papieren helden

FB

Zijn kat Nietzsche

Er hing een hete geur in het Brusselse appartement van Maurits. Een damp steeg op uit zijn lavabo en hij drukte met zijn wijsvingers de hoeken van zijn mond omhoog eenmaal hij zijn gezicht tevoorschijn had gewreven in de spiegel. Hij gleed zijn vingers over de rand van zijn lippen naar binnen. Hij bevoelde zijn tandvlees, betastte zijn tong en liet zijn hoofd achterover vallen zodat hij juist ver genoeg in zijn keel kon kijken. ‘Het ziet er proper uit vandaag,’ zei hij wetenschappelijk met een hand in de lucht om zijn woorden van kracht te voorzien. De andere hand draaide de warm geworden kraan toe. Hij ritselde met zijn vingers over het waterbassin om nog maar eens te na te gaan of het wel degelijk wárm water was waar hij hier mee te maken had. Dat was het geval. ‘Dat is het geval,’ bracht hij uit tegen zijn kat die kennelijk had gereageerd op zijn wetenschappelijke stem en nu verwachtingsvol was verschenen in de badkamer. Het dier streek langs de blote benen van Maurits en stopte regelmatig om hem even aan te kijken, ongeduldig en een beetje wantrouwig omdat Maurits waarschijnlijk een lekkernij voor haar verborgen hield in de lavabo. Haar staart haakte kaarsrecht achter de handdoek, die strak rond Maurits middel was gebonden, met eenzelfde weerstand die een gestrekte vinger ondervindt wanneer hij van de ene wang van een open mond naar de andere wil bewegen. Hetgeen waarvan zijn spiegelbeeld formeel akte nam.

Maurits depte de laatste restjes scheerschuim van zijn gezicht terwijl de lavabo zichzelf pruttelend leeg dronk. ‘Heb je honger, Nietzsche?’ zei hij enthousiast tegen de kat die abrupt was gestopt met zichzelf te wassen op de badkamermat en zich zonder uitrekken recht duwde en hem nu dommig aankeek. Ze liet haar kop even zakken. ‘Kom maar,’ gebood hij het dier zonder omkijken, en hij wandelde op blote voeten de keuken in.

Maurits had een proper driekamer-appartement. Dat kon hij bevestigen wanneer hij de keukenkast met het kattenvoer opentrok en steunend op één been een voetzool inspecteerde. Geen vuil te bespeuren. ‘A clean kitchen is a happy kitchen,’ oefende Maurits luidop. Hij zakte door zijn knieën en streelde de kat, die onverstoord begon te eten, maar toch blijk gaf van haar genegenheid door haar rug golvend mee te strekken onder het ritme van Maurits handpalm. ‘Een proper huis is belangrijk voor je productiviteit, het klinkt dom, ik weet het, maar voor mij is het nu eenmaal zo.’ Hij veinsde even een luide lach, maar herpakte zich snel wanneer hij recht kwam uit zijn hurk en zijn handdoek begon los te krullen. Maurits keek op de klok van de microgolfoven. Over een uurtje was Sarah hier.

Maurits vond het niet belangrijk om er duur uit te zien. Hij bekeek zijn strak gezicht in de spiegel waaronder een hemd over zijn blote benen hing. Hij voelde zich een aap met een das. En dat was hij ook. Hij hing de das terug over de stoelleuning en duwde zich in een nette broek. Zittend op de bedrand overwoog hij schoenen die hij na lang beraad netjes achter de deur van de woonkamer wegzette. Aan je sokken kan je zien of iemand creatief is, had hij gelezen op een kledingsadvieswebsite voor mannen die op eerste date gaan. Hij ijsbeerde van zijn slaapkamer naar de woonkamer.

‘Maurits,’ zei de kat.

Maurits werd even uit zijn smalltalk-oefeningen geslagen. Vol ongeloof keek hij naar het dier.

‘Zei jij net iets?’

‘Ja, ik zei net iets. We moeten praten.’

Maurits deinsde achteruit en liet zich vallen in zijn tweedehands zetel die ondanks zijn herkomst er nog zeer chique uit zag.

‘Jij zei net iets.’

‘Ik heb nu even geen behoefte aan formaliteiten,’ sprak de kat, ‘zo meteen is je tinderdate hier en we moeten enkele dingen afspreken vooraleer je mij aan haar voorstelt. Het zit namelijk zo: ik zou liever hebben dat je me niet meer Nietzsche noemt.’

Maurits voelde een rilling die in de achterkant van zijn hoofd begon en uitstraalde tot in zijn onderrug. Dat zijn kat kon praten was één ding, maar dat ze niet meer aangesproken wou worden met de prachtige naam die hij haar had toebedeeld was nog absurder.

‘Hoe wil je dan heten?’ vroeg Maurits voorzichtig, meer om te controleren of de kat in staat was om de dialoog verder aan te gaan. Er hing even een voelbare spanning in de lucht. Het leek alsof de kat hier diep over moest nadenken, maar ze keek plots ongeïnteresseerd van hem weg, naar de keuken, en het leek alsof ze het had opgegeven. Alsof Maurits het zich had verbeeld, maar ineens zei ze: ‘Evert.’

