Je ligt op een tapijt van onkruid. Ongewassen haren, afgeknipte spijkerbroek, versleten Micky Mouse trui, plastic waterschoenen die een paar maten te groot zijn. Je kijkt naar de donkere kabels boven je die de roze avondlucht doorsnijden, luistert naar het gonzen van de elektriciteitscentrale. Een permanente grondtoon in je leven. Het maakt de honden gek. Je denkt aan Sep, jouw oude herder, aan hoe het hem te veel werd. Hij kon niet thuisbrengen waar dat geluid vandaan kwam, bleef zijn eigen staart maar achterna zitten. Oma heeft hem toen afgemaakt. ‘Straks rent hij zichzelf dood,’ zei ze, vlak voordat ze de trekker van het jachtgeweer overhaalde.
De ruzie die iets verderop in de stacaravan bezig is maakt je zenuwachtig. Je hoort hoe je moeder fel tekeergaat tegen oma en je graaft gangen in je hoofd. Diepe, donkere tunnels waarin je weg kunt kruipen. Zo probeer je het kwijt te raken, dit onheilspellende gevoel dat het allemaal misschien wel iets met jou te maken heeft.
Je moeder stormt naar buiten, stapt zonder je aan te kijken in de oude Civic, slaat de portier dicht en scheurt het erf af. Grind knerpt onder rubberen autobanden, daarna is er enkel nog het gonzen.
*
Minstens drie intercity’s wacht je, waarna je overeind komt en de stacaravan binnen gaat. Het schemert inmiddels. Oma zit onderuitgezakt te roken in haar leunstoel. De televisie dompelt de ruimte onder in een spookachtig blauw.
Behoedzaam sluip je richting het smalle aanrecht en vindt een leeggegeten chipszak. Je likt het zout van de zilveren binnenkant, speurt naar overgebleven kruimels. Je zou willen dat oma het licht aandoet, iets te eten maakt, maar je durft het niet te vragen. Het is beter als je onzichtbaar blijft.
Je gaat naar achteren, schuift het gordijn dat tussen jou en het woongedeelte hangt zo zacht mogelijk dicht en legt het matras op de grond. Je gaat erop liggen zonder je uit te kleden. Voor je in slaap valt dwaal je nog een tijdje door je zelf gegraven gangenstelsel waar het altijd kalm en vredig is.
*
Als je wakker wordt hoor je duiven koeren, hun pootjes krassen op het dakzeil. Oma schraapt haar keel een paar keer voor ze het gordijn opentrekt.
‘De auto is nog steeds weg,’ zegt ze. ‘Ik kan je niet naar school brengen vandaag.’
Je krijgt wat crackers en een handje suiker. Daarna mag je helpen op het erf. Dat vind je fijn, het is beter dan op school zijn. Op school voelt alles vreemd, de kinderen ruiken naar wasverzachter en er zijn regels die je niet begrijpt. Je wordt daar regelmatig in elkaar geslagen. Hier weet je tenminste precies wanneer je jezelf uit de voeten moet maken.
Laaghangende wolken drijven met hun natte buiken tegen de elektriciteitsdraden. De toppen van de hoogspanningsmasten zijn haast onzichtbaar. Je opent de ton met hondenvoer, strooit droge brokken in de bakken en vult water bij. Box, de grootste, gromt naar de kleine Boef, die voor zijn beurt wil. Benno en Lady wachten rustig, zij weten dat ze Box niks moeten flikken. Beauty blijft op haar plek, wankelend heft ze het veel te zware lijf omhoog en kwispelt krachteloos. Oma geeft haar een aai over de bol. ‘Die staat op springen. Dat gaat niet lang meer duren.’
In de verte dendert een goederentrein langs. De kippen tokken chagrijnig terwijl je hun water ververst. Je tilt de deksel van de emmer met gaten die in het midden van het hok aan een touw bungelt en je controleert of er nog voldoende zadenmix in zit. Tussen het stro vinden jullie vier eieren.
‘Kom,’ zegt oma. ‘Het zal zo wel gaan regenen.’
Je wacht nog even, tot de eerste dikke druppels het stoffige erf bespikkelen en steekt je tong uit om er een paar op te vangen.
