Stipt om tien uur in de ochtend klopt Alfons op de deur. Ze herkent zijn schuifelende tred op het linoleum. Haar oren werken nog perfect, ondanks haar leeftijd. Aleidis duwt zich overeind in de relaxzetel. Haar stramme spieren twijfelen even of ze haar gewicht kunnen dragen en ze grijpt zich vast aan de armleuningen. De orthopedische schoenen die de huisarts haar heeft aangeraden staan ongebruikt in de kleerkast, liever draagt ze haar zwarte muiltjes met lage hak.
‘Kom binnen,’ roept ze, luid genoeg zodat hij haar kan horen. Alfons kucht een keer voor hij traag de deur openduwt. Zijn polsen hebben nog weinig kracht, soms zelfs zo weinig dat hij zijn koffiekopje niet kan tillen. Dan helpt de verpleging hem, als ze tijd hebben. Hij wenst haar goedemorgen. Zijn haar heeft hij met brillantine in zijn nek gekamd.
Ze strijkt haar rok glad. De stof bedekt haar steunkousen. Haar sjaal drapeert ze dramatisch over haar schouders. Hij biedt haar zijn arm aan om te wandelen. Samen wankelen ze door de crèmekleurige gang met grijze vloerbedekking. Alfons informeert of ze goed geslapen heeft. Ze antwoordt dat ze niet mag klagen, haar oude lijf is al lang blij dat het de ochtend heeft gehaald.
Een verpleegster in een wit-groen uniformhemd zit aan de balie. Ze glimlacht wanneer Alfons en Aleidis passeren. ‘Geniet van het zonnetje’, zegt ze. Alfons knikt minzaam naar het meisje, ‘Dank u, juffrouw.’ Haar naam heeft ze opgespeld op haar borst, maar de letters zijn te klein om vanop een afstand te kunnen lezen.
Aleidis drukt de code in en de glazen schuifdeur glijdt open als de grot van Ali Baba. Daarachter ligt het Janusplein waar spelende kinderen op hun fietsjes laveren tussen de voetbalgoal en de basketring. Hun moeders zitten te praten, baby op schoot en een half oog op hun oudere kinderen.
Aleidis en Alfons slaan rechtsaf. Ze passeren het houten speeltuig waar een peuter die nog wankel op zijn benen staat probeert de glijbaan te beklimmen. Daar steken ze de straat over. Aleidis neemt de leiding, want Alfons aarzelt aan elk kruispunt. Hij mompelt in zichzelf en benoemt straten uit Rijkevorsel waar hij is opgegroeid. Aleidis corrigeert hem niet. Ze weet dat zijn geest moeite heeft om in Antwerpen te blijven. Ze gidst hem altijd weer terug als hij gaat zwerven.
Wanneer ze het kruispunt oversteken, begint Alfons te vertellen. Verhalen over vroeger die Aleidis al tientallen keren heeft gehoord. Hij praat over de dag dat de Duitsers zijn vader kwamen halen en de nacht dat het Britse regiment van de Polar Bears het kanaal overstak en Rijkevorsel bevrijdde van de nazi’s. Verhalen die hij zelf heeft gehoord van zijn moeder, want Alfons was nauwelijks vier jaar oud toen zijn vader werd meegenomen.
Aan het einde van de straat slaan ze linksaf. Alfons wijst op de putten in het wegdek en klaagt dat de gemeente zijn belastinggeld over de balk smijt aan nutteloze uitgaven zoals OCMW-uitkeringen voor migranten terwijl mensen die hun hele leven hebben gewerkt hun benen dreigen te breken door scheefliggende stoeptegels. Alfons heeft altijd als leerkracht gewerkt, wiskunde en aardrijkskunde. Hij beschouwt zichzelf als moreel kompas.
Ze lopen langs de vitrine van de slager en stoppen om te kijken naar de rozige stukken vlees achter de toonbank, de gedroogde worsten die als vlaggetjes van het plafond hangen en de inoxbakken met vol-au-vent en stoofvlees. Soms gaan ze naar binnen en bestelt Alfons een paar plakjes paardenrookvlees en een gezoden worst. Die eet hij dan ’s avonds stiekem op voor de televisie. Aleidis houdt niet van de scherpe smaak van paardenvlees en ze gruwt van de lillende gelatine, maar plichtsbewust vraagt Alfons elke keer of ze een stukje wil. Hij probeert zijn opluchting niet eens te verbergen wanneer ze weigert.
Ze wandelen langs café De Indiaan waar dag en nacht gekleurde kerstverlichting brandt in de schemerige binnenruimte. Er staat een plastic tafel buiten met een overvolle asbak pontificaal in het midden. Dezelfde drie mannen cirkelen elke dag rond de asbak als manen rond Jupiter. Ze rollen zelf hun sigaretten en drinken Stella van ‘t vat. De Harley Davidson van de uitbater staat geparkeerd voor de deur zodat Alfons en Aleidis dichter tegen elkaar moeten lopen om te kunnen passeren. Alfons wenst de mannen een goedemorgen en zij knikken hem zwijgend gedag. Ze wisselen nooit een woord, maar elke dag hetzelfde ritueel schept een band.
