papieren helden

FB

Als we de geschiedenis dan toch in dagen moeten tellen

Dag 1.
Rust vinden is lastig.
De dagen worden schoner.
Misschien is alles opvullen niet nodig.

Dag 2.
Het verdriet van de ander.
De pijnlijke wil iets te doen, iets te moeten, iets te willen bewegen.
Er niet kunnen zijn.
Ik wil je omhelzen, maar ik ben bang dat je breekt, in stukjes in mijn armen in elkaar gaat zakken.
Nee, dat is nonsens. Echt bang ben ik niet.
Vragen wat je wilt.

Zwijgen.

Alleen zijn.

Eten.
Kun je zeggen wat je wilt en is dat dan ook wat je nodig hebt.
Wanneer beweeg je tegen een ander mens in.

Dag 3.
Alles is er nog, angst, pijn, verdriet, de premier aan zijn bureau in het torentje.
Het bos waar ik per ongeluk die ene gezonde tak van een kastanjeboom afknipte.
Ik ben niet bang, ik heb angst voor de chaos van anderen.
De wereld is crazy.
Onzin.
Er is ruimte.
Er is nog tijd.
De grenzen zullen ook weer opengaan.
Alles toch achterlaten.
Je op jezelf richten.
We zijn bang.
De kosmos is groot.
Er zit erg veel ruis tussen ons in.

Dag 4.
Alle bewustzijnslagen
Verder naar binnen keren.
In de eerste laag; tegels, cement ertussen.
In de middelste laag mist, flauw slapen.
Dieper naar binnen; wezens, schedels.
De ongrijpbaren.
Omhelzingen, aanraking moeten missen, heel lang
(Toen wist ik nog niet hoe lang)
Is dit hoe ouderdom voelt
“De dag duurt al zo lang” zei ze
Is dit hoe sterven is.
Etcetera.
Er het beste van maken.
Volhouden.

Dag 5.
Avond.
Het ging zo; iemand vertelde hoe ik Venus kon zien vannacht. De hemel was helder. Om acht uur deed ik mijn raam open en klapte voor de lege straat.
Een overbuurman opende zijn raam en klapte heel snel, beschaamd.
Hij zag mij en we klapten, staken duimen naar elkaar op.
Alles voelt steeds meer samen.
(Dat is alweer verdwenen).

Dag 6.
Ik hoor hoe hees mijn stem is wanneer ik een voicebericht inspreek voor een vriendin.
Ik ben doodmoe.
Ik huilde op de fiets naar het bos.
Midden in het bos belt de dame van Amnesty op.
Wanneer ze terug kan bellen, nu komt niet uit nee.
Als ik weer werk heb zeg ik.
We lachen samen.
Het doet me goed.
Vanmiddag zakte voor het eerst alle moed me in de schoenen.
Het bos hielp.
De zon.
Er was iemand die riep: DOEN!!
Er was iemand die zweeg.
Ik belde mijn vader een dag te vroeg voor zijn verjaardag.

Dag 7.
Opstaan lukte niet.
Kop vol watten.
Keelpijn, benauwdheid.
Geen koorts.
De website van het RIVM ligt eruit.
Het idee is nu: ’s avonds eerst een uur mediteren, dan schrijven.
’s Ochtends een uur schrijven als vorm van meditatie.
Pen op papier en niet stoppen.
Hier is de tijd.
Hier is de tafel, de tafelnerven
Hier tikt de klok.
Hier rotten de appels traag in de schaal
Ik heb er één van de rotting gered, het proces onderbroken, de appel in stukken gehakt.
De tijd gaat nu verder in het kauwen, slikken, verteren.
Het hete water dat langzaam verdampt in de kop.
De benedenbuurjongen die vertrekt.
Boodschappen?
Werk?
Zijn zij nog gezond?
Hoe hou jij je?
Goed.
Af en aan.
Vannacht heb ik Venus gezien.
Ochtenden zijn altijd pet, nu dus ook.
De middag is ok, de namiddag is zwaar. Na het avondeten leef ik op.
Stel je voor: in deze tijd brieven moeten schrijven.
Geen contact, behalve per post.
Dagen wachten op antwoord.
De dagen laten lengen.
Zien hoe laat de zon opkomt en hoe laat ze ondergaat.
De bomen fotograferen, de knalgroene parkieten tussen de lentebloesem.
De klimop tegenover mijn zolderraam heel langzaam groen zien worden.
Het tikken van de verwarming.
Ik op een stoel op een kussen aan tafel.
Cellen die delen.
Dood gingen we toch al, elke dag een beetje.
Ach, we komen toch allemaal collectief tot dezelfde conclusies, de één een dag later dan de ander, zo uniek zijn we niet.
Ik hoor de vogels beter nu.
Een kort tjilpen is het, korte, hoge, snel herhalende tonen in tweespan.
Ti-di ti-di ti-di
Morsecode.
De Moffen komen.
De Russen, de Chinezen.
Je niet te veel verzetten.
Zeg, als ik morgen aan je denk om drie uur ‘s middags aan de keukentafel, stuur dan een bericht in gedachten van: ja, wederzijds.
Ik ook aan jou.
Ik heb het nodig dat er iemand meekijkt.
Het is zo.
God, of Facebook.
Er ontbreken stemmen.
Niet iedereen krijgt een platform.
Wie worden door dit virus monddood gemaakt?
Ondergesneeuwd?
Wie heeft geen internet en is alleen en zit nog een poosje zonder beltegoed?
En iedereen die een oorlogsgebied ontvluchtte, hoe gaat het daar nu mee?

