Ben jij het die zo leeft? Of verzin je dit alles. Dat je de meisjes en je man thuis achterlaat. Een week alleen in een huisje in het bos. Je ziet al die tijd niemand, de telefoon staat uit. Is het werkelijk zo gegaan?
Was jij het die over het bospad liep en in de verte geweerschoten hoorde, vervaarlijk blaffende honden stoven voorbij. Je vroeg je af of het jachtseizoen al geopend was.
Liet jij je gedachten dwalen terwijl je op een bruine schapenvacht. Je billen op een vreemd bankje, een beker thee in de hand. Er lag een pak speculaasjes, het prijsje zat er nog op, ze zijn verfijnd van smaak. At jij het pak leeg bij wijze van lunch?
Schreef jij met een geel potlood zinnen neer in oude schriften van het jongste kind? Letters die zich voor je ogen vormen; vanuit het hoofd via je hand op papier verschijnen.
Steeds terugkeren naar de papieren op tafel die niemand verplaatst. Kruimels op het aanrecht, een bord met sporen van een maaltijd staat in de gootsteen te weken. Het is je eigen troep, er zit orde in deze chaos, het zijn niet de spullen van anderen die het blikveld verstoren, het is een keuze het zo te laten.
Je maakt omtrekkende bewegingen. Sluipt uren door het struikgewas met een camera om je nek, de tuin loopt heel ver door en gaat dan over in een bos waar niemand komt. Je zoekt de eekhoorn die je wel hoort maar die onzichtbaar blijft. Je zoekt steeds die ene gedachte, je onderzoekt haar van alle kanten: wat is nu werkelijk het verhaal over dit leven, deze vrouw, dat je wilt vertellen. Het gaat erover wat je beleeft – maar maak je wel iets mee, of speelt het zich af in je hoofd. En wat is eigenlijk het verschil tussen die twee?
Zat jij in de schemering die langzaam overgaat in duister, bij een klein vuurtje met een glas witte wijn. Het grote huis aan de andere kant van de heg, een warm geel licht schijnt door de ramen naar buiten. Er klinkt muziek, het staat vrij hard, maar het is Janis Joplin, je kan het hebben. Je denkt aan een andere keer dat Janis Joplin klonk, en dat je na afloop, naakt onder het dekbed. Summertime in de versie van deze vrouw die zo jong overleed – je kunt de gitaarsolo foutloos meefluiten.
Is het werkelijk zo gegaan? Ben jij die vrouw die na een paar dagen groezelig wordt. Die vergeet te douchen, het stugge haar ruikt naar vuur. Haar andere zelf, die nooit zonder lippenstift de deur uitgaat, heeft zij thuis gelaten. Net als alle adviezen over hoe een tekst eruit hoort te zien. Hard werken, boeken lezen, de aandacht erbij houden – dat is wat telt. En al heb je aan het einde van de dag maar vijf zinnen geschreven; het zijn zinnen die ertoe doen, ze mogen blijven.
En of je, als het werk gedaan is, op de laatste dag daadwerkelijk het bos uit bent gefietst, naar het Museum met kunst over De Werkelijkheid – dat zullen we nooit weten en het doet er ook niet toe. Er hangt een portret van een oude kamer, met hoge ramen waar het groen van buiten doorheen schemert. De ruimte is natuurgetrouw uitgewerkt, op een klassieke manier waaruit het vakmanschap van deze kunstenaar spreekt. En dan. Een net van gouden draden vormt een gouden web dat in de ruimte hangt. De lijnen zijn er met een liniaal overheen getrokken, ze doorkruisen de realistische werkelijkheid. Je blijft in kleermakerszit op de grond zitten kijken, tot de suppoost voorzichtig zegt dat het museum bijna sluit.
Terugfietsen over het dunne pad, een begin van donker tussen de bomen. Ook in het werk van deze vrouw gaat het over de tussenruimte. Niet de ruimte die nodig is om iets te creëren, om bij een gedachte te blijven en die af te maken – maar juist de ruimte die zich bevindt tussen wat we werkelijkheid noemen en dat wat daarachter ligt, waar de verbeelding ons brengt.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.