Na café De Indiaan keren ze terug naar het Janusplein. Ze zetten zich op een bankje met hun gezicht naar de zon. Hun oogleden worden warm, de plooien in de rimpels van hun hals blijven koud. De glazen van Aleidis’ bril verduisteren automatisch. Daar heeft ze veel geld voor betaald bij de optieker. Alfons diept een clip-on zonnebril op uit de binnenzak van zijn vest. In stilte kijken ze naar de kinderen op hun loopfietsjes, de jongens op het voetbalveld en de tienermeisjes die zich verzamelen rond hun smartphones. Aleidis en Alfons mijmeren over vroeger, elk verzonken in hun eigen verleden.
Na een tijd staat Alfons op en noemt haar Marieke. Ze verbetert hem niet. Hij kijkt haar aan en tegelijkertijd door haar heen. Hij helpt haar overeind, slaat zacht zijn arm om haar heupen. Haar plastic knie wil niet goed mee, maar ze vindt het niet de moeite om nog een nieuwe knie te laten steken. Alfons streelt haar schouders, in gedachten streelt hij Mariekes schouders. Aleidis drapeert haar sjaal opnieuw. Zijn hand aait de stof. Verward houdt hij op, aarzelt een ogenblik en biedt haar dan zijn arm aan. Gezamenlijk schuifelen ze naar binnen.
De verpleegster achter de balie glimlacht naar hen, ‘Fijn gewandeld?’ Alfons knikt, ‘Daar blijft een mens jong van.’ Hij brengt Aleidis naar haar kamerdeur en drukt een kus op haar voorhoofd. Zijn lippen voelen als krantenpapier op haar huid. Ze ruikt aftershave en het wasmiddel dat zijn schoondochter gebruikt.
‘Tot morgen’, zegt ze. Hij schudt zijn hoofd, ‘Morgen lukt niet. Ik heb met Marieke afgesproken.’ Ze hoopt voor hem dat het waar is. Hij mist Marieke al twintig jaar. ‘Tot binnenkort dan.’
Aleidis zit op de houten bank op het Janusplein en kijkt naar de kinderen op hun loopfietsjes. Ze heeft het niet aangedurfd om langs de slager te lopen of café De Indiaan. Zonder arm om op te steunen, is ze niet stevig genoeg te been, zelfs niet met de orthopedische schoenen. De verpleegster met het vollemaansgezicht heeft haar naar het bankje gebracht en nu zit ze hier als een eend op haar nest.
Om tien uur stipt klopte de verpleegster op haar deur. ‘Alfons komt vandaag niet.’ Aleidis knikte, dat wist ze al. Hij heeft het haar zelf gezegd. Hij wandelt met Marieke. De houten bank doet pijn aan haar billen. De jaren hebben het vet van haar botten geschraapt. Ze legt haar hand op de lege plek naast haar. Hoewel de zon schijnt, heeft ze het koud. Ze ontspant haar voorhoofd en kaken. Verdriet verschuilt zich in rimpels, zei haar moeder vroeger. Het mens is niet oud geworden, maar had op haar vijfenveertigste al de huid van een gedroogde sinaasappel. Ze droeg haar lijden als feestversiering.
De jongens voetballen in bloot bovenlijf. Hun T-shirts hangen over de ijzeren goal. De meisjes smeren zich in met zonnecrème en lachen luid om de aandacht van de jongens te trekken. Die zijn gefocust op de bal.
De ijskar rijdt het plein op, voorafgegaan door metalige muziek en een klepperende bel. De muziek slaat over wanneer de wagen met het voorste wiel in een put rijdt die de gemeente nog niet heeft hersteld. De kinderen zetten koers naar hun moeder, luidkeels roepend om een ijsje. De jongens leggen hun voetbalspel stil en zoeken in hun broekzakken naar geld. Een jong koppeltje staat als eerste aan het opengeschoven raampje en bestelt. Dan wandelen ze naar het bankje toe, hun handen in elkaar verstrengeld, een ijsje in hun andere hand.
‘Mogen we hier zitten?’ vraagt de jongen beleefd. Hij heeft zijn haar achterover gekamd met gel. Aleidis knikt. Ze ademt diep in en hijst zichzelf overeind. Haar ledematen kraken als dood hout.
‘Ga maar zitten. Voor mij is het tijd om te gaan.’ Met opgeheven hoofd, behoedzaam haar voeten neerzettend, steekt ze het plein over. Ze hoopt dat Alfons morgen aan haar deur klopt.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.