papieren helden

FB

Silvester

De analyse begint ab initio
ik teken een lijn van een punt X naar een punt Y
op een wit blad papier. De abstractie,
het afwerpen van de wereldse wanorde,
brengen rust en troost: een sensatie van heldere stilte
die anderen zullen vinden in meditatie of gebed.
Net als zij hoop ook ik, enigszins
tegen beter weten in, op een vorm van begrip
die me tot dusver is ontgaan.

Ik geef de lijn enkele lichte bochten
opdat deze niet eenvoudigweg rechtdoor zou lopen—
zodoende de kritiek van mijn vader ontwijkend dat oversimplificatie
niet tot universeel inzicht kan leiden, maar integendeel
slechts een teken is van naïviteit.

Op deze zacht kronkelende lijn
beweeg ik me voort, van X naar Y.
Ik wandel—met name het enige dat ik kan doen: wandelen.

Ikzelf ben, in dit minimalistische paradigma,
ook een punt; ook dit brengt troost.
Een stip grafiet op het witte vlak, ergens in het midden
tussen de twee uiteinden,
nauwelijks te onderscheiden van de lijn zelf.

Een moment van plotse bevrijding:
een punt, oneindig klein en perfect symmetrisch,
ziet alle richtingen als gelijkwaardig, maakt geen onderscheid
tussen links of rechts, tussen verleden en toekomst.
De drang om uitsluitend achteruit te kijken, besef ik, is kortstondig
geneutraliseerd.

Dit kantoortje, naast de feestende woonkamer,
is voor onbepaalde tijd mijn schuilplaats.
Ik ben alleen, maar dicht genoeg om hun aanwezigheid te voelen—
op de rand van de actie, bij wijze van spreken.
Een constellatie die ik telkens opnieuw blijk op te zoeken.

Het huis is gevuld met plezier: kreten van victorie
schieten boven het geroezemoes uit.
Er wordt een gezelschapsspel gespeeld, geloof ik,
zelfs enkele volwassenen doen mee. De sluwheid van de kinderen,
die de weerloze grootouders zover hebben gekregen.

Ik teken een lijn van X naar Y op een wit blad papier.

Elk jaar, merk ik,
vergroot de afstand tussen mezelf
en een onbeschrijfelijk, niet nader te noemen punt X in het verleden
dat een enorme gewichtigheid blijft uitstralen,
zoals een krachtig baken
dat van de radar is verdwenen.

Ik stel echter vast
dat de incrementen van deze verwijdering
jaar na jaar afnemen,
zoals een wandelaar
die zijn stapgrootte telkens opnieuw halveert.

Het is, besluit ik, een kwestie van convergentie:
weldra heeft dit deel van mezelf een eindpunt bereikt.
Een stilstand in Y, inert en immuun
tegen elke verdere poging tot voortbeweging—

De manier waarop ik naar je kijk, aan je denk,
voortaan onveranderlijk, vereeuwigd,
zoals een koninklijk portret
dat eindelijk is voltooid.

Ik teken een lijn van X naar Y op een wit blad papier.

De pret verspreidt zich. Een stampende bende boven me,
die kriskras over het plafond dendert. We hebben olifanten in huis,
zoals opa het vroeger uitdrukte, verwijzend naar mijn broertje en mezelf.
Je kan het voelen: de drukte wordt intenser, zenuwachtiger—
bij kleine kinderen, paradoxaal genoeg, een teken van toenemende vermoeidheid.
Vanavond zijn ze echter vastbesloten om het uit te houden.

Ik teken een lijn van X naar Y op een wit blad papier.

Convergentie—ik krabbel het woord in een hoek van de pagina,
nog niet overtuigd van de relevantie ervan.

Is het correct
dat mijn passen alsmaar verkleinen, zodat tussen ons weldra
een definitieve afstand is bereikt?

Want er is, ontegensprekelijk, een indruk van stagnatie.
Een soort van progressieve slow motion,
waarin elk nieuw moment meer lijkt op het vorige—
vandaag, gisteren, morgen, vorig en volgend jaar: alles
is hetzelfde. Het voelt als roeien, nee zwalpen, op een open zee,
omringd door water, en omringd door tijd. Een eindeloze,
grijsgrauwe vlakte, waarin elke notie van voortbeweging
op den duur vervaagt, verdwijnt,
of wordt ontmaskerd
als een loutere zinsbegoocheling.

Dus convergeer ik naar een stilstand—een stilstand in Y?

Maar dat is nu net de paradox—

Want tegelijkertijd is er een hevige sensatie van variabiliteit, beweeglijkheid.
Plots naar je toe, vliegensvlug op je afstormend—helemaal terug naar X.
Dan weggekatapulteerd, naar een ondenkbare toekomst, waar alles is vergeten.
Ben ik een ijl, vederlicht lichaam dat moeiteloos wordt versneld,
geslingerd, gesleurd, als in een uitzinnige, duizelingwekkende draaikolk.

Convergentie naar stilstand. Divergentie naar chaos.

Je kan je niet voorstellen hoezeer ik ernaar verlang
om zulke dualiteiten te doorgronden.

