papieren helden

FB

Niemand die dat allemaal controleert

Ik at slakken in het restaurant waar ik Joaquin voor het laatst zag. Mijn oudste zoon las een Donald Duck. De jongste smeerde roomboter op brood. En mijn man had moeite met het gesprek bijhouden want niemand liet hem uitpraten. Mijn man keek naar mij, zo van; dit wordt onze ondergang en we zullen erbij zijn tot het eind. Daarom schrijf ik in de nacht. Wanneer ze slapen kan ik aan alles terugdenken zonder schuldgevoel.

Ik heb Joaquin na die avond niet meer gezien, niet omdat hij dood is – maar omdat hij ergens in Amerika woont met zijn vrouw en kinderen. Zijn vrouw houdt van paarden, tenminste haar Instagram-account is haar voornaam gevolgd door [dreamsofhorses]. Ik droom niet van paarden. Nooit gedaan. Misschien is dat wel de reden dat het niks is geworden.

Na de slakken vroeg de oudste of hij de Donald Duck mee naar huis mocht nemen. Ik stopte het tijdschrift al in mijn tas, dacht aan karma en verkeersongelukken – ik haalde het tijdschrift weer uit mijn tas.

‘Vraag maar aan de ober.’

De ober moest er diep over nadenken. Hij drukte zelfs zijn knokkels tegen zijn voorhoofd. Mijn zoon beloofde de Donald Duck terug te brengen zodra hij hem uit had.

‘Ik beloof het.’

Het account [dreamsofhorses] bestaat niet meer, zie ik nu. Jammer. Ik keek graag naar haar doodse blik en fantaseerde hoe ze wasmanden de trap optilde en haar heupbeen aan de leuning stootte terwijl Joaquin een podcast over gezondheid en fitness luisterde aan de keukentafel. Of hoe ze met haar vriendinnen een cocktail met een gesuikerde drinkrand dronk en aangeschoten in een taxi stapte. In haar badkamer ensuite veegde ze dan de mascara van haar wimpers met reinigingsmelk en gebruikte de ribbelkant van het watje, want ze wist waar die kanten toe dienen, dan smeerde ze handcrème op en trok Joaquin af waarna zijn pik naar handcrème rook en haar handen naar zijn pik.

Nu ben ik haar ook kwijt.

Ik blader door onze brieven, driehonderdzeventien in totaal.

I’m staying in this house that smells like a German dog, ik.

I'm on a really pretty beach and feeling relaxed for a change, hij.

Al lezende begint het te knagen, de manier waarop ik het heb afgekapt, de plotselinge sorry – maar ik hou toch niet van je.

Het sneeuwde die avond. Ik was in het zwart. We hadden elkaar ruim een jaar niet gezien. Op het bordes voor het restaurant rookte ik een sigaret. Ik woonde pas samen met mijn man die mij met een nepglimlach veel plezier had gewenst. Onderweg was ik gestopt voor het bejaardentehuis en las zijn laatste brief.

I always dream of going back to Europe. I wonder how long it will take before I collapse and go again. It’s good to hear from you. I still love you. I should have said it at the right moment. I want to see your face. Let’s see each other. With no expectations.

Kiss BB

Envoyé de mon iPhone

Ik was bang voor alles.

Zijn adem rook naar jonge Jenever. Zijn handen beefden. Hij bestelde voor ons, zoals hij meestal deed, en vertelde over [dreamsofhorses]. Ze hadden elkaar ontmoet via iets dat bumble heet. Of bubble. Of hubble. Zo ongeïnteresseerd en kinderachtig deed ik op dat moment ook, uiteraard.

Er werden haring, oesters en gekookte garnalen op tafel gezet. Joaquin keek om zich heen en zei dat het hem deed denken aan de Oktoberfesten. Zijn haar was minder mooi. Zijn gezicht ook. Hij zag er eigenlijk niet uit.

‘Ik was 10 dagen in Nicaragua,’ zei hij. ‘In de rimboe. Ik at geen vlees, rookte niet, dronk geen alcohol, en had tien dagen geen orgasme. Dus ik voel me waardeloos.’

‘En waar was [dreamsofhorses]?’

‘Thuis.’

Hij knipoogde. Ik wilde met hem naar bed. Gauw terug naar twee jaar eerder.

Langs de Seine; hij die de mee-eters op mijn kin uitdrukt. De foto op zijn telefoon van de blote vrouw in zijn bed. Ik confronteer hem, hij begint te fluiten. De overrijpe avocado die ik niet wil weggooien en in mijn haar smeer; de klonten druipen in mijn ogen terwijl ik tegen hem tekeer ga. Zijn woorden: Sshhtt, just entertain me.

Eerst voelde ik me schuldig naar mijn man toe, maar later niet meer. Bovendien hebben hij en zijn ex goed de tijd genomen om uit elkaar te groeien. De laatste keer dat ik Joaquin zag waren we samen.

Ik zwaaide Joaquin uit op het vliegveld.

Ik werd verliefd op mijn man.

