Om zeven minuten voor vijf in de middag, na een taxirit van achtenvijftig minuten vanaf pension Las Rosas, stapt Onno Evers de luchthaven van Málaga binnen. Precies tweeëneenhalf uur van tevoren, constateert hij tevreden als hij naar het informatiebord kijkt waarop de vertrektijd van vlucht HV 6264 naar Eindhoven Airport aangekondigd staat. Geen vertraging, goddank.
Wat Onno niet weet is dat de vlucht wél zal uitvallen, omdat een monteur zojuist een scheur bij de vleugelbevestiging van het desbetreffende vliegtuig heeft ontdekt. Door zijn oplettendheid heeft deze monteur een catastrofale crash in de zuidelijke Pyreneeën voorkomen. De ramp zou dagenlang het nieuws hebben gedomineerd. Als het toestel was opgestegen, zou het abrupt een einde hebben gemaakt aan het leven van Onno Evers. In plaats daarvan zal hij om kwart over elf die avond met alle andere passagiers naar een hotel worden gebracht, waar ze de nacht doorbrengen. De volgende dag keert iedereen terug naar de luchthaven en vliegen ze met een ander toestel naar Eindhoven. Alle passagiers, op Onno na.
Op dit moment, om zeven minuten voor vijf, heeft Onno van deze vertraging nog geen weet. Hij verheugt zich op zijn gewoonte om na het inchecken de avondmaaltijd te nuttigen bij Jamie’s Deli, het zelfbedieningsrestaurant van sterrenchef Jamie Oliver, waar hij altijd kiest voor de pasta funghi, een glas rode wijn en een bosbessenmuffin als toetje.
Om kwart voor zeven meldt hij zich bij de gate. Daar verneemt hij dat zijn vlucht is geannuleerd. Vol ongeloof staart Onno naar het scherm. Canceled. Het staat er echt. Zijn hartslag versnelt en om hem heen beginnen andere passagiers onrustig te mompelen. Een jonge vrouw met zwarte nepwimpers en een paardenstaart valt uit tegen een grondstewardess. ‘Voor sorry koop ik niks!’ roept ze met harde stem. ‘Jullie regelen het maar!’ Vingers met perfect gelakte nagels prikken in de lucht.
Onno ademt diep in. Bij onrust laat hij zich niet door emoties meeslepen. Hij heeft geleerd om in zo’n geval het rustpunt te zijn. Of dat nu in de klas is of in een drukke vertrekhal.
‘Je bezorgt jezelf alleen maar stress’, zegt hij tegen de vrouw als ze is uitgeraasd.
‘Pardon?’
‘Eén van de grootste tijdverspillers is je druk maken om dingen waar je geen invloed op hebt,‘ zegt Onno kalm. Hij glimlacht er flauwtjes bij.
‘Wow, een zelfhulpgoeroe.’ De vrouw rolt met haar ogen, keert hem de rug toe en stuift weg met een ratelend rolkoffertje achter zich aan. Onno kijkt haar na en haalt zijn schouders op. Na meer dan dertig jaar onderwijservaring weet hij dat de meeste mensen niet naar zijn mal te kneden zijn. De ruimte om te sturen is klein. ‘Veel geluk, je zult het nodig hebben.’
Als twintiger werd Onno zich voor het eerst bewust van deze levenswijsheid. Hij werkte net vijf jaar op het Haesdonckcollege – ût Hèes zoals ze in zijn geboortestreek zeggen. Het was een koude maandagochtend en hij fietste naar school. Terwijl hij nadacht over de vraag of hij zijn les zou starten met een uitleg over de stelling van Pythagoras of met de tegenvallende cijfers van de laatste toets, kwam er in de verte een oud-leerling op het fietspad aangelopen. Onno kneep in de rem.
‘Michel! Hoe is ’t?’
Glazige ogen keken dwars door hem heen. Onno zag gebarsten lippen en een wit t-shirt vol vlekken. ‘Je herkent me toch wel?’ had hij gezegd. Geen reactie. Michel had een paar jaar eerder in zijn mentorklas gezeten en was volgens collega’s een typische mavo-klant. Door Onno’s didactische aanpak - een tikkeltje vooruitstrevend voor die tijd – plus het feit dat hij als jonge docent een tandje bijzette voor kansarme leerlingen, haalde de jongen het vwo examen met zulke goede cijfers dat alle uitgebluste collega’s én Michels’ familie steil achteroversloegen. Er werd Michel een veelbelovende toekomst voorspeld. Onno voelde zich de vormgever van dat succes. Maar toen hij de jongen daar zag lopen die maandag - wankelend, in trance - drong het tot hem door dat zijn invloed als docent minimaal is. Veel leerlingen maken domme keuzes, ondanks zijn wijze raad. Sommige stevenen daardoor rechtstreeks op hun ondergang af. Daar kan ik niks aan veranderen, realiseerde hij zich die dag.