8.
Thuis.
In het begin was alles hectisch, nu daalt er een soort rust neer.
Niets doen ligt op de loer.
(De tijd van de dag verstrijkt zo snel, zo snel, ongelooflijk ik hou het niet bij)
De wind, de sterren.
Ons draaien.
Onze banen om de zon.
Het uitdijende, dansende, deinende universum.
Daar, ergens in het midden: wij. Een speldenknop, een vlo; een radiostation.
Hier, de reis die we samen maken met de andere planeten, daar: een pluisje op het kussen van de bank.
Links de kaart van ons die roder kleurt en die me af doet vragen wat een virus opheeft met natiestaten.
En wat de aarde.
De bossen die in brand staan en onze longen die het begeven.
De stralende zon daar ver boven-
Ons samen en weer los smelten.
Ons draaien en de pupillen van jouw ogen die in schokgolven groter, groter.
Ik heb het gezien.
Kom hier met je neus (ik hou van neuzen)
Onze talen die we niet verstaan.
De woorden die tussen ons in blijven steken.
We zouden moeten dansen samen.
In de ziekenhuizen is de lucht scherper.
Hectisch werken is als dansen.
Ook thuis zouden we dus moeten dansen.
Zittend, liggend, schuivend meedeinen om de schokgolven daar in het epicentrum rond de allerzieksten op te kunnen vangen.
Deinend het gevecht, de afgematte ademhaling, de spieren slap aan de beademing, om energie te sturen en krachtinspanning op te vangen.
Aldoor dansen.
Ademend.
De stad, het land, de huizen, de straten, de fietsers op twee meter afstand van elkaar, de wolken, de dampen, deinend samen en zacht en zacht en zacht en zacht voor elkaar.
We gaan allemaal sterven.
Niemand van ons is er nog over 150 jaar.
We zijn alleen even gekomen om snel weer te gaan.
We doen het samen.

9.
Wat hebben we aan sentimentaliteit?
Hartstikke dronken moeten we worden. Laveloos, dansend, zingend, gillend.
Als dit nog maanden duurt dan staat de halve stad straks masturberend voor het raam.
Als we eindelijk weer de straat op gaan, seksfeesten in de parken.
Het verleden herhaalt zich.
In de voorraadkast van de geschiedenis vreet een kleine huismuis zich een heerlijke gatenkaas door onze herinnering.
Het spinnenweb dat overblijft vormt de blauwdruk voor onze volgende generatie.
Zij zullen denken dat ze het zich herinneren.
Ze zullen denken dat we gek waren en dat zij het allemaal héél anders hadden gedaan.
Ze zullen vragen, oma, maar wat áten jullie dan. Avocado’s, zullen we zeggen. Zalm. En dan bonen uit blik en dan wodka aangelengd met ongezuiverd water en rijst en dan de stengel van een niet meer te verkopen plant en dan bessen uit het bos en dan wormen uit de grond en grond en bladeren en dan eet de grond de bladeren en ons en wordt de aarde wat wij door de tijd vergaten.
Hoog daarboven de vogels.
De bomen.
Het deinen,
het water.
De wolken, de gewassen, de rivieren, de maden.
De uren, de dagen, de jaren die dan niemand meer telt.
Die niemand meer meet aan de technologie.
Zie: als je het zo bekijkt, vanuit de blik van het gras en de bomen, bestaat de tijd natuurlijk niet.

