papieren helden

FB

De mentor en de stenen

Leunend op de bijl tuurt hij naar beneden. Daar, aan de voet van de heuvel, is iemand bezig omhoog te klimmen. Pierre schudt zijn hoofd. Het is vast zo’n figuur uit het dal die zich nog even komt warmen aan het laatste licht van de dag. Hij hakt verder.

Maar hoe hij ook zijn best doet, na iedere slag glijden zijn ogen af naar de gestalte. Halverwege de heuvel is ze nu. De donkerte heeft ze van zich afgeschud. De zon blaast haar in de rug en doet haar schaduw op stelten lopen. Het is die kordate tred, uitvergroot door de zon nu, die haar ontmaskert. Pierres adem stokt.

Hij wacht een hele tijd, wiebelend op de steel van zijn bijl. Hij denkt na over wat hij zal zeggen. Als het zover is, begroet hij haar met enkel haar naam. Hij hoort dan zelf ook hoe schor het zwijgen hem heeft gemaakt.

Wekenlang speelde deze ontmoeting door Mauds verbeelding. Ze oefende op de juiste tekst. Nu ze hier is, weet ze dat het de verkeerde tekst was. Dus grapt Maud dat ze toevallig in de buurt was.

Hij grinnikt, maar zonder overtuiging. In de stilte die volgt, echoot het na, iedere keer schamperder. Hij wil iets zeggen, realiseert zich dan dat hij de bijl nog altijd stevig omklemt. Hij klieft hem geroutineerd in de eik. ‘Geef ik je een hand, een knuffel? Sorry,’ zegt hij. Het wordt een knuffel, soort van. Zijn zweet ruikt zuur.

Maud bestudeert Pierres uitgelopen baard, zijn vergeelde kleren en vervelde huid. Op de patio voor zijn huis staan twee stoelen. De afwachtende blik van haar mentor prikt ongemakkelijk in haar slaap. ‘Jezus, Pierre,’ lacht ze. Hij lacht niet terug. Ze strekt haar armen uit en wijst vertwijfeld naar de omgeving. ‘Wat doe je hier?’

Pierre wendt zijn ogen af. Hij laat de rand van zijn hoed door zijn vingers glijden. Maud ademt scherp in. De maanden hiervoor had ze zich grote zorgen om hem gemaakt. Van de ene op de andere dag was Pierre van de universiteit verdwenen. Dat had tot paniek geleid. En tot wanhoop binnen de beweging. Maar Pierre was Pierre en Pierre kon alles maken. Met moeite had Maud zijn nieuwe adres ontfutseld bij de administratie. Ze was hem per trein, bus, zelfs per boot gevolgd. Tot vijf minuten geleden had ze verwacht hem doodziek aan te treffen. En toch herkent zij niets van de altijd zorgvuldig geschoren professor die ze kende.

‘Vind je het goed als ik even ga liggen?’ Zonder haar antwoord af te wachten staat hij op.

Maud luistert hoe hij naar het huisje loopt en de trap bestijgt. Dan schiet ze omhoog. ‘Weet je, ik geloof ook dat we fucked zijn,’ brengt ze uit. Hij blijft halverwege de trap staan en kijkt haar scheef aan. ‘Maar ik kan niet zomaar toekijken. En jij ook niet. Ik ken jou.’

‘Dat leven,’ antwoordt hij zo rustig mogelijk terwijl hij met zijn hand de trapleuning wurgt, ‘achtervolg me er niet mee. Alsjeblieft.’

Maud wil weer iets zeggen, maar het lukt niet. Ze ziet een beeld voor zich van een parasiet die zich in Pierres binnenste heeft genesteld. Daarom kraamt hij onzin uit. De parasiet doet Pierre zijn schouders ophalen, zich omdraaien en de trap oplopen.

Maud stormt terug naar de patio en laat zich in de stoel vallen. Ze ritst haar tas open. Op haar telefoon navigeert ze met tergend traag internet naar de website van het busbedrijf. De eerstvolgende vertrekt morgenvroeg. Ze smijt het toestel terug in de tas. Weken heeft ze verspild zich zorgen te maken over Pierre en hem achterna te reizen. Ze had nieuwe blokkades kunnen voorbereiden. De website updaten. Nieuwe vrijwilligers kunnen werven.

Voor het eerst wordt haar blik gevangen door de vallei. Vaalgeel gras wuift op glooiende heuvels. Tussen de plukjes bomen groeien huisjes met rieten daken. Ze fluit tussen haar tanden door. Pierre zou in zijn kantoor moeten zitten. Of in een talkshow, of vooraan bij de wekelijkse blokkade, dichtbij de camera's. Niet in dit stockfotolandschap te midden van cicaden en citroenbomen.

Ze loopt terug naar binnen voor een glas water. Maar Pierre heeft geen kraan. Wat ze aanzag voor een huis blijkt een eenvoudige hut met alleen het nodige: een stoel, een tafel, een kleine keuken, wat boeken. Buiten vindt ze een pomp. Het bronwater is verrassend koel. Daarna inspecteert ze de inhoud van Pierres voorraadkast. Een half brood, uien, laurier, wortels, peper, boter. Ze trekt van de groente een bouillon en versnijdt de uien tot heldergouden schijven. De ringen laten sissend hun bitterheid los.

