We stappen uit het taxibusje, Paula’s schoenen maken een kordaat geluid, heel anders dan het sloffen van mijn teenslippers. Waarschijnlijk draagt ze van die wandelsandalen, een van de eerste modellen uit de jaren tachtig die nooit stuk gaan.
‘Het naaktstrand is die kant op,’ roept de chauffeur.
‘Bedoelt u rechtdoor?’ vraagt ze vriendelijk.
‘O sorry, ja precies, rechtdoor.’
De warmte stijgt op van de asfaltweg, mijn T-shirt plakt nu al aan mijn rug. Ferry en Dixie zullen wel hete poten krijgen. Ferry en ik volgen haar wandelsandaalstappen en Dixies gehijg.
‘Heerlijk, ruik je dit, de verse lucht, de zomer, de natuur.’ Ze blijft even staan.
Ferry remt me op tijd af zodat ik niet op haar bots, hij is erop getraind om botsingen te vermijden, niet om op anderhalve meter afstand te letten. Maar ja, in het busje zaten we ook al naast elkaar. Twee mannen met Drentse tongval lopen met een grote bocht om ons heen, zoals het hoort. Paula vraagt ze de weg, ze keren om en lopen een stuk voor ons uit. Een onverhard pad met aan weerszijden planten. Steentjes in mijn slippers, had ik geweten dat we nog moesten wandelen, dan had ik andere schoenen aan gedaan. Een smal houten poortje met piepende scharnieren. Aan de rechterkant is het strand en het water, zeggen ze, aan de linkerkant een grasveld. Gewoon rechtdoor en dan komen we er vanzelf.
Ik voel de open ruimte, een verse bries, een schel lachend kind rent langs, huppelende voetstapjes en spetterend water, dan ‘Mama, mama.’
Ferry is alert in de nieuwe omgeving. Het is goed voor hem om weer eens echt naar buiten te kunnen, ook al snap ik niet waarom Paula juist hier naartoe wilde. Dat ze het niet telefonisch wilde afhandelen begrijp ik, maar waarom hier? Het lijkt wel een mop, er gaan twee blinden naar het naaktstrand. Haha. Ze had het over zon en vitamine D, dat ik vast niet meer zo vaak naar buiten ga en dat ze iets met me wou bespreken, over de vereniging.
‘Ik denk dat hier wel een goed plekje is, ook met een beetje schaduw voor de honden.’ Ze blijft staan en vraagt heel hard ‘Houden we zo voldoende afstand van iedereen?’ aan mogelijke mensen die hier zitten of liggen, maar niemand antwoordt, dus het zal wel goed zijn.
Ik doe mijn slippers uit, het zachte gras kietelt mijn voetzolen, ik weet niet wanneer ik dit voor het laatst gevoeld heb. De schaduw komt denk ik van de boom waarvan ik de bladeren hoor ritselen.
We spreiden onze handdoeken uit. Aan de hand van het geluid van haar stem probeer ik een goede afstand tussen ons in te schatten. Als ze niet tegen mij praat dan praat ze voortdurend tegen Dixie waardoor ik altijd weet waar ze is.
Ik vraag me af of Ferry jaloers wordt omdat ik niet zo veel tegen hem praat, al helemaal niet als er andere mensen in de buurt zijn. Ze opent het klittenband van haar wandelsandalen. Dit is het moment waarop we onze kleren moeten uitdoen. In mijn voorstelling zou nu een ongemakkelijke stilte vallen waarin we allebei met kledingstukken in de weer zouden zijn en ik erop focus dat ik mijn korte broek, T-shirt en onderbroek netjes bij elkaar houd en op een stapeltje naast mijn slippers leg, zodat ik alles snel weer kan vinden als we weer gaan en ik niet hoef te hannessen met kleren die achterstevoren en/of binnenstebuiten zitten.
Maar er is geen stilte. Ze blijft maar doorpraten over haar werk in de moestuin en dat ze een nieuwe naaimachine heeft waarmee ze mondkapjes naait die haar dochter en kleindochter online verkopen. En iets met vluchtelingen. Dat ze hen oudhollandse kinderliedjes leert.
Misschien wil ze zo het onderwerp inleiden, dat ze het te druk heeft voor haar taken in de vereniging, dat het haar te veel wordt, dat het tijd is om haar ambt over te dragen aan iemand anders. Iemand met bestuurlijke ervaring, organisatorische vaardigheden en helicopterview. Iemand die weet wat bij de leden speelt op dit moment, die weet dat er structurele houvast nodig is nu meer dan de helft van hen nog niet weer naar buiten durft. Die weet dat het juist nu cruciaal is om onze belangen zichtbaar te maken in de maatschappij.