Als Onno aankomt bij het hotel gaat hij meteen naar zijn kamer en valt even later als een blok in slaap. Om kwart voor acht ’s ochtends wordt hij wakker met een knagend gevoel van onvrede. Berichten op zijn telefoon bieden geen nieuws over de vertrektijd van de nieuwe vlucht. Teleurgesteld laat hij zich achterover in het hoofdkussen vallen. De muur tegenover hem is bedekt met fotobehang met daarop de witte gevels van de huizen in deze streek. De zon komt langzaam op en werpt een gouden gloed over de stille straatjes. Het is hetzelfde sfeertje als bij pension Las Rosas waar de eigenaren - Carlos en Isabel - hem altijd aan het begin van iedere schoolvakantie opwachten met sangria en sardientjes ‘a la parilla’. Wakker worden met het ruisen van de zee en in de avond lange gesprekken op het terras. Het is voor Onno de perfecte omgeving om zijn gedachten in een schriftje te noteren terwijl de huiskat speels op zijn schoot springt. Hij zucht. Overmorgen dient een nieuw schooljaar zich aan. Dit vooruitzicht maakt zijn humeur er niet beter op. De voldoening die hij ooit vond in het docentschap – iets te kunnen betekenen voor iemand – is jaren geleden verdampt.
Onno duwt de lakens van zich af en hijst zichzelf uit het bed. Onder de ledverlichting van de badkamerspiegel poetst hij zijn tanden en trekt daarna een wit overhemd aan. De mouwen rolt hij zorgvuldig op en routinematig beweegt hij zich door de kamer. De inrichting is functioneel en minimalistisch. Op een dode vlieg in de vensterbank na ziet het er schoon uit. Hij kamt zijn dunne, rossige haar en strijkt een vouw in zijn broek glad. Door zijn aandacht te richten op kleine, praktische gewoonten verdwijnt de onrust in zijn lijf. Het brengt hem terug in het ritme van de ochtend en met een lichter gevoel in zijn borst begeeft hij zich naar beneden.
In de ontbijtzaal neemt Onno uitgebreid de tijd om het buffet te bekijken. Op de schalen liggen gelijkbenige driehoeken van kaas en zwetende plakjes salami. Daarnaast mini-gebakjes die lang geleden hun glans hebben verloren. Twee chocoladecroissants en een plakje cake belanden op zijn bord. In de wachtrij bij de Juice Bar checkt hij nogmaals zijn telefoon. Er staat een nieuw bericht van zijn vliegtuigmaatschappij in de mailbox. De alternatieve vlucht vertrekt om zes uur in de avond. Nog meer wachten. De donkere wolken in zijn hoofd zijn er weer. Hoe komt hij deze dag door? Er liggen tien lange, monotone uren voor hem. Zonder plan, zonder idee. Zijn kaak spant zich aan terwijl hij zijn glas met jus d’orange vult. Met het ontbijt in zijn handen loopt hij de zaal in. Zijn breed gevulde lijf schuift langs de tafels. Het is druk. Bij de banken tegen de achterwand, gestoffeerd met honingraatmotief, vindt hij een plekje. Op de muur staat met sierlijke letters Good morning sunshine! geschreven. ‘Nou vooruit,’ bromt Onno als hij neerploft in het zachte pluche. ‘Het is zinloos om je te ergeren. Meebewegen, meer kun je niet doen.’ Hij neemt een hap van de cake die plakkerig en vet is en eet gewoon door. Terwijl hij de kruimels van zijn hemd veegt overdenkt hij de beslissingen die tot dit moment hebben geleid. Dit leven, inclusief deze dag, is een optelsom van ontelbare verstandige keuzes. Een andere keuze bracht misschien meer avontuur. Meer voldoening. Maar misschien ook meer teleurstelling en onzekerheid. Hij heeft een stabiel inkomen. Kan iedere schoolvakantie naar de Costa del Sol. Het is misschien niet het meest spectaculaire leven, maar hij is er tevreden mee.