En dus, zoek ik…

Ik teken een lijn van X naar Y op een wit blad papier.

Ik teken een lijn van X naar Y op een wit blad papier.

De opties waren eenduidig, dat weten we allebei.
Bij je blijven—de lijn breekt af, zoals een uitgedroogde twijg.
Je meenemen—de lijn ontspoort, zoals een overbeladen trein.
Je achterlaten—de lijn is wat ze is.

De lijn is wat ze is.

Ik teken een lijn van X naar Y op een wit blad papier.

Punten en een lijn—een geabstraheerde
geschiedenis, zoals in een wiskundig vogelperspectief.
Soms beweer ik dat de abstractie esthetisch is, inzicht brengt,
maar de waarheid is veeleer—het is gewoonweg makkelijker
om in zulke termen aan jou te denken.

Ik zet stippen op de lijn, trek verticale streepjes
op regelmatige afstanden van elkaar.
De respectievelijke intervallen worden benoemd
met edele Griekse symbolen: ψ, χ, φ …—het zijn onmisbare hulpmiddelen
in het structureren van mijn gedachten.

Waar en wanneer ben je, was je, waren we?

Opnieuw een paradox—je bent, immers, zeer veraf en zeer dichtbij,
zoals een fel schijnende zon, of een pikzwarte nacht.
Het is onmogelijk om een welbepaald tijdvak af te bakenen.
Je breidt je uit in alle richtingen, bevolkt de hele pagina,
zoals een druppel room zich uiteindelijk vermengt
met de hele tas espresso.

Het is misschien mijn grootste angst:
dat er misschien nooit een einde aan komt.

Ik teken een lijn van X naar Y op een wit blad papier.

Want de tijd zonder jou = bevroren.
Want de tijd zonder jou = een storm.
Want de tijd zonder jou = een doolhof.
Want de tijd zonder jou = ondefinieerbaar, zoals een deling door nul.

Tijd, dus afstand. Wachten, op afstand.

Tussen ons in liggen geen punten en geen lijn
maar een immense wachtzaal, die ik dagelijks volstouw
met compacte materie—een dichte, ondoordringbare massa
van opeengepakte deeltjes, atomen, moleculen,
stoffen, substanties, reacties, interacties…

Maar hoe ontstaat afstand in een heelal waarin herinneringen
overal tegelijk lijken te zijn?

Ik teken een lijn van X naar Y op een wit blad papier.

Middernacht nadert.

Rust in de woonkamer: slechts een handvol gedempte woorden.
De kinderen kijken een film. De glazen nog een keer vol. Iedereen zit te wachten.
Weldra resoneert in de woonkamer een vraag
met mijn naam erin, wordt de lege stoel niet langer gedoogd.
De analyse loopt naar zijn einde.

In deze laatste adem van het jaar
neem ik het potlood een laatste keer in de hand.

Zonder erbij na te denken
zet ik de punt tegen het papier en trek, in een minutieuze,
uiterst langzame beweging, een tweede lijn,
rakelings langs de eerste, eveneens van X naar Y.

Een moment van korte aarzeling—

Dan een derde lijn, die vanuit X gestaag stijgt, blijft stijgen,
boven een kleine lus maakt
en dan in een vloeiende neerwaartse helling afdaalt,
opnieuw eindigend in Y.

Een vierde lijn draait in een spiraal om X heen.
Eerst in kleine, ingehouden krullen,
om zich daarna te verwijderen in een gigantische uithaal,
zoals de staart van een prachtige komeet.

Een vijfde lijn is een singulariteit—een enkel, massief punt, zwaarder
dan de zwaarste herinnering.
Ik blijf maar drukken met het potlood,
blijf drukken totdat de dreigende zwarte stip, bijna,
de witte pagina doorboort.

Een zesde lijn als een arcerend, zigzaggend, ongebreideld patroon,
zoals wanneer een kleuter zijn kunstwerk inkleurt
met volle overgave, bijtend op zijn tong.
Het potlood krast naarstig heen en weer.

Een zevende, volmaakt rechte lijn: ze moet werkelijk perfect zijn.
Ik teken zo precies als ik maar kan.

Talloze, talloze lijnen, de hele pagina loopt vol.
Ik teken vrijuit. Ik kan niet meer stoppen.
Bovenwereldse, transcendente structuren, die ik zelf niet meer herken.
Ik wandel. Ik spurt. Ik zwem. Ik drijf. Ik vlieg. Ik ben overal tegelijk.
Ik zie en hoor alles, haarscherp. Ik herinner me elk moment. Ik zal je nooit vergeten.
Dit is X. Dit is Y. Dit is onze lijn. Dit zijn alle lijnen. Dit is wit licht
dat door een prisma gaat—een continuüm van alle mogelijke trajecten
in alle mogelijke kleuren.

Het is zoveel meer
dan alleen maar een stel punten en lijnen.

Gejuich stijgt op.
Een knal van openspattend vuurwerk.

Ik glip de woonkamer binnen, infiltreer opnieuw in de tastbare wereld.
Er wordt uitbundig omhelst en gekust,
als in een gezamenlijke beslissing om, tenminste vanavond,
elkaars welwillendheid te hebben verdiend.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,