*
‘Wanneer komt mama terug?’ vraag je voorzichtig.
Oma geeft hierop geen antwoord. Ze vult een pan met water en draait het gas open.
‘Jij mag de lucifer afsteken.’
Je doet het zonder aarzelen en in één keer goed. Een kleine plof, daarna een kring van blauwe vlammen.
Oma scheurt een pak spaghetti open, laat de stengels in het water glijden, legt de eieren erbij. Vlammen likken aan de hengsels van de pan en blakeren het bakeliet. Je slikt de scherpe walm weg die achterin je keel blijft hangen.
De eieren zijn gebarsten tijdens het koken, uit hun schaal krult lillend wit. Oma haalt met een vork de brok aan elkaar gekleefde pasta uit elkaar, verdeelt wat eetbaar is over de borden.
‘De rest moet gewoon nog even weken,’ zegt ze en ze legt de boel weer in de pan. Regen beukt tegen het dak terwijl jullie op de taaie slierten kauwen.
*
Vochtige korenaren kriebelen je kuiten terwijl je het wuivende veld oversteekt richting het spoor. Een Sprinter nadert en je zwaait. Wanneer de trein voorbij is, balanceer je op de rails. Je hinkelt over de houten dwarsliggers, schopt grote, grijze kiezels tot je tenen ervan bloeden.
Bij de weide waar het paard staat pluk je klaverbloemen. Het paard komt naar je toe, eet uit je platte hand, duwt zijn natte neus tegen je wang. Je aait het dier over zijn witte bles, vertelt hem dat je moeder weg is en wat oma net tegen je gezegd heeft, namelijk dat je altijd rekening moet blijven houden met het ergste. ‘Gelukkig kan ik tunnels graven,’ fluister je in zijn ruwe, zwarte manen.
*
Thuis tref je oma bij de honden aan. Beauty ligt op haar zij, enorme tepels steken als vreemde vingers uit haar vlezige buik. Blind tasten snuitjes en pootjes het moederlichaam af, zoekend naar voeding. Oma tilt een van de puppy’s uit het krioelende nest en aarzelt een moment. ‘Het worden er te veel,’ zucht ze. ‘Deze mag je houden.’
De rest pakt oma bij hun nekvel, naar jou gebarend dat je mee moet komen. De beestjes janken met lange, zingende uithalen. Hoe verder ze bij hun moeder vandaan zijn, hoe luider.
‘Ja, ja, ja. Zo kan ie wel weer.’ Oma loopt naar de regenton. Daar duwt ze de hondjes onder water.
*
Uit de openstaande deuren van de stacaravan klinkt het blikkerige kabaal van de televisie. Je wikkelt de verstarde lichaampjes in je Mickey Mouse trui. Er moet iets mee gebeuren, je kunt ze hier niet zomaar laten liggen. Oma hoest; vandaag zal ze haar stoel niet meer uitkomen. Vastberaden steek je het erf over. Zonder Beauty en haar kleine aan te kijken gris je gauw de spade mee.
De plek waar Sep ligt is makkelijk te vinden. Vanaf het bordje met de bliksemschicht doe je twintig passen terug naar achter. De lichte glooiing is nog zichtbaar als een oud litteken. Je streelt de aarde met je vingertoppen, denkt aan zachte oren, aan warme adem in je hals.
Je rolt de trui uit op het gras, herschikt de puppy’s één voor één. Zo is het net alsof ze slapen.
Dan zet je de spade in de grond en plant je voet er stevig op. Je graaft diep, dieper dan nodig is, en je begint je af te vragen of je hier nog mee kan stoppen. Of je hier nog mee wil stoppen. Je stelt je voor hoe het zal zijn om onzichtbaar te blijven. Met je blote handen ga je verder, zand schuurt onder je nagels maar dat hindert niet. Langzaam wordt het donker om je heen, kalm en vredig. Er is zelfs geen grondtoon meer. En het onheilspellende gevoel dat dit allemaal misschien wel iets met jou te maken heeft is eindelijk verdwenen. Nu komt alles goed, denk je. Nu hoef je alleen maar door te graven.
Leonieke Baerwaldt las op Lowlands haar verhaal Zwemmer voor, een verhaal dat al eerder op Papieren Helden verscheen.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.