papieren helden

FB

We doen alsof

We rijden langs een hoog gebouw, met bovenop een reuzenrad. Ik hoop maar dat het stevig vastzit.

Ik wijs naar het rad. Papa kijkt niet. Hij heeft zijn ogen dicht, hij slaapt.

De chauffeur vraagt iets. Het is Chinees, dat versta ik niet. Zijn adem ruikt naar karnemelk. Ik maak papa wakker. De chauffeur vraagt het nog een keer. Papa begrijpt hem ook niet.

Ayi is ziek vandaag. Papa neemt mij mee naar zijn werk. Hij weet niet zeker of het mag.

Ik pak papa’s hand. Het regent. We lopen samen naar binnen, door de grote glazen schuifdeuren.

Bij de lift staat een lange rij, meer mensen dan ik kan tellen. Ze laten papa erlangs. Een mevrouw in een lange gouden jurk voelt aan mijn haar.

Ik heb een kleurplaat, maar de potloden hebben geen puntjes en zijn allemaal grijs. Ik moet in deze kamer blijven. Door het glas zie ik papa in de kamer hiernaast.

Hij zit aan een grote tafel. Er zitten verder alleen Chinezen. Ze praten met elkaar. Niet met papa. Ze wijzen naar een groot scherm met een plaatje van een huis. Papa knikt van ja. Heel vaak.

Papa pakt een pen. Ze denken vast dat hij iets opschrijft, maar ik zie dat hij doet alsof.

Dan staat iedereen op. Papa zwaait naar mij. Hij kijkt om, maar de Chinezen zijn al weggelopen.

We zitten aan tafel. De ober staat te wachten. Papa kijkt heel lang naar de menukaart.

Het ruikt naar rijst. Ik wil rijst. Ik eet altijd rijst.

Papa typt iets op zijn telefoon en laat het aan de ober zien. De ober knikt.

Papa heeft zijn nette pak aan. Hij heeft ook een naamkaartje op, maar ik kan het niet goed lezen.

‘Hier staat ‘Rock’. ‘Rock Hartman’. Zo noemen ze mij hier.’

‘Wat een rare naam.’

‘Dit naamkaartje hadden ze nog liggen. Van de vorige.’

‘Willen ze je echte naam dan niet weten?’

De ober brengt het eten. Rijst voor mij. Papa krijgt een hamburger. Met slappe patatjes.

We rijden weer langs het reuzenrad. Sommige karretjes zijn verroest. Papa ziet het alweer niet. Hij kijkt in zijn papieren.

‘Pap, gaan we naar huis?’

‘Nee, we gaan doen alsof.’

De chauffeur doet zijn raampje open. Hij praat met de bewaker. Het lijkt alsof ze ruzie maken, maar dat is gewoon hoe ze hier praten.

De bewaker doet de slagboom omhoog en zwaait naar mij. Papa zegt dat ik altijd terug moet zwaaien. Dat vinden ze leuk.

De speeltuin is nog niet klaar, zegt papa. Dus we lopen gewoon rondjes, rondom de hoge toren. Het regent weer.

Er komen drie Chinezen aangelopen. Een papa, een klein jongetje. En een mama.

Papa geeft de Chinese papa een hand. Ze kijken samen omhoog naar de toren. Papa wijst. Het jongetje kijkt naar mij alsof hij een spook ziet. Ik kijk naar de mama. Ze lacht naar me.

Ze lopen naar binnen. Ik denk dat ze wel een huis gaan kopen. Wij blijven buiten staan. De regen maakt nu dikke druppels.

‘Pap.’

‘Ja?’

‘Ik mis mama.’

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,