw water en een scheut Ajax. Citroenfris. Er drijft een spons en een zeemvel in. Ik zet het krukje onder het grootste raam.

Als je liefdesverdriet hebt, zit je hier. Je steunt op de vensterbank. Je staart naar buiten. Ziet je verloederde speeltuig en daarachter de stad. Je vraagt je af waar hij is, wat hij aan het doen is. Mij sluit je buiten, maar dat accepteer ik. Ik klop op je deur en zet een kopje kamillethee neer. Als ik de gang uit loop, hoor ik je de sleutel van het slot draaien. Met het warme kopje in je handen geklemd, ga je weer voor dit raam zitten. Het regent. Of het sneeuwt.

Ik veeg het raam droog en gooi de zeemvel terug in de richting van de emmer. Hij vliegt erover en landt op de rand van de doos met duploblokken, die al bijna twee jaar op jou staat te wachten. Op mijn knieën kruip ik ernaartoe. De vloer is vies. Ik voel stof en zand kraken onder mijn handpalmen.

In jouw huis bestaat de vloer alleen maar uit zand. Drie jaar was je. De bezem dubbel zo groot als jij. Het uiteinde raakte het dak van het hutje net niet. Met twee handjes hield je hem voor je uit. Je veegde het zand schoon, omdat ik op bezoek kwam.

‘We begrijpen hoe kostbaar uw tijd is en wij helpen u zo snel mogelijk. De wachttijd bedraagt momenteel ongeveer 60 minuten.’

Ik heb een volledig raam gepoetst en ik heb niet eens een minuut gewonnen.

De vloer dan. Ik dompel de spons onder en wring ze uit boven het parket. Het plasje krijgt grijze randen. De vuiligheid bevindt zich enkel aan de oppervlakte van de parketvloer. Schrobben is niet nodig. Ik doe het toch. Ik knijp de spons samen en druk ze op het hout. Ik boen het vernis. Mijn arm trilt. Ik blijf wrijven. Er brokkelen stukjes af van de spons. Ik zet nog meer kracht. Mijn hele lichaam trilt. Ik wil het vernis wegboenen. Splinters voelen.

‘We begrijpen hoe kostbaar uw tijd is en wij helpen u zo snel mogelijk. De wachttijd bedraagt momenteel ongeveer 65 minuten.’

’65?’ Ik gooi de spons door de kamer. Ik schrik van mijn eigen stem. Ze is schor. Ik heb vandaag nog geen woord gesproken. ‘65?’ Ik brul. Ik schud met mijn pols om mijn horloge te kunnen zien. Het is half twaalf. Op veertig minuten wachten, is de wachttijd met vier minuten toegenomen.

Nu pas zie ik het. Wed 10-10, staat er bovenaan op het schermpje van mijn horloge. Ik kan niet geloven dat ik nu pas opmerk dat het vandaag is. Drie jaar al. Exact drie jaar van wachten en wachten en wachten.

Eerst het constant controleren van mijn telefoon. Het beltoonvolume op maximum. Het tintelen van mijn vingertoppen bij iedere inkomende oproep. Meestal mijn moeder. Of ik de badkamer al heb herschilderd. Of ik al nieuwe gordijnen heb gehangen. Af en toe belt er iemand van het bureau. 03 286 844. Ik heb het nummer nooit opgeslagen. Ze bellen om nieuwe vertragingen te melden.

Nu staat mijn telefoon op ‘stil’. De laatste maanden heb ik zelfs de trilfunctie afgezet. Om niet de hele tijd te hoeven horen hoe ik niet word gebeld. Op drie jaar tijd worden baby’s kleuters. Ze leren kruipen, zitten, lopen, eten, praten, spelen. Op drie jaar tijd kopen mensen een bouwgrond, zetten ze er een huis op, richten het in, geven een housewarming party. Op drie jaar tijd, duurt het wachten alleen maar langer. Wed 10-10. Vandaag wacht ik tot er wordt opgenomen.

‘We begrijpen hoe kostbaar uw tijd is en wij helpen u zo snel mogelijk. De wachttijd bedraagt momenteel ongeveer 66 minuten.’

Woensdag wordt je favoriete dag. ’s Middags bak ik pannenkoeken voor je. Je beste vriendinnetje mag komen logeren. We bestrooien de pannenkoeken met een grote bus poedersuiker. Je moet ze met twee handjes vasthouden. De hele keukentafel gehuld in een witte poederwolk. Er hangen zelfs vlokjes in je haren. Je smult je buikje vol, de stroop in je mondhoeken en op je wangen. Na het eten wrijf ik ze schoon met een zacht washandje en warm water. Dan blaas ik door je haren, geef ik je een kus op je voorhoofd en mag je gaan spelen in je kamer. Je vriendinnetje wacht al op je. De hele namiddag bouwen jullie een hutje met duploblokken.

Rode schommel. Gele glijbaan. Donkergroen gazon. Kapotte planken.
In een kamer op de eerste verdieping brandt nog licht.
Muggen vliegen naar binnen door een groot gat in het raam.
Stukjes gebroken glas glinsteren op de vensterbank.

