STORMEN
In het voorjaar is er storm Dennis geweest, een naam als die van een jongen op een brommer. En er was storm Ciara, een naam als die van een meisje op een brommer. Deze zomer was er storm Francis, een naam als die van een man die in sneltempo verdikt nadat hij zijn winnend loterijbiljet verliest. Ik doorstond al die stormen al fietsend. Ze vernielden alleen mijn kapsel.
Er bestaan geen stormnamen die beginnen met een Q. Het is zonde, want ik kende ooit een Quinten. Hij was straatarm, maar had een snel metabolisme. En een brommer. Zijn haren zaten altijd perfect in model.
SCHELDORADON’T
Onder een stapel versleten kleren vind ik een oud badpak terug, een prachtig stuk uit mijn leven: de elastische periode. Ik moet dringend nog eens een zwemparadijs bezoeken, zoals toen ik zeventien was, en al niet meer thuis woonde, en samen met mijn eerste liefde in zijn Golf naar de coffeeshop in Terneuzen reed, waar we ons de hoogte in rookten, om op de terugweg te stoppen bij Scheldorado, waar we ons in het golfbad weer de diepte in lieten trekken.
Wat was het leven prachtig toen, en de tijd zo rekbaar als een veel te diep uitgesneden lichtblauw badpak. Ik trek het nog eens aan.
Het is niet om aan te zien.
CIRCA IDEM
De pianolessen waren volzet, dus leerde ik pijporgel spelen. Mijn moeder zei: dat is toch allemaal hetzelfde. De moeder van een klasgenoot voerde ons elke week naar de muziekschool, ervoor at ik in hun huis met hen mee. Op een avond duwde de vader van mijn klasgenoot het gezicht van zijn zoon in een bord spinazie. Het hele gezin lachte. Mijn klasgenoot lachte groen.
Pas toen ik afstudeerde als pijporganiste, durfde ik weer bladgroente te eten. Al die soorten sla en loof waren een openbaring, maar spinazie bleef moeilijk. Dat is toch allemaal hetzelfde, zei mijn moeder. Ik wilde haar gezicht in het bord duwen, maar in plaats daarvan zette ik de Casio in drumstand, en ik speelde het mooiste pijporgellied dat ik kende.
BEZOEK
Er zijn mensen die dingen in huis hebben, degelijke wijn en gevulde olijven en kussens die naar Febreze ruiken, voor onverwacht bezoek. Ik wil zelfs geen verwacht bezoek. Soms bellen ze hier drie keer aan, misschien had ik de vierde keer opengedaan.
Ik praat weer veel tegen mezelf, over de planten die aan het sterven zijn, en het kaarsvet dat van tafel moet geschraapt, en mijn verwaarloosde vulva, en welke printer ik moet kopen.
Er heeft al meer dan een jaar niemand meer naast me gelegen. Het is eenzaam, maar minder eenzaam dan toen er iemand naast me lag. Ik print mijn verhalen in de Copy Cash, ik lees ze voor op een podium, in ruil voor schamper gelach en misschien wat gevinger achteraf.
De deurbel gaat weer.
Een enkele keer maar, dat is te weinig.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.