Wanneer het huis zich gevuld heeft met de zoete geur van uiensoep daalt Pierre de trap af.

Hij kijkt haar gespannen aan vanachter zijn dampende bord. Ze ziet dat hij heeft gepiekerd. Die gedachte sterkt haar.

‘Morgenochtend pak ik de bus,’ zegt ze rustig en ze blaast over haar lepel.

Er klinkt opluchting in zijn stem wanneer hij haar voor de nacht zijn bank aanbiedt.

Ze eten in stilte en vegen hun borden schoon met brood. Ze kijken hoe de tuin oranje kleurt. Al die tijd graaft Maud in haar hoofd, op zoek naar een ingang om Pierre op andere gedachten te brengen. Ze legt een verzoenende toon in haar stem en vraagt: ‘Waarom heb je Sardinië gekozen?’

‘Het is hier lekker warm,’ antwoordt Pierre. ‘Hoge biodiversiteit, er is grondwater, dit huis kon ik kopen voor een appel en een ei.’

Maud denkt even na. ‘En je familie, weten die het wél?’ hoort ze zichzelf vragen.

Pierres blik verstart. Hij stapelt de borden op en loopt naar buiten.

'Ik bedoel gewoon, krijg je veel bezoek?' voegt Maud er paniekerig aan toe terwijl ze hem volgt naar de pomp.

'Nee, jij bent de eerste, Maud.’ Pierre zet de borden neer en draait zich naar haar om. ‘Niemand heeft zo zijn best gedaan om uit te vogelen waar ik zit als jij. Je bent een volhouder, dat bewonder ik aan je. Ik ben dat niet.’

Maud kijkt hem verbouwereerd aan. Ze wil tegen hem ingaan, hem de huid volschelden en door elkaar schudden, van de berg afrollen als een stuk kaas. 'Waar ben je dan zo moe van?' vraagt ze.

Pierre zucht. 'Hoop uitstralen terwijl ik wacht op een wonder.’

‘Maar je was toch ook hoopvol?’

‘Misschien. Ik weet het niet meer. Maar ik wachtte op een wonder toen ik op jouw leeftijd in Groenlandse ijskernen boorde. En tijdens die talloze talkshows waarin ik oetlullen over de basisdingen vertelde. Of wanneer we een internationaal rapport schreven en discussieerden over waar nog een komma moest staan.’

‘Dat is echt heel erg depri van je, Pierre,’ zegt Maud, en een ogenblik wenst ze vurig dat hij nu eindelijk gaat lachen.

Maar dat gebeurt niet. Het is stil op de heuvel, de dagvogels zijn afgegaan. De hemel kleurt blauwroze. Vanuit een verborgen concertbak beginnen de nachtvogels met het stemmen van hun instrumenten. Maud ademt langzaam uit en merkt dat heel haar bovenlijf meetrilt.

Wanneer haar woorden weer tot haar komen, klinken ze onkarakteristiek zacht: 'Vind je het goed als ik wat doe met die stenen naast je huis? En die dode bomen?'

Pierre kijkt verbaasd op. ‘Maar… ja. Ga je gang.’

Met zijn handen op zijn rug gevouwen volgt hij haar naar de zuidkant van het huis. Ze duwt de keien omver en veegt de plukjes wortels en aarde eraf. De grootste stenen plaatst ze in een cirkel, de kleine erbovenop. Zo vormen ze een kegelvormige stapel. Ze doet een paar stappen achteruit, kantelt haar hoofd en kijkt. Pierre helpt haar enkele stammen van een kurkboom te verslepen. De takken leggen ze er omheen. Wilde bloemen steken ze in de kieren van de stenen, daaromheen strooien ze een dekbed van geelgroene bladeren. Nadat Maud alles heeft gerangschikt, hurkt ze en tuurt tussen haar wimpers door.

‘Wat is het?’ fluistert Pierre.

‘Ik weet het niet zeker,’ antwoordt Maud. ‘Iets voor ons.’

Ook hij zakt op zijn hurken en kijkt aandachtig. Ze grinnikt om zijn onbeholpenheid. Langzaam ontmoet haar blik de zijne. Ze glimlacht voorzichtig, Pierre antwoordt met een nauwelijks zichtbaar knikje. Even beeldt ze zich in dat zijn uitdrukking zachter is, dat ze hem heeft bereikt.

De volgende ochtend zit Maud in de eerste bus naar de haven. Ze zwaait naar Pierre vanachter het raam. Nooit meer ziet ze hem terug.

Thuis gaat Maud door met het organiseren van protesten en het bezetten van bedreigde bossen. Ze staat met engelengeduld de pers te woord, licht politici voor, schrijft rapporten en discussieert over komma’s.

De avonden brengt ze door in haar donkere binnentuintje. Met een kop thee in haar handen luistert ze naar het koor van krekels dat elke zomer verder slinkt. Op die momenten denkt ze aan Pierre. Hij staat met zijn rug naar de zon en leunt tegen het huis. Zijn gezicht ziet ze niet, maar ze weet dat hij kijkt naar de stenen.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

Sam van Zoest
,