Zelfmoordmeisje
Het Zelfmoordmeisje kocht een shirt voor me. Bij haar geboorte noemden haar ouders haar anders, maar er is geen naam die zo goed bij haar past als Het Zelfmoordmeisje. Als ze haar zin niet krijgt dreigt ze met zelfmoord. Dingen gaan zelden op de manier zoals zij die graag zou zien.
We leerden elkaar kennen in een park, waar zij haar hond uitliet en ik mezelf. Haar hond rende te ver weg, ze deed de riem om haar nek en schreeuwde naar haar hond dat ze zelfmoord zou plegen als hij niet snel terugkwam. Ik sloeg het van een afstand gade, zat op een bankje hijsjes te nemen van mijn elektronische sigaret en riep haar toe dat ze het moest doen. Ik heb altijd een hond gewild.
De hond keerde terug, ze lijnde hem aan, kwam naast me zitten en vertelde een uur lang dat ze iemand is die niet graag praat. Toen de accu van mijn sigaret leeg was zei ik dat ik moest gaan. Nu drinken we samen soms een cocktail. Altijd buiten de deur, ik was nog nooit bij haar thuis en zij nooit bij mij. Ik wil geen zelfmoordenaars over de vloer. Sinds mijn veertigste weiger ik de rommel van anderen op te ruimen.
Bericht van Het Zelfmoordmeisje: ‘Kocht een shirt voor je. Je hebt zo’n slechte smaak. Ligt begraven onder t bankje waar we elkaar voor t eerst spraken.’
Ik loop naar het park, kijk onder het bankje, vind onder zwart zand een pakje, in mooi papier ingepakt trouwens - zo slecht is mijn smaak nu ook weer niet – open het papier, houd een zwart shirt met rode en gele afbeeldingen van hondjes omhoog en trek het aan. Het shirt past goed, ik kan zelfs nog tien kilo aankomen. Wanneer ik zelf kleding koop houd ik altijd rekening met het feit dat ik waarschijnlijk nog dikker ga worden dan ik nu ben.
Ik stuur Het Zelfmoordmeisje een bericht dat ik erg blij ben met het shirt.
Haar antwoord: ‘Als je tegen me liegt pleeg ik zelfmoord.’
Weten
‘Jij hebt behoorlijk wat lef om hier na gisteren weer te komen,’ zegt de barman. ‘Hoezo?’ vraag ik. Ik weet vrij zeker dat ik al tijden niet meer in dit café ben geweest en dat ik ook geen lef heb. Hij somt op wat ik hier gisteren allemaal deed. Omvallen, schreeuwen, mensen over hun gezichten likken, pinda’s in mijn neus stoppen, mijn broek weigeren op te hijsen, eisen dat er muziek van Mathijs Leeuwis werd gedraaid, etc. Het is een beeld waarin ik me niet herken. Zeker niet in de werkelijkheid, in een verhaal zou de niet-bestaande en fictieve ik dit misschien wel kunnen doen, voor het effect dat dit op de lezer heeft, maar we bevinden ons nu niet in een verhaal, dit is allemaal echt. Bij mijn weten zat ik gisteravond thuis, las een boek en dronk inderdaad wat wijn en, o ja, nu ik erover nadenk werd ik vanochtend wel naakt wakker voor mijn huis. De sleutel stak in het slot. Hoe had ik die sleutel meegenomen?
Ik ben een man van middelbare leeftijd, wordt het niet eens tijd voor andere hobby’s? Zoveel kleren heb ik nu ook weer niet.
Ik vraag de barman of er nog een rekening open staat: ‘Staat er nog een een rekening open?’ Hij zegt dat [hij noemt hier de naam van iemand die ik niet ken] de rekening betaalde. Ik ga aan de bar zitten en vraag om een glas rosé, de huiswijn alstublieft, ik ben en blijf een gewone goudeerlijke volksjongen.
Net nog was ik bij mijn ouders. Mijn vader voelde zich goed - op de kanker na. Zijn baardharen beginnen uit te vallen. Bij het weggaan zoende ik hem op zijn mond.
De eerste slok rosé. Ik voel een losse haar in mijn mond, slik hem door, kijk om me heen en zie niemand die ik, voor zover ik weet, ken.
Wonderen der natuur
[introductie die ogenschijnlijk niets met het verdere verloop van het verhaal te maken lijkt te hebben, tot het verhaal bijna ten einde is:]
Als je poëzie leest in de trein komt niemand naast je zitten. Ik zit in de trein, lees een poëziebundel en niemand zit naast me. Maar wellicht komt het door de katachtige sisgeluiden die ik naar mensen maak wanneer ze naast me willen gaan zitten.
Omdat het regent loop ik door het park. Zo hoop ik droog te blijven, 'bomen absorberen vocht' is wat ik denk. Bomen blijken echter twee keer zo veel water af te geven als ze absorberen; de wonderen der natuur. Mijn witte gympen worden bruin (regenplassen).
Als ik het park weer verlaat (omdat het park ophoudt) stopt het met regenen.
Ik steek een sigaret op. Een man die in een auto zit draait het raam van zijn auto open en zegt: ‘Roken is slecht voor je.’ Ik zeg dat autorijden slecht is voor de hele planeet, dat ik tenminste nog het fatsoen heb alleen mezelf te vergiftigen.
Ik bel aan, de deur gaat open. Ze ziet hoe nat ik ben en kijkt omhoog: ‘Regent het?’
Ik zeg dat voorbijgangers me bespuugden.
Binnen serveert ze wijn, op de fles staat geschreven: Niet innemen in combinatie met alcohol.
Ze moet nog even een e-mail afmaken en tikt en tikt en tikt verder. Ik drink de fles wijn leeg en lees de poëziebundel drie keer uit.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.