papieren helden

FB

Een opsomming van tekortkomingen

De wachtkamer ruikt naar wc’s die te weinig zijn doorgespoeld. Er hangen veel verouderde informatieve posters. Een oproep voor de Landelijke Depressiedag van twee jaar geleden en een oude cursus Intuïtief ademen. BEGIN NU MET ADEMEN, staat er in grote letters.

Mijn nieuwe psych heeft een vriendelijk, vierkant hoofd en draagt een ruimvallende bloes en een grote bril. De foto op zijn website is van jaren geleden. Hij wil weten waarom ik er ben.

‘Hoe uiten uw klachten zich precies?’ vraagt hij.

‘Als ik de was sta te vouwen denk ik bijvoorbeeld, die arme mensen stonden ook gewoon de was te vouwen voor ze de volgende dag samen met hun kinderen werden vergast in Auschwitz.’

‘Dat klinkt inderdaad niet prettig,’ zegt de nieuwe.

‘Nee.’ Hij kijkt peinzend naar de dichtgeklapte laptop op zijn bureau.

‘Was het niet veel verder dan één dag rijden met de trein, Auschwitz?’ zegt hij.

‘Het was bij wijze van. Die vreselijke treinreis zit me ook dwars. Als ik op de trein stap bijvoorbeeld.’

‘Dat kan ik me voorstellen. Vooral als het druk is natuurlijk. Is het alleen Auschwitz?’

‘Nee, het zijn allerlei verschrikkingen. Als ik worst eet dan denk ik aan al die varkens die worden doodgeknuppeld.’

‘Worden varkens doodgeknuppeld? Ik dacht dat knuppelen meer iets voor zeehonden was?’

Hij lijkt oprecht geïnteresseerd in het antwoord.

‘Het is een slecht voorbeeld,’ zeg ik. ‘Ik eet eigenlijk ook nooit worst. Volgens mij krijgen ze een stroomstoot of zoiets.’

‘Ook vervelend natuurlijk.’

‘Ja.’

‘Ik moet opeens denken aan een documentaire waarin een moeder en zoon alleen maar rauw en veganistisch voedsel eten,’ zegt de nieuwe. ‘Ze hebben een teckel en die krijgt ook alleen maar rauw en veganistisch eten. Ik dacht er toen aan hoe zielig ik dat vond voor die teckel.’

‘Ja, sneu,’ zeg ik. Ik heb niet het idee dat hij mij echt begrijpt.

‘Terug naar Auschwitz,’ zegt hij. ‘Heeft u enig idee wanneer deze beelden zich voor het eerst aandienden?’

Ik ben bang dat hij mijn klachten niet helemaal serieus neemt en leg hem ook nog mijn visioenen van de vastgevroren, om hulp roepende afgedankte sledehonden voor, de beren die aan een korte ketting van voetje op voetje springen omdat hun mishandelde pootjes zo’n pijn doen, en de huilende kinderen in de rij voor de gaskamers van Sobibor terwijl hun moeders worden gebeten door nazi-herdershonden. Dat lijkt me voorlopig wel genoeg.

Ik voel me ondertussen verschrikkelijk slecht.

De nieuwe begint te zuchten. Of dat denk ik. In ieder geval begint hij op zijn clipboard te schrijven.

Ondanks dit alles voelt het als een opluchting om hier te zitten.

‘Waar zou het volgens jou vandaan kunnen komen?’ vraagt hij.

‘Ligt het niet altijd aan je jeugd?’ antwoord ik.


Lieve mam,

Ik heb nu echt bijna de hele erfenis opgebruikt. Eerst heb ik de krulset aangezet, na 22 jaar ongebruikt in een kast kwam er nogal wat geur vanaf. En zelfs een beetje rook. Gelukkig had ik je zware Van Cleefen Arpels parfum bij de hand om de geur te maskeren. Verstikken zou ik eerder zeggen. Ik heb de krullers ingedraaid en het kleine busje haarlak opgebruikt. Er kwam gelukkig niet veel uit want hij was verstopt. Het leek wel lijm!

Helaas heb ik je schoudervullingen niet geërfd en waren die al ruim voor je dood uit de mode. Wel heb ik je lippenstift opgedaan. Het oogde alsof ik het allemaal ironisch bedoelde, maar eigenlijk leek ik schrikbarend veel op jou. Stiekem vond ik dat hartstikke leuk.

x je lievelingskind.



Vorige week kwam ik erachter dat ik langer zonder moeder leef dan met. Toen mijn moeder stierf erfde ik van haar een Carmen-krulset, een jaren zestig-riem, een snijplank, zeshonderd gulden, een make-uptasje met – ook toen al – gedateerde make-up, wat stenen kralen, een monsterlijke zegelring, een oude agenda, een voicemailbericht en een nogal wanhopige kaart van haar aan mij.

De riem had volgens mijn moeder ‘maatje pink’, een maatvoering die ze vaak en divers inzette. Ook erfde ik een alcoholische stiefvader van wie ik na haar dood nog één keer iets heb gehoord. Hij was stomdronken en belde om sorry te zeggen.

Ik erfde van mijn moeder een roerig liefdesleven.


Lieve mam,

Ik dacht, laat ik mijn periode als alleenstaande student goed benutten en eens wat experimenteren. Zoals je aanraadde. Ik heb met een meisje gezoend, en daarna wat geaaid en bevoeld. Heel interessant allemaal, zo’n vrouwenlichaam. Ook waren er twee jongens met wie ik ook wat heb betast en gezoend. Dat was niet erg interessant, maar wel een stuk spannender. Ik ben toch wel echt hetero, vrees ik.