Onno heeft natuurlijk helemaal gelijk wat betreft die andere keuzes. Er zijn inderdaad genoeg alternatieve paden die hij had kunnen bewandelen. Miljoenen - nee miljarden! - nooit vertelde verhalen. Met allemaal net zoveel lijden als geluk. Bijvoorbeeld als hij op zijn achttiende meer lef had getoond en literatuurwetenschappen was gaan studeren in Leuven. Dan had hij nu ontbeten in een koude, tochtige watermolen in de Ardennen. Hij zou als schrijver van misdaadromans minder financiële zekerheid hebben gehad, maar méér betekenisvolle relaties. Op latere leeftijd vindt hij in dát leven de liefde bij een uitbaatster van een lokale kroeg die samen met haar twee pluizige Maltezers en volwassen zoon, die een verstandelijke beperking heeft, bij hem intrekt. Wat een verhaal zou dat zijn geweest! Het zou beschreven hebben hoe hij langzaam ontdooide van een koppige, vrijgezelle kunstenaar naar een liefdevolle vaderfiguur die iedere ochtend een potje hartenjagen speelt met zijn gehandicapte stiefzoon. Maar deze afslag heeft hij laten passeren. Zo’n verhaal is nooit geschreven. In dit leven drinkt hij kunstmatig gefabriceerd sinaasappelsap in een hotel in Málaga en klinkt er plotseling een harde stem door de ontbijtzaal.
‘Dáááág meneer Evers!’
Onna slikt haastig een stukje chocoladecroissant door en staart naar de man die met ongeschoren kin op hem afloopt. In eerste instantie herkent hij Michel niet (Wat is dat voor type?).
‘Nou ja zeg, ken jij je eigen golden boy niet meer?’ klinkt het met een duidelijke Limburgse tongval.
Onno veert overeind. ‘Michel! Wat toevallig!’
Lachend komt zijn voormalige pupil dichterbij. Met een latte macchiato in zijn hand staat hij stil bij Onno’s tafeltje. ‘En wat doet de enige echte meester Evers hier?’
Enigszins beduusd schraapt Onno zijn keel vanwege een stukje bladerdeeg dat daar is blijven plakken. Even moet hij schakelen, maar dan vertelt hij over zijn vakantie en de geannuleerde vlucht. ‘Gisteravond zou ik vliegen, maar dat wordt dus vanavond.’
‘Shit happens.’ Michel zet zijn mok neer en schuift er een stoel bij. ‘Maar dit is Spanje hè’, legt hij met grote handgebaren uit. ‘Mañana, mañana.’
‘Wat voert jou hierheen?’ vraagt Onno.
‘Ik woon hier, al jaren!’ Michel neemt een slok en likt het melkschuim van zijn lippen. Ongegeneerd vertelt hij over het internationale bedrijf in de financiële dienstverlening dat hij in Spanje heeft opgestart (‘een goudmijn’) en zijn riante villa aan de kust. ‘Kijk, met infinity pool,’ zegt hij met zijn duim op zijn mobiel scrollend. Met lichte afgunst kijkt Onno naar het strakblauwe water en het weidse uitzicht op zee.
‘Ik zweer het je, het leven hier…een paradijs…werken wanneer ik zin heb, geen gezeik, geen stress.’ Vertrouwelijk buigt Michel zich naar voren. ‘Weet je Onno, – mag ik Onno zeggen? - jij zou hier óók kunnen aarden. Docent in Spanje? Je wordt gerespecteerd man, écht! Niet zoals in Nederland, waar een stel halfgare pubers bijnamen voor je verzint! Michel begint hard te lachen. ‘Weet je nog? Die bijnaam?’
Onno ziet gouden vullingen fonkelen in de holte van Michels’ mond. Een pijnlijke steek trekt door zijn onderbuik. Hij weet het nog. Een paar maanden geleden werd hij er weer mee geconfronteerd. De bijnaam stond geschreven op een gele post-it die op zijn laptop was geplakt. Met een tekeningetje erbij. Als hij eraan terugdenkt voelt hij warmte omhoogtrekken via zijn nek. Zijn hoofd wordt knalrood.
‘Ik regel een mooie casa voor je,’ zegt Michel terwijl hij ontspannen achterover leunt.
Onno schuift heen en weer op de bank. Zijn gedachten gaan alle kanten op. ‘Toevallig…zat ik net te denken…’
‘Toevallig?’ onderbreekt Michel hem. ‘Je hebt mij geleerd dat toeval een romantisch idee is! Als puntje bij paaltje komt is de wereld behoorlijk voorspelbaar. We kunnen overal controle op hebben door alle risico’s zorgvuldig in te calculeren.’
Onno glimlacht. ‘Inderdaad. Kwestie van kansberekening en statistiek. Maar met ons domme brein maken we impulsieve keuzes. Voor je het weet loop je je ondergang tegemoet.’
