Het gebeurde zo snel dat het leek of ze droomde.
Ze was de slaapkamer van haar zus ingeslopen omdat ze Edits vest zocht, dat met lichtblauwe pailletten aan de mouwen. Magda kon de bergen kleding op de grond nauwelijks onderscheiden, enkel geholpen door de zaklamp van haar telefoon. Een jasje van nepbont, panties met strepen, dunne blouses met patronen: ontelbaar veel identiteiten voor een vrouw, wachtend om verkozen te worden. Ze liet haar hand door de zachte stoffen gaan en raapte een rode trenchcoat van de grond. In de spiegel verdronken haar schouders in de schoudervullingen. (In het donker vervormen spiegels mensen. Ze had niet zichzelf gezien, maar iemand die op haar leek en met schuldige ogen terugstaarde.)
Het vest lag er niet. De kamer rook alsof iemand er net nog een sigaret had opgestoken. Op de bureaustoel lag een roze leren broek.
Het dagboek vond ze in de bovenste la van het bureau. Zo’n vanzelfsprekende plek dat Magda er een moment mee in haar hand had gestaan, niet wetende wat nu. Twijfel bekroop haar, het ging op haar schouder zitten als een klein gemeen dier, maar ze schoof resoluut de la dicht en sloop met het dagboekje onder haar arm terug naar haar kamer.
Zo heeft ze het dagboek van haar zus gestolen.
In het licht van de lantaarn zoekt ze naar haar naam. Ze leest kriskras, zinnen van maanden geleden, van gisteren, van vorig jaar. Ze neemt zoveel informatie op als haar ogen aankunnen.’Ik denk aan hem als ik inadem en als ik uitadem.’ ‘Soms zijn mijn emoties te groot voor mijn hart en ben ik bang dat ik barst.’ ‘Ik voel me schuldig, maar Pippa zegt dat alles gebeurt om een reden.’ De zinnen zijn raadselachtig, alsof er dichte mist optrekt die Edits gedachten omhult. Magda bladert en Edits handschrift wordt steeds kleiner. De gedachten willen niet gelezen worden.
Ze heeft een nauwkeurig lijstje bijgehouden van de geheimen die ze voor Edit heeft moeten bewaren: de sigaretten die ze verstopte in de doos met naaispullen, de naamloze jongen met blauwe plukken in zijn haar die op een avond uit Edits raam klom, de zijden blouse met beveiligingstag die Magda in de wasmand vond. Deze inkijkjes in haar leven, klein en schokkend, gaven Magda het gevoel dat haar zus langzaam van haar wegdreef, en toen haar zus op een ochtend naar beneden kwam met een zwart lijntje onder haar ogen, wenkbrauwen die met een pincet waren bijgewerkt tot het stompjes waren, wist Magda dat er iets voorgoed voorbij was. Toch koestert ze de hoop dat zij dit weer om kan draaien, als ze maar genoeg haar best doet.
Als ze zou weten waar Edit aan denkt, haar genoeg bestudeert, zouden ze weer op de achterbank kunnen zitten op weg naar een Zweeds meer, hun armen samensmeltend in de oven die de auto is. Dan kan ze tijdens wandelingen weer op Edits rug klimmen, zoals een pasgeboren aapje zich aan haar moeder vastklampt. Ze kan zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst haar hand heeft vastgehouden. Edit is vergroeid met Pippa en Lot nu, allebei even lang en boos als zij, en met zijn drieën lopen ze gearmd door het dorp als een driekoppig monster. Ze hebben alledrie borsten gekregen dit jaar, en het lijkt alsof ze daardoor rechter lopen, trots op hun nieuwe rondingen. Wanneer zij aan de keukentafel zitten en Magda iets uit de koelkast pakt, is het alsof ze het huis van een vreemde is binnengedrongen. Zwijgend pakt Magda dan haar drinkyoghurt, en nadat ze een laatste aarzelende blik naar haar zus werpt verdwijnt ze de trap weer op, haar bed in.
Nu zit ze op de grond van haar kamer. Het dagboek heeft ze onder een kussen gelegd, zodat het haar niet aan kan staren. Buiten is het zo donker dat de kleur uit de kamer wordt getrokken. De avond is loom en heet, en als ze met haar arm zwaait is het alsof ze in een aquarium woont. Als ik nu smelt, denkt ze, hoelang zou het dan duren voordat iemand me zoekt? Zou Edit het plasje oplepelen, haar in een potje op haar bureau zetten, of aan een ketting om haar nek dragen?
Beneden slaat de voordeur dicht. Het lijkt een eeuwigheid te duren, dan verschijnt er een silhouet in de deuropening. Magda slaat snel een boek open dat naast haar bed ligt.
