Ik ben de dochter van een slager. Een vegetariër met een verleden. Op mijn negende besloot ik gillen te verzamelen. Zoals de meeste verzamelingen ontstond het idee met een eerste indrukwekkend exemplaar: een dierlijk geschreeuw. Ik bevroor onder het verbale geweld dat ik niet kende. Thuis werden stemmen nooit verheven. Zelfs berispingen werden gefluisterd. Klanten zouden het kunnen horen. Maar die gil - dat verliezen in emotie - vond ik verwarrend, inspirerend, en onmiddellijk verslavend.
1. De gil waarmee het begon
Ik was negen jaar bij de eerste gil. Een ingetogen meisje. Een week voor het incident mocht ik voor het eerst bij mijn vriendin Rania logeren. Van de spanning kon ik die dag mijn tong niet meer rollen. Ik sprak zonder r - vervelend genoeg de eerste letter van haar naam. De nervositeit maakte echter snel plaats voor verontwaardiging: Rania en haar zus hadden elk een eigen slaapkamer. Op hun kamerdeuren plakten zelfs sierlijke houten naamlijsten. Stikjaloers was ik. Terwijl Rania sliep, bereidde ik een vurig betoog voor. Ik had recht op een eigen kamer. De volgende dag luisterde niemand. Mijn vader bevond zich halverwege een rund. Moeder was druk druk druk met bestellingen. Ik besloot in stilte te protesteren. Iedere ochtend bezette ik de slaapkamer van mijn oudere broer om het vertrek naar school te vertragen.
Daar stond ik die bewuste ochtend in zijn smoezelige slaapkamer. Armen gekruist. Door het raam hield ik de garage in de gaten, zo wist ik wanneer moeder de auto zou starten. Beweging achterin de tuin trok mijn aandacht. Twee donkere figuren duwden een schichtig varken in een kuip. Mijn vader en mijn nonkel. Het varken krijste. Ik keek naar de schuur. De poort stond open. De andere varkens waren weg. Mijn vader, mijn nonkel en het varken tolden als een achtbenig, trappelend wezen in en rond de kuip. Het beest bleef krijsen. Mijn lichaam verstijfde. Na enkele tellen gleed het dier in de kuip. Het hulpeloze krijsen stopte. De schielijk opgestegen kraaien streken weer neer. Het was een vreemd gezicht, al dat kersenrood in de kuip. Die avond aten we gehakt. Ik weigerde. Mijn moeder sprak niet tegen me. Ik werd vroeg naar mijn kamer gestuurd.* De daaropvolgende dagen ging ik regelmatig naar de tuin, naar de plaats delict. Daar klopte mijn hart weer, trilden mijn oren.
*De kamer van mijn zus en mij.
2. De gil die ik niet kon evenaren
De tweede gil uit mijn collectie kwam van Ege, een Turkse jongen uit mijn klas die in een hangaar in zijn achtertuin wel tientallen dwergkonijnen had scharrelen.
Dat wist ik omdat hij me eerder, op een verveelde woensdagnamiddag, pocherig de naar hooi en urine ruikende stal toonde. Eén muur was volledig ingenomen met konijnenhokken, elk zo klein als een afzonderlijk kamertje. Ik vond het charmant en mocht een aanwijzen dat hij vervolgens bij het nekvel in een doos duwde. Ege had een oogje op me.
Ik noemde haar Betsy. Ze was langharig en haar vacht klitte vaak samen. Gewillig liet ze zich door mij opheffen, strelen en kammen. Ze werd niet erg oud. Twee jaar nadat ik haar had gekregen, infecteerde haar oog. Etter hing als een mayonaiseklodder op haar snuit. We gingen niet naar de dierenarts. Betsy stierf blind, opgekruld in haar hok. Er was geen bloed. Ze was mooi, hard en stijf. Zou ze geluidloos zijn gestorven? Ik vond het spijtig dat vader ze weggooide. Maar het moest; ze stonk.
Die namiddag in de klas, de zomervakantie likte al aan onze hielen, dromden we massaal in het washok om onze verfborstels uit te spoelen. Het rumoer doofde abrupt uit toen een gebrul alles overstemde. Ege’s wijsvinger klemde tussen het scharnier van de deur. Ivan, een potige Rus die eigenlijk al twee klassen hoger hoorde te zitten, leunde nietsvermoedend tegen de deur. Ik aanschouwde het incident in stilte, als een spin in haar web. Het was een bijzonder hoge gil, een sirene van pijn en paniek. Nog geen baard in de keel. Dikke tranen op zijn polootje. Aanvankelijk leek Ege’s vinger ongeschonden, maar later op de dag kleurde hij nachtblauw en donkerpaars. Ik wilde er voortdurend naar kijken. Hij toonde hem met trots. ‘s Avonds oefende ik voor de spiegel, maar ik haalde de hoge noten niet.
