Bimri, Bijlmer De Bims, al van kinds af aan het middelpunt van mijn bestaan.
Niemand die hier ooit is geweest, maar wel de buurt waar iedereen een mening over heeft.
1982. Twaalf jaar. Rondrijdend in een aftandse Fiat 124. Ken je ze? Modelletje Lada, met dezelfde contouren als de flats, waar we tussen toerden. Rechthoekig en koud. Kleur ook grijs en grauw identiek aan onze omgeving. Lelijk. Wat kon het ons schelen wij reden.
Het ging niet om uiterlijkheden maar om binnen, daar zat kleur en gevoel en soulmuziek.
Een Pioneer casettedeck, in het handschoenenkastje vakkundig weggewerkt. Want niemand die mocht weten met wat voor goud wij rondreden. Niemand die mocht weten dat wij reden. Mijn broer en ik. Hij zes jaar ouder. Maar nog geen houder van een rijbewijs. Als mijn ouders dat zouden weten.
Ik zijn bijrijder. Rijdend over dreven, langs de flats door heden en verleden. Wat een kolossale dingen. 10 meter hoog en anderhalve kilometer lang. En dat 32 keer. Er kwam geen eind aan. Het maakte indruk op mij, ik was op het platteland geboren. Het enige wat zo hoog was bij ons was de kerktoren. En daar kon je niet in wonen.
Op bezoek bij Jailhouse zoals ze mijn tante in Engeldonk noemde. Naar goed Surinaams gebruik had zij haar hele huis voorzien van dievenijzer. Iedereen die haar kende, iedereen die wist wie zij was. Stevig, en stevig beveiligd. Daarom was Jailhouse ook haar alias. De penningmeester van de EBG. Die ons kleingeld gaf voor Fanta en Hotelcake. We haalden boodschappen in Ganzenhoef. Lopend tussen het groen op de heenweg ontspannen op de terugweg sjokken met zware tassen. Rode striemen van de hengsels die sneden in onze hand. Het was wekelijkse routine. Langs de rommel van Gliphoeve door de binnenstraat met spelende kinderen die rook naar Betadine. Het is een geur die me altijd aan de Bijlmer is blijven herinneren.
Bimri, Bijlmer De Bims, al van kinds af aan het middelpunt van mijn bestaan.
De geur van thuis. Mijn tweede huis. Bij me tante de radio luid die schalde door de hele woning. Ze riep je vanuit haar kamer. Een keer. En dan moest je gehoorzamen. Mijn nieuwe zwager in Fleerde die met zijn grote Mazda Coupé ons kwam halen, om naar Tante Gusta te gaan. Zij was geen bloed maar wel mijn tante. En van de hele buurt. Verwelkomde iedereen met open armen. Eerst schoenen uit en netjes groeten. Het hele huis op kousenvoeten. Warm stokend. Beslagen ramen. Een kakofonie van iedereen die op was komen dagen. Vol is nooit vol. Een relatief begrip. Iedereen aan de gebraden kerriekip. Knetterend in de hete olie en tussen elke pit van het fornuis lag aluminiumfolie.
Naar Gaasperplas net gebouwd voor de Floriade, we zetten de bloemetjes buiten toen we daar aankwamen. Chips en cola. Wat een mooie dagen. De zon die scheen, en ik mocht ‘s avonds bij de pick up plaatjes aanvragen. Chic, The Commodores, Earth, Wind & Fire. ‘Heart Of Fire, Creates Love Desire, Takes You High & Higher. To The World You Belong. Heart Of Fire, Creates Love Desire, Takes You High & Higher. To Your Place On The Throne.’ Dat is wat de falsetstem zong. Dat ik hier hoorde. 10 hoog op je troon. En eerlijk; was ik ook maar hier geboren. Dan had ik niks hoeven zeggen, niks meer uit te leggen. Waarom wij zijn wie wij zijn en had ik ook kunnen…zijn.
Suriname is de Bijlmer, de Bijlmer Suriname. Hoorde ik later eigenlijk pas hoe wij hier toen samenkwamen. Niet gedumpt, zoals velen geloofden maar uit eigen beweging. De krakersbeweging. Ja, Surinamers die kwamen de flats kraken. Ze moesten wel. Er was woningnood. En velen hadden geen geld voor de betonnen droom. De flats stonden gewoon leeg, aan de andere kant van de stad maar niemand van ons die daar welkom was. Er was spreidingsbeleid en ze hadden voor Surinamers gesloten wijken. Niemand van ons die daar voor hem en zijn gezin kon kijken. Dat is toen snel veranderd. Nu kent niemand deze plek nog anders.
Bimri, Bijlmer De Bims, al van kinds af aan het middelpunt van mijn bestaan.
Wat een belevenis. Ik voelde me vrij, begrepen. In deze onbekende bekende wereld. Vol met mensen die op mijn vader leken. Zondags mee naar de kerk. Zondagsschool, waarin je met leeftijdsgenoten gezellig samenzat. Iedereen op zijn zondagsmooi. En ik voor de spiegel om mijn onmogelijke haar netjes te krijgen. Voor het eerst voelde ik niet dat ik anders was. Totdat ik mijn mond opende om te connecten en ze me uitlachten en ontdekten dat ik misschien wel op hun leek maar nooit kwam uit dezelfde streek.
Bimri, Bijlmer De Bims, al van kinds af aan het middelpunt van mijn bestaan.
Herinneringen aan een tijd die niet meer is, de grote hoogtes zijn verdwenen. Geen geweldig uitzicht, of liften die ’t niet deden. Geen stukken karton voorzien van aluminiumfolie om de garage te openen. Niemand die dicht achter je aan reed om er gratis uit te komen. Geen schimmige figuren op de hoek. Geen vuilniszakken meer tussen het groen. Geen gratis Kwaku. Of Methadonbus. Geen woning voor mijn tante meer of voor mijn broer en zus. Wat ben je veranderd. Je bent zoals elke wijk platvloers, maar toch blijf jij anders.
Het zijn de mensen die jou maken, dat gevoel en begrip is gebleven. Het heeft eenieder hier gesmeed geboetseerd en vormgegeven. Het zit diep, zelfs in mijn DNA verweven. En leeft nu zelfs zijn eigen leven. Ik kwam mijn vrouw hier tegen. Mijn zoon is een product van jouw hoogbouw, gastvrijheid en jouw onbegrensd mensen zijn. Niet één ding, maar de toekomst verenigd. Jij bent mijn basis, en mijn vervolg. Mijn voortbestaan. De toekomst die naar me lacht. Als een op zijn kant gedraaide acht. Infiniteit. Onmetelijkheid. Wie versmelt met de Bijlmer raakt het nooit meer kwijt.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.