Er ligt nog één rechthoekige, kartonnen verpakking. Ik scheur ze stuk en gooi ze bij op de stapel in de hoek. De poten. Volgens de handleiding moet ik daarmee beginnen. Ik zoek de lange planken die ik eraan moet bevestigen. Ik kan ze perfect alleen dragen. Ik kantel ze in de juiste richting, steek de juiste houten pluggen in de juiste gaatjes. Ik schroef de twee lange planken en de twee poten aan elkaar. Vervolgens verbind ik de poten met een andere, korte plank. Het wordt een onaffe rechthoek, met maar één korte zijde. Alles is zo simpel mogelijk uitgekiend, zo perfect mogelijk afgemeten. Een procedure die onmogelijk kan mislukken. Tenzij er een onderdeel ontbreekt.

Exact drie jaar geleden liet je me je slaapplek zien. Een houten bak met een hard, donkergroen gestreept deken. Je toonde me trots hoe je er perfect inpaste. Eerst spande je een gelig, bevlekt muggennet over de bak. Dan ging je liggen. Op je zij, je knieën een beetje opgetrokken. Later op de dag nodigde je me uit om mee te eten. Plakkerige rijst, uit een grote aarden kom. We schepten erin met onze blote handen. Pas na een kwartier had ik door dat het tafellaken je deken was. En de tafel, je omgekeerde bed. Ik vraag me af hoe groot je nu bent.

Ik had een prachtig bed voor je gekocht. Roze en klein en schattig en met een gigantische sluier van doorzichtige voile met een strik in het midden. Toen begon het wachten. Ik heb het zorgvuldig afgebroken en de planken in de garage opgestapeld. Van de voile laat ik gordijnen maken.

‘We begrijpen hoe kostbaar uw tijd is en wij helpen u zo snel mogelijk. De wachttijd bedraagt momenteel ongeveer 36 minuten.’

Met de punt van mijn schroevendraaier druk ik een putje in mijn handpalm. Hoeveel bellers hebben het tegelijkertijd opgegeven? Ik houd vol.

De achterkant. Het is het grootste en zwaarste stuk hout. Het moet rechtop worden vastgehouden door een helper. De muur kan dat ook. Ik zet het ertegen. Zo recht mogelijk, zodat het net niet omvalt.

Het matras staat in de plastic verpakking in de hoek. Het heeft uitklapbare stukken. Als je groter wordt, schuiven we de lattenbodem uit en mag er een stukje bij. Je bed groeit met je mee. Je gaat in de keuken met je rug tegen de muur staan. Zo recht mogelijk. Ik leg een doos cornflakes op je hoofd en zet aan de onderzijde met potlood een streepje op de muur. Iedere week hoop je dat het streepje hoger staat.

‘We begrijpen hoe kostbaar uw tijd is en wij helpen u zo snel mogelijk. De wachttijd bedraagt momenteel ongeveer 48 minuten.’

Ik neem in elke hand één zijplank en ga met het halve bedframe voor de achterkant staan, die tegen de muur leunt. De zijplanken moeten eraan worden bevestigd, om de rechthoek compleet te maken. De schroeven zijn op. Je meegroeibed is een perfect incompleet bouwpakket. Voor twee personen.

‘We begrijpen hoe kostbaar uw tijd is en wij helpen u zo snel mogelijk. De wachttijd bedraagt momenteel ongeveer 54 minuten.’

Met genoeg kracht moet dit lukken. Ik zet twee passen naar achteren. Mijn armen gestrekt. Dan val ik aan. Ik beuk de planken tegen de achterkant. Ze komen meteen weer los. Opnieuw. Een grotere aanloop. Meer kracht. De poten slepen over de parket. Ze maken krassen. Dat hoor ik. Opnieuw.

‘We begrijpen hoe kostbaar uw tijd is en wij helpen u zo snel mogelijk. De wachttijd bedraagt momenteel ongeveer 61 minuten.’

De achterkant schuift van de muur. Knalt op de grond. Ik laat de zijplanken vallen. Zet de achterkant recht. Ik stamp de poten tegen de muur. Recht blijven, verdomme. Ik ga weer in het midden van je bedframe staan. Raap de planken op. Draag ze als de handvaten van een kruiwagen. Opnieuw. Ik zet drie grote passen naar achteren. Versnel. Knal. Val. Opnieuw.

Rode schommel. Gele glijbaan. Donkergroen gazon. Kapotte planken.
Licht. Muggen. Gebroken raam.
In het midden van de kamer ligt een vrouw. Ze slaapt.
Met opgetrokken knieën. De handen onder het hoofd.
De mond een stukje open.
In de hoek: een emmer met koud water. Citroenfris.
Om haar heen: schroeven, spijkers, duploblokken.
Een zeemvel, een spons, een telefoon.

‘Goedenavond, met Ingrid van Ikea, waarmee kan ik u van dienst zijn?’

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,