3. De gil die alles duidelijk maakte
Op mijn vijftiende gingen we met de klas naar het gemeentelijk cultuurhuis. Ik zag er voor het eerst een toneelstuk. Een flauwe komedie. Er werd gelachen en gehuild. Ik vond het absoluut prachtig, hoe die gezichten plooiden. Thuis was mijn broer inmiddels iedere dag in de slagerij aan de slag - vader wenste dat wij, zijn kinderen, hem zouden vervoegen. Eerst deed mijn broer het met enige spot, maar hoe langer hij de slagersmuts dulde, hoe meer hij op vader begon te lijken. Zijn schouders kromden naar voren en hij blaasde alsmaar binnensmonds over het belang van ambacht en vakmanschap.
Ik zou daar niet belanden. Ik wilde op een podium staan. Voelen hoe het is om iemand anders te zijn.
In het toneelstuk viel een pratende deur pardoes uiteen. De zaal lachte. Achter me sprong Shana recht, waarbij ze haar koude tengels in mijn blote nek duwde. Haar gil was breed, hoog, hijgerig, als een omgekeerde adem. Ik draaide me om en zag hoe rood ze werd. Tot achter haar oren. Beschaamd omdat haar lijf haar had verraden. Haar handen fladderden naar haar mond alsof ze het geluid nog terug kon duwen. Mijn hart ging tekeer. Zo simpel was het dus: een deur, een knal, en iemands lichaam nam het over. Het theater was een goudmijn aan emoties! De hele week speelde ik haar gil in mijn hoofd af.
Na afloop verklapte ik aan mijn ouders dat ik actrice zou worden. Vader verborg zich tussen de karkassen. Ook moeder reageerde koeltjes op mijn roeping.
Ik zou betaald worden om te gillen, ik kon niet wachten.
4. De gil van een vreemde
Vandaag voegde ik een laatste gil aan mijn verzameling toe. Het gebeurde vanmiddag. Ik zweette me te pletter. Het kan voelen als hevige, menstruatieachtige pijn, had de gynaecoloog gezegd. Gelukkig had ik geen calls.
Gert was een tien jaar oudere collega van me geweest. We werkten in een communicatiebureau. Ik schreef scripts voor bedrijfsvideo’s. Hij deed iets met administratie. Jarenlang was hij de eerste die me een gelukkige verjaardag wenste, nog voor de melding van hr. Zijn stekelige snor, eentonige stem en aanmodderend huwelijk nam ik er bij. We zagen elkaar na het werk in mijn appartement. Meestal kwamen we niet verder dan de hal. Hij nam me gretig, terwijl ik me vasthield aan de kapstokken, met mijn gezicht tussen de vochtige jassen. Drie weken geleden mailde hij ‘s ochtends dat hij zou blijven slapen, wat hij anders nooit deed. Sindsdien blijft hij altijd slapen. ‘s Ochtends eet hij mijn yoghurt, bladert door mijn post. Soms legt hij een hand op mijn heup terwijl we slapen. Heeft zijn vrouw hem op straat gezet? We doen het niet meer in de hal.
Mijn appartement is ontzettend klein, maar naar huidige normen goed geïsoleerd. Gerts hamsterachtige geur, die ik ooit associeerde met zijn jas en bijgevolg met seks, achtervolgt me nu overal. Het maakt me misselijk. Net zoals het vlees dat van de ene op de andere dag in mijn koelkast lag. Ik probeerde het hem uit te leggen, maar hij grijnsde alleen maar. Hij vindt principes aandoenlijk.
De krampen in mijn onderbuik werden heviger. Een golf van walging, die als een brooddeeg uren in mijn maag lag te rijzen, douwde langs mijn keel naar boven. Ik gaf over in mijn schoot. Slijmerige brokken op mijn versleten broek. Blind tastte ik de muren af, naar de badkamer. Daar gaf ik nog een keer over. Toen ik neerzat, namen de krampen toe. Een hol, jammerend geluid ontsnapte - eerder een diepe zucht dan een gil. Het leek allemaal zo vreemd, zo buitenlichamelijk, alsof niet ik, maar iemand op televisie die geluiden maakte. Twintig jaar had ik gespaard en geoefend, en dit was mijn gil. Helder vocht druppelde langs mijn billen naar beneden. Na een poos voelde het uitgelekt. Ik spoelde het kersenrood door. In de spiegel zag ik mijn gezicht: leeg, beheerst. De dochter van de slager.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.