Ik denk aan treinreizen, aan grondwerken, aan windsurfen. Ik denk niet aan jou. Ik denk aan lederen sandalen, het schaafwondje op mijn kuit, lelijke tenen. Ik denk niet aan jou. Ik denk aan ruisende geluiden: wind, voorbijrijdend verkeer, de golven. Ik denk aan bomen die langs de kant staan, een pen die glijdt over papier. Al die tijd denk ik niet aan jou. Ik denk aan jeuk aan mijn neus, mijn kin steunend op mijn handen, de pijn van oorbellen te laten schieten. Maar ik denk niet aan jou. Ik denk aan vanille-ijs met vers gesneden aardbeien, frambozen verkocht in een kraampje aan de kant van de weg, het uitwisselen van telefoonnummers. Ik denk aan verder gaan, het inpakken van valiezen, schapen ergens op een heuvel. Ik denk niet aan jou. Ik denk aan menstruatiepijn, angst voor spinnen en het donker, sporen van bloem op mijn handen wanneer ik pizza eet. Ik denk aan olijven, rode wijn op een terras in Cosenza, aan T., maar niet aan jou. Ik denk aan de vloer onder mijn schoenen (die plakt), de kramp in mijn hand, het kuiltje in mijn hals, de moedervlek onder het puntje van mijn neus. Nog steeds denk ik niet aan jou. Ik denk aan een museum in Leuven, aan kleren passen, een vriend waarmee ik graag het glas hef. Ik denk aan muziek, jazz, het boek in mijn rugzak, de serie nog te bekijken op Netflix. Ik denk aan comfortabele zetels. Nee, ik mag niet denken aan comfortabele zetels. Ik denk aan dekens, picknickdekens, ik denk aan eten in het gras. Ik denk aan mijn vader, ik zag hem gisteren voor het eerst sinds lang, ik denk aan wat ik je wilde vertellen over hem. Nee, ik denk niet aan jou. Ik denk aan de berichtjes die ik schreef in mijn hoofd maar niet verstuurde. Ik denk aan de stem van de conducteur en dus niet meer aan jou. Ik denk aan mediteren, stil zijn, hoe je kunt leren waken bij jezelf. Ik denk aan voorbijglijdende landschappen, aan de zwoele dagen die ze voorspellen, aan gespierde benen in wandelschoenen. Maar niet aan jou. Ik denk aan lippen en een tong, aan ijsblokjes in een cola zero. Ik denk aan blauwe Chimay in een café of in jouw woonkamer. Ik denk niet aan jou. Ik denk aan keukentegeltjes, maar andere. Ik denk aan boeken met als titel 'Intimiteit', aan relatietherapie, aan een dag binnen een jaar ergens aan zee. Maar ik weiger te denken aan jou. Ik denk aan verdriet dat woont in mijn borst, de donkerrode kleur daarvan en hoe de mooiste dingen in het leven doorbloed zijn. Ik denk aan een pasgeboren baby en de geur van een vochtig bos. Ik denk aan zweetparels op iemands rug. Niet jouw rug, daar denk ik nooit meer aan. Ik denk aan badpakken, zwemmen in een meer, springen in plassen. Ik denk aan regenlaarzen, paraplu's, Corsica. Nog steeds niet aan jou. Ik denk aan weggaan, maar ik kom altijd terug. Ik denk aan wachten, maar dat kan ik niet goed. Ik denk aan moe zijn, maar slapeloze nachten hebben. Aan honger die niet gestild wordt door eten in je mond te steken. Ik denk aan zoveel dingen en echt bijna nooit aan jou.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.