10.
Het verlangen naar een lichaam.
Een dansfilm van Pina Bausch.
Je armen, je lijf.
Je geur, je benen, je kop in mijn bed.
Vanmiddag danste ik in de kamer.
Pijn in mijn lijf.
Alles wat zich aandient, om weg te vloeien, om iets schoon te maken, plaats te maken voor iets anders.
Ik heb gigantisch veel geluk, al mijn buren maken muziek.
Muziek opent alles:
Eten, dansen, vrijen, zonlicht.
Ik hoest.
Ik hoef me over geld gelukkig even geen zorgen te maken, ik heb geluk. Teveel soms denk ik.
Zonder kunstenaars gaat het niet.
Wij brengen alles wat schijnt en ettert bij elkaar en zeggen: kijk!
Prachtig lelijk is het hè?
Het is goed voor ons. Deze klap, deze omschakeling. Hoe erg dat ook is.
Tut tut, je leeft nog steeds op chips en Facebook.
Vreten en erkenning.
Maar het geeft niet hoor.
Je bent een mens.

11.
Behalve misschien die ene maanreiziger van 88 die de aarde achter de maan op heeft zien komen.
Die is misschien gewoon van ouderdom gestorven.

12.
Ik werd gillend wakker uit een droom omdat ze me daarin een ruggenprik gaven. Het gevoel was zo levensecht dat ik bij het wakker schrikken direct naar m’n onderrug greep en verwachtte omringd te zijn door artsen.

13.
Ik ontmoet je als het donker is. Een klein tuintje in de nacht waar ik, op een piepklein lapje grond, een vierkante meter, hoogstens, neerkniel en zaden plant in zeer onvruchtbare grond.
Beter kijken.
Ik was op je stoel gaan zitten.
Er werd niet gelachen om de grap die ik maakte en ik wist niet of ik welkom was, omdat ik daar altijd aan twijfel.
Het was moeilijk om weer met iedereen te praten en het werd later.
Oefenen in loslaten.
Elke ochtend opstaan, douchen, haren wassen en even naar buiten gaan.
Ik rook elke avond, zodat ik het hoesten in de ochtend daaraan kan wijten.
Is schrijver zijn dan toch een vorm van onvolwassenheid?
Nee.
Een kastanjebloesem die eindelijk haar volle ruimte inneemt.
Er zitten vaak bomen in de woorden.
Ik denk omdat zij ook stromen, zoals we zelf door de dagen heen vermeerderen en verminderen.
En misschien omdat we schrijven op hun lijven, tot pulp gemalen.
We bewegen niet, we verschuiven alleen en worden ouder.
We kunnen verhuizen, maar dat verandert niets aan de tijd, er is geen tijd.
Een slecht afgestelde metronoom, die naast het ritme van onze lijven, onze ademhaling loopt.
De beweging die we allemaal samen met elkaar maken, dat is de echte tijd.
Ik krijg die Italiaanse kerk vol kisten niet uit m’n hoofd.
De kerkklokken luiden hier vaker nu.
We zijn nog steeds geneigd in crisistijd naar de mannen te luisteren en de andere mensen om ons heen te vergeten.
De afschuwelijke berichten die ik las in Trouw over de Afghanen die doodvriezen in de bergen tussen Irak en Turkije.
Ik had nog niet eerder een uitgevreten schedel in het nieuws gelezen.
Wij zitten in onze huizen en kijken films, liggen in bed, werken thuis.
We zullen licht zijn.
Ik zal je bellen, in je gerimpelde kamer, waar gedachten aan wereldoorlogen aan het behang blijven plakken.
We zullen het over wodka hebben en pruimen en perziken.
We zullen praten met onze ogen, we zullen een nieuwe wereld bedenken.
Elkaar verhalen vertellen.
Verbinden.
We dromen onszelf een toekomst in.
We komen weer samen en dan zwemmen we in de lentebloesem.
Gisteren was het leven zwaar, maar vandaag! Oh! Vandaag.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,