papieren helden

FB

Beste mevrouw Eva

De eerste keer dat ik mijn broer zag was in het ziekenhuis, net na mijn verjaardag. Ik had voor de gelegenheid mijn nette kleren aangetrokken.

In de auto had pa mopperend de kerstliedjes weggedraaid en klassieke muziek opgezet. Met zijn knieën tegen het stuur gedrukt, draaide hij sjekkie na sjekkie en hulde zich in een stilte die alleen onderbroken werd door zijn rochelhoest. Ik zweeg mee, zag hoe het stuur over zijn ribbroek draaide. Ik probeerde me voor te stellen hoe de baby eruit zou zien. Zou ik hem mogen vasthouden? Zou hij, op de terugweg naar huis, in de auto bij mij op schoot mogen zitten? Zijn kamertje was nog niet af. Zou hij tot die tijd bij mij op zolder mogen slapen?

In een broeierige kamer met rond de ruiten kerstlampjes in alle kleuren en uitzicht over de besneeuwde polders voorbij Leiderdorp stond zijn couveuse bij het raam als laatste in een dubbele rij van drie. johannes hoogewerf, 24-12-1991, was op het kartonnen kaartje geschreven. Daarnaast ballonnen en een lachende roze baby, die in niets leek op de baby achter het glas met snoertjes in zijn neus en draden op zijn lichaam geplakt.

‘Dit is je grote broer,’ sprak ma tegen de ruit. Ze gaf me een klein duwtje vanuit haar rolstoel. ‘Hij heet Elias en Elias gaat goed voor je zorgen.’ En toen tegen mij: ‘Zeg maar wat, ik weet zeker dat hij je kan horen.’

Andere ouders lachten me toe. Ik legde mijn hand op het glas en probeerde wat liefs te bedenken. ‘Hoi baby, wat ben je mooi.’ Zoiets moet het zijn geweest.

In de weerspiegeling van de ruiten zag ik pa. Hij at beschuit met muisjes op de gang en zwaaide met zijn hoofd alsof er haar voor zijn ogen hing. Dat deed hij altijd als iets hem niet zinde. Of hij echt niet even wilde gaan kijken, hadden ma en de vroedvrouw hem gevraagd. Hij had joviaal geglimlacht, maar hij zei: ‘Later. Het is al zo druk en ik wil die kleine natuurlijk niet wakker maken.’

Ik tikte op de zijkant van de couveuse, daarna op het deksel, maar Johannes verroerde geen vin. Met al die snoertjes die als een net om zijn lichaam zaten, met die glimmende huid en die halfopen, donkere ogen leek hij op de blobvis die ik laatst in een natuurfilm had gezien. In het heldere water vol kleuren leek hij een spook van gelei.

Ik stelde me voor dat de kamer leeg was, en ik het deksel opende zodat, net als bij het aquarium met de waaierhandgarnaal van opa en oma, warme lucht zou ontsnappen. Alleen de geur was anders. Een zoetwater aquarium rook naar een mengeling van ochtendadem en herfstbladeren, de geur van de couveuse leek op die van een pan gekookte aardappelen. En zo klonk het ook, met alle piepjes, als een door stoom stuiterende pannendeksel onder de afzuigkap. Het deksel bleef geopend. Nu ik mijn handen vrij had, keek ik nog eens over mijn schouder. De kamer was nog steeds leeg. Mijn broer voelde koud aan, zijn rug hard als de plastic slangetjes die er overheen liepen en even stug als zijn schedel, waarvan alleen de plek vlak boven zijn ogen een beetje meegaf als ik mijn vinger erop legde. Als ik wat harder drukte, zakte mijn vinger weg en voelde ik geklop. Ik stelde me voor dat daar ook zo’n slangetje liep. Of het was zijn hartslag, dat kon natuurlijk ook. Omdat hij nog geen tanden had, leken zijn kaken op die van een schildpad. Toen ik zijn oogleden een beetje omhoogschoof zag ik weer die zwarte dropkogels die me indringend aankeken. Ineens kwam er geluid uit zijn keel. Hij maakte hapbewegingen met zijn schuimende mond en ik rukte mijn handen terug maar het snoertje dat uit zijn neus kwam, had zich om de knoop van mijn mouw gewikkeld en zo trok ik hem juist naar me toe. Het glas drukte een grimas in zijn gezicht. Ineens gingen er alarmbellen af en stond pa achter me, de rook stroomde als een waterval uit zijn neus.

‘Hoe maken ze ze zo klein, hè?’ onderbrak ma me uit mijn fantasie. Met haar mouw veegde ze het condens van mijn adem van het glas. Ik had niet gemerkt dat een verpleegkundige achter haar was komen staan. Met haar blauwe plastic handen om de greep van ma’s rolstoel geklemd reed ze haar een stukje naar achter, draaide haar het couveusepad in. Of ik mee wilde lopen en of ik even alleen in de wachtkamer kon blijven omdat de arts mijn vader en moeder wilde spreken.

Mijn ouders bleven lang in de kamer van de arts. Een paar keer had ik staan luisteren aan de deur die niets anders prijsgaf dan monotoon gemompel. Het krassen van pa’s zippowieltje verried de toon van het gesprek. Toen uiteindelijk de deur openging, vroeg ik nergens naar. Ma lieten we bij de couveusekamer achter en ik liep achter pa aan het ziekenhuis uit, de parkeergarage in.

Terwijl de Saab over het besneeuwde asfalt ploeterde en de tabaksrook als peper in mijn neus prikte, probeerde ik te raden achter welk raam mijn couveusebroertje stond.

Pa kuchte.

‘Ma heeft een mongool gebaard.’

Dit is het tweede hoofdstuk uit de debuutroman Beste mevrouw Eva van Valentijn de Heer die op 5 september 2023 verschijnt bij Uitgeverij Pluim.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,