‘Links of rechts, zeg jij het maar’. De hamvraag dringt zich weer op. Altijd mijn keuze, elke vrijdagavond weer. Voor ons doemt de splitsing op. Hij remt wat af en zijn grote zongebruinde kokshand schakelt terug naar z’n twee. Hij draait zich naar me toe, grijnst en ik zie de kraaienpootjes naast zijn ogen verschijnen. Kraaienpootjes die wit oplichten in zijn zonnige huid als hij eens niet grijnst. Ik ben verliefd op die witte vertakkingen in zijn gezicht. Als ik durfde, zou ik ze met mijn vinger volgen. De splitsing naar links volgen, en dan naar rechts.
‘Het is aan jou, dat weet je, het maakt mij echt niet uit’.
Ik haal diep adem en kijk langs hem heen de nacht in. Buiten hangt een grijze sluierende mist die ons door de bomen heen lijkt te volgen. In de auto is het waterkoud en mijn handen voelen stijf aan. Alleen mijn billen gloeien door de stoelverwarming. Elke vrijdagavond weer denk ik door die stoelverwarming even dat ik in mijn broek heb geplast. Ik voel snel aan mijn stoel en check of ik wat ruik. Maar er is altijd alleen zijn geur. De Chef ruikt naar restaurant, naar uien en knoflook, beetje boter in de pan en dan zacht fruiten voordat je de groenten erbij doet, of de boter heel heet laten worden en dan - mijn gedachten dwalen af. Ik hoor hem ongeduldig snuiven.
De Chef legt me altijd uitgebreid uit hoe alle gerechten op de kaart bereid moeten worden zonder dat ik daar ooit om vraag en terwijl ik het eigenlijk al weet. Maar dat maakt hem niet uit, en mij misschien ook niet. Ik luister altijd aandachtig naar hem, ook wanneer ik dat niet doe. Struisvogelbiefstuk met een saus met chocolade erin, of zalm uit de oven met een kruidenkorst, Franse uiensoep met een crouton met gesmolten – mijn keuze hing nog steeds in de koude lucht. Alle meisjes luisteren aandachtig in de keuken van de Chef.
‘Wat gaat het worden. Links of rechts?’
Misschien maakten de andere serveersters ook elke week deze keuze, daar had ik geen idee van. Misschien dat als we elkaar in vertrouwen zouden nemen, dat we dan voor de pijnlijke maar leerzame verrassing zouden komen te staan die elk tienermeisje eens moet ervaren. Namelijk dat de prooi geenszins uniek is. Er zijn er savannes vol van. Het enige verschil is de wijze waarop er op ze geroofd wordt, en dat heeft weer alles te maken met de reactie van de prooi. Hoewel je de klok gelijk kan zetten op de handelingen van het roofdier, gevangen als ie zit in zijn eigen doelmatigheid, heeft de prooi veel meer narratieve vrijheid. Vluchten, de boom in klimmen, een gat graven en jezelf verbergen, op je rug gaan liggen, doodspelen of meespelen – die laatste twee zijn wellicht hetzelfde – en natuurlijk kiezen: naar links of rechts. Een prooi kan je nog wel eens verrassen, let maar op.
Ik droomde eens dat ik terug was in het restaurant van de Chef en dat de gang tussen de keuken en de schuur was verdwenen. De gang waar de grote witte vriezer in stond met daarin de ingevroren carpaccio en rouleaux van zalm. Stukken dieprood rauw rund en vlezig roze vis strak opgerold en samengeperst in vershoudfolie - gerechten die ik in dat restaurant had leren kennen en die me introduceerden in de wereld van de betere klasse. De vriezer waarover ik heen gebogen lag met mijn kleine borsten platgedrukt tegen de koude deksel, mijn broek op mijn enkels en mijn zwarte schortje nog om. Mijn billen hoog in de koude wind die vanuit de schuur door de gang heen waaide. Die billen waren te vroeg te groot, en veel te wulps voor mijn kleine verliefdheden waardoor ze steeds tot het verkeerde uitnodigden. Zijn grote kokshanden naast die van mij geplaatst, links en rechts.
Ik snuif nog eens diep en haal de oude sigarettenrook die als damp om hem heen lijkt te hangen omhoog door mijn neus. Ik probeer het moment uit te stellen. De geur van blauwe Gauloises zat nog het diepste verborgen in zijn koksbuis, en hoe dichterbij ik kwam hoe ouder hij begon te ruiken, alsof er geurlagen waren die ik eraf kon snuiven totdat ik bij zijn kern uit zou komen en zou weten hoe de Chef echt rook als ie helemaal alleen was: Salade met een beignet van brie, heilbot en papillote, geroosterd piepkuiken uit de oven, sigaretten, sigaretten, man. Voordat ik de keuze maak die geen keuze is, in deze korte stilte die mijn antwoord vooruitgaat, maak ik mezelf elke vrijdagavond weer even wijs dat dit heus over meer gaat, zoals misschien iets als liefde, of als dat teveel gevraagd is dan toch op zijn minst verlangen.
‘Links of rechts. Jouw keuze he?’
‘Ja, weet ik wel.’
‘Dus?’
‘Links’, beantwoord ik hem zoals ik dat elke vrijdagavond doe. ‘Comme tu veux, madame.’ Hij slaat af naar links en stuurt de auto dieper het bos in, weg van de straatnaamborden die richting het dorp wijzen, weg van thuis. Thuis hebben ze vanavond gehaktballen gegeten, dat weet ik want die liggen elke vrijdagavond in de pan te sudderen als ik klaar sta om de bus te pakken naar het restaurant in de bossen. De Chef ritst zijn broek open en legt zijn handen klaar. Links en rechts, op zijn dijen. Mijn moeder zal nu de afwas aan het doen zijn terwijl mijn vader de overgebleven aardappelpuree voorzichtig in een bakje plaatst voor de maaltijd op zaterdag. ‘Jij wil dit toch ook wel?’, probeer ik nog. ‘We doen alleen wat jij wil’, zegt ie. Dat zegt ie elke keer.
Dit is het spel van de prooi die tot roofdier verwordt. Offense is the best defense, zeggen ze in het Engels, maar ik heb van de Chef geleerd dat het andersom is. Ik draai me naar hem toe en buig voorover. Dat doe ik elke vrijdagavond. Maar dan verander ik het verhaal. Ik leg mijn hoofd in zijn schoot, haal diep adem en laat al mijn verlangens lopen. Vanonder mijn billen verspreidt zich op mijn stoel langzaam maar zeker een grote, natte vlek. De geur van meisje.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.