‘Je bent alleen thuis vanavond,’ zegt moeder opgewekt. ‘Ik heb mijn seminar over vrouwelijke leiders.’ Ze loopt naar het raam en zet het op een kier. De avondwind ruikt zoet, naar magnolia’s en een restje zonlicht. ‘Er staat lasagne in de koelkast.’ Ze kijkt naar een hoopje kleren op de grond alsof het een geopende vuilniszak is.
‘Hm,’ zegt Magda alleen, en ze slaat met bedachtzame blik de bladzijde om. Ze leest een paar keer dezelfde zin. Als kraaien een paar hebben gevormd, blijven ze hun hele leven bij elkaar. Ze denkt aan de opgezette kraai op school, die met zijn vleugels gespreid aan een tak is vastgelijmd – hij blijft alleen achter als de lokalen leeg zijn, en iedereen naar huis is.
‘Is dit iets wat een leider zou dragen?’ vraagt haar moeder, en ze strijkt met haar handen over haar jurk.
‘Girlboss.’
‘Wat?’
‘Niks.’
Met een zucht loopt moeder naar de deur. ‘Edit is naar de Next vannacht,’ zegt ze nog, en ze verdwijnt naar de gang. Magda veert op.
Ze heeft al vroeg geleerd dat relaties kwetsbaar zijn; dat meisjes die je de ene dag een armbandje geven, de volgende dag over je kunnen fluisteren. Toen Magda op school zei dat haar tante een beroemde zangeres was die in Amerika optrad (als een grapje, tot ze de ogen van haar klasgenoten zag), zag iedereen haar voor één gelukzalige week staan. De zangeres leek op haar: ze had ook bruine ogen, dezelfde moedervlek boven haar mond, en er werd gezegd dat Magda dat dan wel geërfd zou hebben van haar, ook al wisten de klasgenoten ergens wel dat genen zo niet werken.
Een populair meisje met lange blonde vlechten nam Magda mee naar de wc om samen lipgloss op te smeren, en een lang meisje met een leren jas, dat haar normaal negeerde, schoof vertrouwelijk haar arm door de hare op weg naar gymles.
Als ze met haar vingers aan haar plakkerige lippen voelde kreeg ze steeds weer dat gevoel dat ze ergens bij hoorde, dat de kinderen haar in hun groep opnamen, een warme gloed die ze niet kende. Deze nieuwe positie bleek echter breekbaar, en de rituelen snel vergeten. Toen ze de volgende maandag op school kwam was iedereen meer geïnteresseerd in Halla, een nieuwe Zweedse leerling met heldere blauwe ogen en haar dat naar vanille rook. Halla vertrok na een maand naar een andere school. Alles was weer bij het oude.
Als het huis stil is loopt Magda naar de bushalte. Er klinken tikjes van motten die tegen de lantaarnpaal vliegen, steeds opnieuw de warmte opzoeken. Een stelletje loopt langs, zacht pratend, innig verstrengeld. Daar komt de bus al: nu kan ze niet meer terug. Ze stapt in en voelt dat de andere passagiers naar haar kijken. Die vragen zich vast af wat ze daar doet, zo jong en alleen, een mysterieuze schoonheid met opgestoken haren en blauwe wimpers. Naast haar zit een oude vrouw, die met haar hoofd tegen het raam leunt, haar ogen gesloten. Ze slaapt, of misschien zit ze hier al een paar uur zonder dat iemand het heeft gemerkt. Het licht van de bus doet haar grijze haren glanzen, en onder die grijze glans liggen donker gepoederde wangen. Er staat een geruite tas bij haar voeten die groot genoeg is om een lichaam in te vervoeren. Ze draagt een lange paarse rok waar zwarte puntige laarzen onderuit piepen.
Met een schok stopt de bus voor een zebrapad. De vrouw schiet overeind en grijpt Magda’s hand vast, haar lange zwartgelakte nagels schampen langs haar palm. Meteen daarna valt ze weer in slaap, zachtjes prevelend.
Kon ik dit maar aan iemand vertellen, denkt Magda, en ze kijkt naar de huizen en levens die de bus passeert.
De bar is donker, Magda ziet geen gezichten maar flarden van mensen. Ze voelt de techno bonzen in haar borst en hoopt dat niemand naar haar kijkt. Het is alsof ze een andere taal spreekt dan de zee van minirokjes en spijkerbroeken die haar omringen, en dat iedereen kan zien dat ze hier niet hoort. Vanaf een kruk bij de bar ziet ze hoe een jongen met stekeltjeshaar een groot glas bier bestelt. Hij zet het aan zijn mond en drinkt het in drie gulzige slokken leeg. Edit en haar vriendinnen staan in een hoek van de bar, hun ruggen over iets gebogen. Pippa heeft hoge witte laarzen aan, en Edit draagt hakken met open tenen die Magda niet herkent.