Maurits geloofde zijn oren niet. Evert was geen naam voor een kat. Laat staan een naam voor een mens.

‘Evert?’

‘Ja, Evert. Zoals het personage van Jelle Cleymans uit de ketnetreeks ‘Spring’ die vanaf 2002 op tel-’

‘Ja, ja. Ik weet wel wat de naam Evert is. Maar waarom vertel je me dit? En waarom uitgerekend nu?’

Het leek of de kat even met haar ogen rolde, alsof het allemaal vanzelfsprekend was en Maurits het nog altijd niet begreep.

‘Ik vertel je dit omdat ik je wil uitleggen waarom ik Nietzsche maar niks vind. En ik zeg het je uitgerekend nu omdat ik wil dat je me deftig voorstelt aan je tinderdate.’

Uit Maurits’ Bose-surround-boxen die in verbinding stonden met zijn Macbook klonk doorheen het appartement de radio. Het was het nieuws en het ging over de boskap in het Amazonewoud.

‘Drie voetbalvelden per minuut,’ zei een goed gearticuleerde vrouwenstem. Maurits schudde meewarig zijn hoofd en zei: ‘Niet te geloven.’

‘Inderdaad,’ viel de kat hem in de rede, ‘en je moet je inbeelden dat Bolsonaro er nog eens flink geld aan verdient ook.’

‘Nee, dat bedoel ik niet, dat is allemaal niet verwonderlijk van die boskap. Het zou in feite erger zijn als Bolsonaro er helemaal geen geld aan verdiende. Dát zou pas het toppunt zijn van kwaadaardigheid.’ Maurits keek even naar de kat die nadacht over zijn gebluft statement. Maar voor zij de kans kreeg om iets te zeggen over Bolsonaro, want dat kon Maurits zien aan haar oren en haar staart die bibberend haar antwoord aankondigden, ging hij verder:
‘Nietzsche is een hele mooie naam voor een kat.’

‘Maar je hebt Nietzsche niet eens gelezen,’ reageerde de kat al heel snel. Ze had niet lang moeten nadenken deze keer.

‘Het proces!,’ riep Maurits uit, ‘een man die een kever wordt en niet aan zijn baas uitgelegd krijgt dat hij een kever is en niet kan komen werken.’

‘Nee,’ antwoordde de kat rustig, ‘nu heb je het verkeerdelijk over 'De Gedaanteverwisseling'. En dat boek gaat over veel meer dan alleen “niet kunnen gaan werken”. Bovendien is De Gedaantewisseling ook nog eens van Kafka. Zie je wat ik bedoel? Stel nu dat Sarah een beetje weet heeft van boeken, en als we van haar tinderprofiel mogen uitgaan dan zijn we daar 95% zeker van, dan ga je jezelf alleen maar belachelijk maken. En je hebt maar één kans op een knuffelcontact. Daarna moet je weer twee weken wachten. Je gaat knipperen met je ogen en dan is het opeens kerstmis, en voor je het weet ook al nieuwjaar. En je kan toch niet alleen naar je ex-vriendin “happy new year x” sturen. Dat zou zielig zijn.’

Maurits was onderweg naar de keuken. Zijn creatieve kousen schoven over het parket. Hij haalde de fles Tempranillo van het aanrecht en goot zich een glas in. Er zat nog een glinsterende strik rond de hals van de fles. Die had hij er rond gelaten om aan Sarah te kunnen laten zien dat de fles een cadeau was (en dat was het niet) voor het geval dat ze de wijn niet zou lusten. Op die manier kon hij de schuld van de slechte wijnkeuze in iemand anders schoenen schuiven. Hij wierp tijdens het schenken even een blik op zijn schoenen achter de deur van de woonkamer. Ze stonden er nog, maar de veters hingen slordig langs de schoenen. Met het glas wijn in de ene hand en de fles wijn in de andere stapte Maurits driftig op het paar af. Hij zette de fles wijn neer en verstopte de veters geknield, met één hand, voorzichtig onder de tong van de schoenen. De kat was hem gevolgd.

‘Zou je me Evert hebben genoemd als Nietzsche Evert had geheten?’

‘Euh,’ begon Maurits terwijl hij zich alweer recht trok, half op eigen kracht en half uit gewoonte. Hij antwoordde verward: ‘Ja.’

‘Voila, dan is er toch geen probleem.’

‘Maar wacht nu toch eens even,’ siste Maurits het dier toe. Zijn geduld begon op te geraken. ‘Wil je mij eens zo snel mogelijk uitleggen wat er hier gaande is?’

‘Dat is voor een andere keer. Als je me nu even wilt excuseren, ik moet naar de wc.’ Het dier draaide zich om richting de kattenbak. Het rook even aan de opgepoetste plastieken rand om te willen weten of ze hier wel degelijk te maken had met de kattenbak. Dat was het geval. Ze cirkelde zich routineus in het grind en bewoog haar achterwerk elegant over de plastieken rand. Met schokkende staart deed ze haar gevoeg vlak naast de kattenbak, iets wat Evert kennelijk zelf niet besefte aangezien zij toch het instinct had om haar boodschap te begraven in de kattenbakkorrels.