Geen kans gekregen om fysiek af te knappen. Daar heeft een mens recht op. En dit verhaal gaat niet over schuld, maar over loslaten. Later voelde ik me weer schuldig naar Joaquin toe. Dit schoot zo niet op.

Binnen vijfentwintig minuten waren onze borden leeg.

Hij fietste met mij achterop door de sneeuw naar het dichtstbijzijnde café. Hij kon niet fietsen. We vielen in de bocht. Hij controleerde zijn eigen leed en ik herinnerde me weer dat hij een egoïst is. Het kwam door die verdomde brieven. Daar ontstond de illusie. Ik bedacht mijn eigen verhaal rondom Joaquin, hierop bouwde ik voort – op mijn eigen fantasie. Ik had alles verzonnen en me er vervolgens in gewenteld, inclusief de erotiek.

De tongzoen in de portiek viel tegen. Het idee dat ik alles kon daar waar ik zin in had – niet. Dat maakte hij nou eenmaal los. Maar zijn tong kon ik bijna niet verdragen. Niet eerder was ik me er zo van bewust dat een tong een spier is. Het vreemdgaan was als afscheid nemen van een aangereden kat: je wilt je afwenden, maar iets trekt je ernaartoe. Je voelt weerstand, dat is de dood in de aura, daar denk je jezelf overheen te moeten zetten. Ik herkende de blik in zijn ogen. Mijn zelfvertrouwen groeide en ik wilde iets.

Hij begon over hotelkamers.

Er zijn van die mensen die nooit een goed verhaal hebben. Die praten over verbindingen en transparantie. Ze zeggen ook vaak dat je in het moment moet leven en lekker moet gaan zitten. Maar wat zeggen die mensen nou eigenlijk?

Ik heb een vriendin die komt binnen met peren uit haar tuin. Ze bakt een crumble. Ze vertelt over de afgelopen uren (ze stond in de nacht op de stoep met een krijsende koolmonoxidemelder) en ze vertelt over straks (naar de bouwmarkt). Mensen die krampachtig in het nu leven, hebben geen goed verhaal. Ze hebben ook niet door hoe weinig ze in het hier en nu te bieden hebben.

De tram reed langs de portiek waar ik zojuist had getongd. We stonden een armlengte van elkaar vandaan. Intuïtie is geen impuls, het is iets dat diep van binnen heeft nagedacht zonder woorden.

‘Ik laat alles voor je achter. Trouw met me. Als je niet met me meegaat ga ik dood.’

‘Ga dan maar dood.’

Simpel.

Boven ons fonkelden kerstlichtjes en ik was me er sterk van bewust dat dit geen goed verhaal was, maar een uitvinding van commerciële romantiekcultuur. Dit ging allemaal voorbij. Deze zogenaamde lustgevoelens ook. De sneeuw. Het gelal aan de bar wat een kater zou worden die ook weer over zou gaan. Wat overbleef was de man thuis die iets met mijn fietsketting deed als het vroor.

Joaquin keek me vragend aan. Hij had geen fiets, geen huis, geen schaamte – alleen de vraag of ik bij hem bleef. Het beeld van de man midden op straat, omringd door papperige sneeuw, is de laatste keer dat ik hem zag. Ter hoogte van het bejaardentehuis voelde ik niets. Thuis zat mijn man met de kat op zijn buik. Een vriend was op bezoek. Er werd een extra wijnglas neergezet. Er werd een hand op mijn been gelegd. Er werd gevraagd of ik een leuke avond had gehad.

Het waait hard deze nacht, dat is fijn, maar ik ben blij als het ochtend is en ik mijn schuldgevoel weer terug heb.

Ik stel me de ochtend voor.

Terug naar het restaurant. Ik zal vanaf de bar toekijken hoe mijn zoon met de Donald Duck naar de tijdschriftenstapel loopt. Ik stel me voor dat hij me vragend aankijkt, het tijdschrift twijfelend tegen zijn borst aandrukt. Hij zal de Donald Duck terugleggen en verwachtingsvol om zich heen kijken. Er zal een ober langslopen met een dienblad. Een andere ober poleert een wijnglas. Die ene ober is er vandaag niet. Buiten op het bordes zal mijn zoon zeggen dat hij blij is dat hij niks stiekems heeft gedaan. Dan zal hij zich afvragen hoe de juiste ober kan weten dat hij zich aan hun afspraak hield.

‘Nu weet die ober van laatst niet dat ik hem heb teruggebracht?’ zal hij zeggen.

‘Jawel hoor.’

‘Hoe dan?’

‘Dat weet ik niet. Het doet er niet toe,’ zoiets zal ik zeggen. En dan: ‘Het gaat erom dat je het zelf weet.’ En ik zou het erg wijs van mezelf vinden en de hik krijgen waarop mijn zoon zal adviseren dat ik tien seconden mijn adem moet inhouden of dat ik even moet wachten, en dat het vanzelf voorbij gaat.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

Megan van Kessel
,