Die laatste zin hoort Michel maar half. Hij kijkt op het beeldscherm van zijn mobiel en draait zijn hoofd richting de lobby, achter de openstaande deuren van de ontbijtzaal. Zojuist - dertien seconden eerder - is een vrouw die Valeska heet het hotel binnen gelopen. Naast een grote plantenbak in de dode hoek van de beveiligingscamera’s zet ze nonchalant een zwarte sporttas op de grond. Zoals afgesproken zit deze tas vol briefjes van vijfhonderd euro. Dit geld staat in direct verband met de levering van containers met hout uit Costa Rica, waarin een grote partij cocaïne zit verstopt. Wat Onno namelijk niet weet, is dat Michel één van de meeste beruchte boekhouders van de onderwereld is. Hij bekleedt een indrukwekkende positie binnen het criminele circuit van West-Europa.
‘Fuck, ik moet nokken!’ zegt Michel. Hij veegt een blonde lok naar achteren en net zo abrupt als hij is gaan zitten, staat hij weer op. ‘Adios!’
‘Wacht, ik moet ook die kant op,’ zegt Onno die opstaat vanuit de bank. ‘Weet je wat Einstein over kansberekening zei?’
Michel hoort niet meer wat Einstein over kansberekening zei. Hij is al weg, richting de lobby, de rest van zijn leven tegemoet. Op het moment dat hij de tas aanneemt van Valeska lopen drie mannen het hotel binnen. Ze zijn van het type dat zich het beste laat omschrijven als ‘daadkrachtig’ en ‘doelgericht’: leren jasje, bovenste knoopjes van het overhemd los. Bij de receptie houden ze halt.
Noodgedwongen draait Michel zich om en botst bijna tegen Onno aan die nog bezig is met hun gesprek.
‘Luister, Einstein vond ook dat alles te voorspellen is. Het universum werkt logisch en netjes, niets is chaotisch en willekeurig…God dobbelt niet…’
‘Wil je dit naar je kamer brengen?’ brengt Michel uit. Zijn stem slaat over. ‘Ik kom het zo halen!’
Voordat Onno kan reageren, hij weet ook niet hoe, krijgt hij de sporttas in zijn handen geduwd en wordt er op het knopje van de lift gedrukt. De zelfverzekerde versie van Michel is verdwenen. Onno ziet de blik die hij ook zag tijdens een oudergesprek van vijfentwintig jaar geleden. Een vaag beeld van een kamer vol strenge blikken. ‘Probleemkind’ en ‘onhandelbaar’. Dat soort woorden werden er gezegd. Michel zat zwijgend tegenover hem en zocht met zijn ogen steun bij zijn docent. Angstig, ineengedoken.
Onno knikt en draait zich om. Vanachter een weelderige palmboom in de plantenbak verschijnen de drie mannen. Ze stormen op Michel af. Deels in het Engels, deels in het Spaans beginnen ze te schreeuwen. ‘Policía! Stop!’
Ping. De lift is er. De deuren openen zich terwijl Michel op de grond ligt met een knie in zijn rug. Met een bonkend hart stapt Onno in. Hij drukt op het knopje naar de negende etage. De deuren sluiten en de lift zet zich in beweging. Beduusd staart hij naar de tas in zijn hand. Zijn vingers spannen zich rondom de hengsels. Hij voelt de drang opkomen om te kijken wat erin zit, maar realiseert zich dat dit zijn zaken niet zijn. Terug naar beneden en de tas overhandigen aan de politie, dat is de beste keuze. Want de kans is groot dat Michel betrokken is bij louche zaakjes. Ze zullen achter hem aankomen. Hij moet terug, een betere optie is er niet.
Met een schok komt de lift tot stilstand. Traag openen de deuren zich en een lange gang met uniforme deuren strekt zich voor Onno uit. Om hem heen is het opvallend stil. Met de tas stevig in zijn hand geklemd denkt Onno aan eerdere keuzes die hij heeft gemaakt. Opties die veilig en verstandig waren. Dertig jaar als wiskundedocent. Met haperende digiborden, gezanik over te veel huiswerk, rapportvergaderingen en slappe koffie. Een post-it met Onno Tamponno erop gekrast. Hij ademt langzaam in en voelt het gewicht van de tas. Voor hem glimmen de kamernummers op als systematisch gerangschikte sterren. Om de zoveel meter wijzen groenverlichte bordjes naar de nooduitgang. Heel anders dan pension Las Rosas, denkt hij onderweg naar beneden. Dat is veel persoonlijker, met iemand die iedere ochtend vraagt hoe je hebt geslapen. En een kat die rustig op je schoot zit te spinnen. Dit hotel zou hij zelf nóóit uitkiezen.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.