Nu, in een tijd van desoriënterende plexiglasschermen, looproutes en plakbandstrepen, die wij niet kunnen lezen, geribbelde stoeptegels die ons de weg leiden naar de voorste busdeuren die gesloten blijven en supermarkten die ons verplichten om een winkelwagen te gebruiken en dan klagen als we ermee tegen schappen, klanten en medewerkers aanbotsen. Iemand die al jaren in het bestuur meedraait en zijn rol als notulist altijd betrouwbaar heeft uitgevoerd. Iemand die klaar is voor de volgende stap. Voor de foto van de nieuwe voorzitter die dan op onze website komt ga ik mijn nieuwe jasje dragen, dat met de zachte stof.
Natuurlijk heeft Paula veel voor de vereniging gedaan, alleen al de cupcakes die ze elke maand bakte voor de koffietafel toen die nog doorging. Maar inmiddels hebben we zo veel leden dat het voorzitterschap meer vraagt dan ervaring, enthousiasme en cupcakes met wisselende toppings.
Ik word afgeleid door langslopende giechelende pubers, zie slungelige lichamen en beugels voor me. Op die leeftijd was ik nooit hiernaartoe gegaan.
‘Draai je even om, dan smeer ik je rug in, je hebt vast nog niet zo veel zon gehad dit jaar.’
Ik wil protesteren, zeggen dat we afstand moeten houden, maar hoor de tube al openklikken. Haar handen zijn verrassend zacht, ik dacht dat ze grof een eeltig zouden zijn van al het tuinieren. Ze smeert snel en efficiënt, alsof ze een stoffige tuintafeltafel afneemt.
Een stuk verderop wordt gevolleybald. Ritmisch gekets van de bal, af en toe een harde smash, ertussen opgetogen mannen-, vrouwen- en kinderstemmen. Ik wist niet dat ze dat hier ook doen, zie meteen op en neer stuiterende en door de lucht slingerende geslachtsdelen voor me.
‘Heerlijk hè. Ik wilde al zo lang hier naartoe. Gezellig dat je mee wilde gaan.’
Ze heeft zich verplaatst, zit waarschijnlijk zonder enige schaamte met haar benen in kleermakerszit of lotushouding en haar armen naar achter steunend, haar gezicht naar de zon toe gedraaid. Twee of meer vrouwen lopen langs, ik probeer me niet hun lichamen voor te stellen, vang gespreksflarden over de vakantie op, hun passen remmen af, ze vallen even stil, ik voel me bekeken, weet niet of ik mijn buik juist moet intrekken of hem laten hangen om zo het gebied eronder voor de blikken en de zon te beschermen.
Om iets te doen, rommel ik in mijn rugzak, bied Paula een eierkoek aan, ik had haar nog geappt dat ik iets zou meenemen, dat ze alsjeblieft geen cupcakes hoeft te maken. De eierkoeken waren deze week in de aanbieding, twee pakken voor een euro vijftig. Veel te veel om in mijn eentje te eten. Ferry beweegt naast me, hij weet dat hij af en toe een stukje krijgt, ook al mag dat niet.
‘Ik wou het met je over de vereniging hebben.’ Ze heeft nog eierkoek in haar mond.
‘Mmm,’ zeg ik op een zo vertrouwenwekkend mogelijke manier, niet te gretig, niet alsof ik al jaren op dit moment heb gewacht.
Ferry voelt mijn spanning, legt zijn warme kwijlende hoofd even op mijn blote bovenbeen. Paula begint erover dat dit uitzonderlijke tijden zijn en dat we als vereniging flexibel en creatief moeten zijn, ons moeten aanpassen.
‘Daar heb je helemaal gelijk in’, zeg ik. Officieel zou de wissel van voorzitterschap natuurlijk nog tot volgend jaar moeten wachten, maar zoals ze zegt, we moeten flexibel zijn.
‘Je vraagt je waarschijnlijk ook af waarom ik met jou juist hier wilde afspreken,’ gaat ze door. ‘Dit klinkt misschien een beetje gek, maar ik heb een geweldig idee.’
Ik hou mijn adem in.
‘Wat als we onze volgende vergadering niet online doen maar hier? Ik bedoel, er is ruimte zat. En dat dan iedereen iets te eten meeneemt. Even met zijn allen écht naar buiten. Hup, uit de kleren en in de frisse lucht, de ultieme vrijheid, na al dat binnenzitten, dat is precies wat onze leden nodig hebben nu.’
Een stuk eierkoek zit halverwege mijn keel vast.
‘En ja, eerlijk gezegd wilde ik daarom ook met jou hier afspreken, want ik dacht, als ik hém zo ver krijg en híj́ vindt het leuk, dan doen de anderen het ook wel.’ Ze giechelt. ‘Neem me niet kwalijk.’
En het voorzitterschap, wil ik vragen, maar er komt iemand naderbij, Ferry kijkt op. Gekuch.
‘Ik wil niet storen, hoor.’ Een donkere mannenstem, waarschijnlijk een dikke buik en een behaarde borst. ‘Maar dit is het textielstrand.’ Weer gekuch. ‘Het naaktstrand is nog een stuk verder op.’
Mijn hand gaat meteen naar de plek waar mijn kleren moeten liggen, maar ik grijp mis, in de ritselende verpakking van de eierkoeken.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.