‘Godverdomme, Nietzsche!’ bracht Maurits halsoverkop uit in een draf naar de keuken. Met de keukenrol, die door de snelheid in de lucht was beginnen ontrollen, liep hij terug naar de plaats des onheils. Met het vol glas wijn in zijn andere hand voor zich uitgestrekt zodat hij niet op zijn hemd zou morsen.

‘Ik kan er niks aan doen, ik blijf een schorpioen,’ rijmde het dier.

‘Wat?’ schreeuwde Maurits uit, inmiddels in verre staat van verwarring.

‘Dat zei de schorpioen die na lang zeuren mee mocht varen op het hoofd van de kikker naar de overkant van de rivier. Hij had nochtans beloofd de kikker niet te steken, want dan zou de kikker verlammen en zou de schorpioen verdrinken. Toch stak hij de kikker halverwege in het water. Ik kan er niks aan doen, zei hij toen, ik blijf een schorpioen.

Maurits ontrolde driftig en scheurde onbeholpen met één hand de keukenrol en probeerde het boeltje op te kuisen. Hij had nog steeds het wijnglas in zijn andere hand vast.

‘En mijn naam is Evert.’

Als Maurits niet bezig was geweest met zijn handen, had hij het dier ruw weggeduwd. Maar ze kon, zich van geen kwaad bewust, toekijken hoe Maurits haar wc poetste.

‘Weet je, Evert?’ De bel ging. ‘Secondje!’ zei Maurits zakelijk alsof de bel wel even kon wachten. ‘Secondje!’ riep hij ineens opnieuw, zich nu bewust dat hij hier op zijn knieën met een vuile keukenrol in de ene hand en een glas wijn in de andere naast de deur zat. Maurits keek om zich heen. Hij leek even te zijn vergeten waar de vuilbak zich bevond. Een dame kan je trouwens ook niet te lang laten wachten, en Sarah had waarschijnlijk gehoord dat hij zeer dichtbij de deur was toen hij ‘Secondje!’ had geroepen. Als hij dan niet meteen de deur opendoet, zou Sarah misschien denken dat hij iets raars aan het doen was, iets heel vies en pervers bijvoorbeeld, wat voor de duidelijkheid niet het geval was, maar je moet zo een dingen toch kunnen uitsluiten. Zeker op een eerste date. Met zijn elleboog opende hij dan maar de deurklink.

‘Kom maar binnen!’ riep hij onderweg naar de keuken. Hij verloste zich van de keukenrol, haalde onzichtbaar diep adem en draaide zich rustig om. In de woonkamer stond een vrouw die zich glimlachend van haar jas en mondmasker ontdeed. Ze had de glimlach van een engel en Maurits was op slag verliefd. ‘Wat wil je drinken? Ik heb wijn,’ bracht hij cool uit. Zijn hart sprong haast kapot in zijn keel.

‘Hey,’ begon zij op haar beurt, ‘wauw, mooi appartement. Wijn klinkt heel goed.’ Haar stem klonk als een radiostem, wacht de radio. Maurits liep naar de woonkamer en zette de radio uit. ‘Sorry voor het lawaai.’ Hij liep terug naar de keuken en in zijn hoofd zag hij Sarah nog glimlachen in de zetel, een beetje overdonderd van zijn zenuwachtig ge-heen-en-weer. Ze was ook mooi zonder mondmasker. Ze zat gemakkelijk in de zetel. Ze voelde zich al thuis. Maurits was in de wolken. Hij hield twee nieuwe glazen vast. Maar waar was de fles wijn?

‘Hey,’ zei Sarah opnieuw. Veel hoger en zachter nu. Duidelijk tegen de kat. ‘Hoe heet je kat?’ riep ze vanuit de woonkamer.

‘Euh,’ zei Maurits terwijl hij zo beheerst mogelijk de kattenbak passeerde en de fles wijn van de grond probeerde te plukken. De fles wijn viel om en Maurits herstelde deze fout door de fles meteen naar boven te tillen via de hals. Naast de kattenbak lag een plas.

‘Evert.’ Maurits zette zich naast haar in de zetel. Hij schoof het salontafeltje met de strips van Kuifje dichterbij. De voeten van de wijnglazen tikten vertrouwelijk op het gelakte hout. ‘Luister, de fles wijn is van een collega op het werk, dus als je hem niet lekker vindt, kan ik wel een andere opendoen.’

‘Evert, wat een leuke naam. Waarom Evert?’

Het interesseerde Sarah blijkbaar niet dat de fles wijn was omgevallen. Hij reikte haar een glas aan en keek haar recht in de ogen. Hij zag haar nu pas voor echt. Ze was eerlijk.

‘Dat weet ik zelf eigenlijk niet goed,’ zei hij.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,