‘Wat jammer!’ zou je zeggen. Ik had mijzelf ontzettend veel moed ingedronken. Echt idioot veel, want anders durfde ik dat uiteraard allemaal niet. Misschien ben ik toch wel wat tuttig, zoals je altijd beweerde.

Toen ik ‘s ochtends tussen de winkelende gezinnen met kinderen door naar huis zwalkte liep ik bijna tegen een winkelpui en een lantarenpaal aan. Toen ik langs je huis liep was ik bijna gestopt om opgekruld voor je deur te gaan liggen slapen. Dan kon je me naar binnen vegen en cola voeren. En je mosselen met saus maken, mits beter gewassen dan de laatste keer. Uiteindelijk ben ik toch maar naar huis gezwalkt.

x je lievelingskind



Ik erfde ook een dysfunctionele vader met dito familie, maar die stel ik nog even uit. Misschien zakt hij steeds verder naar onderen, en uiteindelijk uit het verhaal. Dat zou niet voor het eerst zijn en lijkt me niet zo slecht.

Van uitstel komt afstel.

Helaas liet ze me, naast eerdergenoemde vader en stiefvader weinig – of eigenlijk geen – familie na. Ze zijn er wel, als namen in de verte. Vroeger zag ik ze wel eens, heel sporadisch. Maar wij woonden ver weg in het noorden en het contact was moeilijk. Het zijn namen van vroeger.

Ik herinner me vaag mijn tante Maaike. Een verpleegster. Een kittig propje met grote borsten, en enkels en kuiten die in één rechte lijn doorliepen. Ze was zo kittig dat ik behoorlijk bang voor haar was.

Ik herinner me mijn tante Ellen. Dankzij een hoge bloeddruk een gezicht zo rood als haar haar, en zo religieus als haar rokken lang.

Toen ik nog klein was reden we af en toe naar het verre westen en zat ik daar op de bank. Het voelde als op visite gaan bij vreemden.

Als ik ze beter had gekend, dan zou ik hun uiterlijk ongetwijfeld met meer warmte hebben kunnen bekijken. Dan had ik met enige zorg over de bloeddruk van tante Ellen gepraat, of over de dikke enkels van Maaike.

Voor mijn moeder waren het zussen. Ze deelden een jeugd. Het gemak waarmee ze op elkaar mopperden gaf me een steek van gemis. Ik wilde dolgraag mijn jeugd met iemand delen en mopperen op een broer of zus.

Mijn lijstjes voor Sinterklaas of mijn verjaardag zagen er jarenlang ongeveer hetzelfde uit:

een broertje of een zusje

een pony

Het verlangen naar een broertje of zusje bleef, maar nadat mijn vader een pony voor me had gekocht, werd de omschrijving van de pony wel steeds gedetailleerder:

een lieve pony

een lieve pony die luistert

een lieve pony die luistert en niet bijt


Lieve mam,

Ja, het is een tikje raar om je stomdronken moeder zwalkend door het park naar huis te loodsen. Je paste niet over mijn schouder, maar op zich was het een poging waard.

Hoe is je knie? De enorme kotspartij was ook zeker bijzonder om mee te maken. Irish coffee met slagroom is niet de handigste keus om dronken van te worden. Told you!

Ik kan je van harte een grote dosis cola, ribbelchips en ibuprofen aanraden.

Het spijt me dat je zo verdrietig werd en ik niet wist hoe ik je moest troosten.

Soms vergeet ik dat ik niet de enige ben die graag een broertje of zusje had gehad. En hoe dat, alle operaties ten spijt, niet lukte. Soms ben ik te druk met zelfstandig worden om je te horen. Ik hoop dat de kater meevalt.

x je lievelingskind



Mijn moeder had een vrij uitgebreide, exotische naam voor haar tijd en stand.

Na de Amsterdamse hongerwinter was mijn oma zo blij met haar Engelse voedselpakket dat ze mijn moeder vernoemde naar de dochters van de familie die het voor haar hadden ingepakt.

Margot, Annabella en Flora.

‘Je bent MAF,’ constateerde ik nadat ik had leren lezen, ‘Het staat op al je enveloppen!’

Ze had nog een zus. Een tante die ik eigenlijk alleen ken onder de naam Secretia. Tante Secretia. Aan haar heb ik de minste herinneringen. Bij haar heb ik zelfs niet op de bank gezeten als bij een vreemde.

Tijdens de begrafenis van mijn moeder zag ik haar eindelijk. Ze schitterde in haar Secretia-zijn.

De kist met mijn moeder was gesloten en werd uit de aula gedragen. Het was allemaal heel erg stemmig en deed haar totaal geen recht. Vlak voordat de aula was leeggestroomd en de stoet richting graf zou lopen kwam er een vrouw binnenrennen. Ze zwaaide wild met haar armen.

‘Ik wil mijn zusje zien,’ huilde ze hard. ‘Waar is mijn zusje!’

‘De kist is al buiten, mevrouw,’ zei de geschrokken begrafenismedewerker.

‘Maar ik wil haar zien,’ schreeuwde de vrouw, ‘het is mijn zusje!’

‘Dan had je maar op tijd moeten zijn, trut,’ beet een vriendin van mijn moeder haar toe.

Ze huilde nog wat harde, lange halen en met haar camelkleurige jas wapperend achter zich aan verdween ze weer uit mijn leven.

‘Dat was mijn tante Secretia!’ zei ik enthousiast tegen mijn toenmalige vriend.

Het was precies wat de begrafenis nodig had.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,