(omdat er niemand anders is)
we hangen in hoodies op de lak van de wagen
er is een zon die ons verbrandt
er sterven oude mannen op bankjes
er sterven oude mannen op bankjes die de krant niet kunnen lezen
we vragen ze niet naar het weer
we knijpen onze blikjes leeg
we likken onze ijsjes kaal
we lachen niet naar spelende kinderen
we spelen een kinderloos gezin
er waaien versleten affiches rond
er waaien affiches rond van een failliet verklaard circus
we kruipen achter de vervuilde ruiten
we schuren de achterbank vaal
er is geen verandering in onze adem
er worden geen haartjes gestreeld
er ontgaat ons een passant op een fiets
er ontgaat ons het geluid van een aanlopende ketting
we rijden wegen zonder asfalt
we negeren verkeersborden
we kijken weg van de ondergaande zon
er is geen neiging van onze mond
er zijn geen toeschouwers om dat te bevestigen
we staren elkaar aan via vervallen gebouwen
we staren elkaar aan via het ontbrekende licht
er wordt niet gefilosofeerd over zwarte gaten
we zwijgen over onze moeders
we verzwijgen onze jeugd
er slentert een zwerfkat om te vermijden
er slentert een zwerfkat om niet te worden geaaid
er presenteren zich verlaten stranden
we voelen ons niet verlaten genoeg
we belanden in afgelegen kroegen
er wordt per ongeluk een Blue Lagoon besteld
we wachten niet op de laatste slok
we ontlopen de nacht, naar het huis
er mist een koffiezetapparaat
er mist een koffiezetapparaat en een dunne deken
we slapen op doelloze momenten
we slapen de nacht niet helemaal rond
er is geen honger te ontbijten
we scheuren het plastic niet van de verpakking
we scheiden het glas niet van het karton
we schommelen niet in de houten stoel
en de kameleon op de veranda blijft kleurloos
In onze rug
zwarte honden rennen door de straten
ruiken de vervreemding in ons hoofd
het weerzien
draagt een kanteling
fluistert in mijn woorden
twijfel, het gewicht van richtingloze
kruipers
doet de bar kraken
een glas gin-tonic valt op de grond
scherven verspreiden geur
geen lichaam bestand tegen ongemak
stilte
tien minuten afwachten
binnen grijs
buiten grijs
broekzakken leeggeroofd van tijd
mijn rug blaft naar het licht
dat elke hoek wil vullen met glimlach
elke hoek opent een gebrek
iemand zegt laten we onze borst zingen
tot tromgeroffel
ons lichaam moet worden uitgevochten
zwarte honden sluipen langs
het vensterraam waarachter onze jaren
met mijn handen duw ik mijn huid samen
blijf bij elkaar vorm
ik kijk naar de man zonder gezicht vergeet
dat ik gehurkt als een hond
warme urine langs mijn been
straatgruis klontert en vormt
een toekomst niet wit niet kalk of beige
maar zonder zoals de man
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.