Magda tikt de schouder van haar zus aan en doet een stap achteruit. Ze draait zich om.
‘Heb je mijn jas aan?’ zegt ze ijzig.
‘Niet zo enthousiast,’ probeert Magda, en dan: ‘Er was net een rare vrouw in de bus.’ Ze moet hard praten om boven de muziek uit te komen maar ze heeft dit verhaal bewaard, en het in haar hoofd al een paar keer aan haar zus verteld.
‘Ik moet even iets zeggen tegen iemand.’ Edit loopt naar de DJ die onderuitgezakt achter zijn laptop zit. Magda volgt de stipjes licht die de discobal door de ruimte strooit. Haar schoenen plakken aan de vloer, glimmend van bier en zweet.
‘Weet mama dat je hier bent?’ Haar zus staat weer naast haar, met een natte spons probeert ze een vlekje rode wijn uit haar jurk te schrobben. De vlek groeit.
‘Ik zat net naast een hele rare vrouw in de bus,’ zegt Magda weer, en ze wiebelt haar voeten in afwachting van iemand die luistert.
‘Geef eens antwoord.’ Edit kijkt naar haar jas en knippert langzaam.
‘Ik had niks om aan te trekken,’ mompelt Magda.
De ogen van haar zus glanzen in het donker. Ze heeft kleine blauwe diamantjes in haar ooghoeken geplakt, en met een gezicht dat nog even onleesbaar is zegt ze: ‘Nou, welkom bij de grote mensen.’ Ze draait zich om naar een lange jongen met stoppels. Haar stem komt weer tot leven, alsof ze nu pas wakker wordt.
Magda gaat op een roodfluwelen bank zitten die tegen de muur aan staat en wurmt haar vingers tussen de kussens. Ze hoort net niet wat mensen tegen elkaar zeggen en denkt aan de keren dat ze bijna in slaap viel op de achterbank, zachte flarden van zinnen opving van haar ouders over dingen die ze niet begreep. Bij een biljarttafel vindt ze een glas waar nog de helft van een roze drankje inzit. Ze slaat het achterover en hoopt dat iemand het ziet, graait dan in een schaaltje pinda’s. Edit staat met een jongen bij de bar. Zijn hand rust op haar onderrug. Misschien is dat de jongen uit haar dagboek.
Opeens is daar Halla, die met haar felle ogen dansende tieners opneemt. Zij die haar klasgenoten om haar vinger had gewonden en toen opeens van school verdween. Dapper van het slokje loopt Magda op haar af.
‘Ik dacht dat ik de jongste was hier,’ zegt ze. ‘Mijn zus is die met de blauwe jurk.’
Halla kijkt naar Edit en wijst dan naar een tengere jongen met bruine krullen die bij de wc staat. Hij danst met zijn ogen dicht en zwaait met zijn armen, net zo in zijn eigen wereld als de prevelende vrouw in de bus. ‘Mijn broer is nu al dronken,’ zegt Halla, en ze rolt met haar ogen. ‘Ik haat dronken mensen. Zo gênant.’ Ze aait met haar handen over haar jasje van nepbont, teder, alsof ze een kat draagt. Het lijkt haar niet uit te maken dat ze hier niet thuishoort. Fronsend en vol interesse kijkt ze naar de oudere kinderen; ze laat haar blik langs de gevormde groepjes glijden alsof ze kritisch onderzoek doet naar feestende pubers.
Magda hoopt dat ze niet naar de cocktail ruikt. Nu pas voelt ze de belofte van de nacht die voor haar ligt, dat er haar, ondanks Edits onverschilligheid, iets te wachten staat. ‘Heeft je broer je meegevraagd?’
Halla schudt haar hoofd resoluut en haar ogen vlammen even, kort maar onmiskenbaar. ‘Ik ben hem gewoon achterna gefietst. Ga echt niet alleen op de bank zitten.’
‘Ik ben ook…’ begint Magda, maar ze bedenkt zich. ‘Ik zat naast een raar mens in de bus.’ Ze wijst naar de deur, alsof die buiten staat te wachten en ze zo weer in zal stappen. ‘Zwarte nagels. Lange grijze haren, soms lichtgevend.’
‘Een heks?’ Halla’s ogen worden groot.
Magda knikt kort, alsof alleen zij het mogen weten. ‘Daar leek het wel op. En aan het eind greep ze me vast. ’ Ze zet voorzichtig haar nagels in Halla’s kleine, zachte hand.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.