papieren helden

FB

Iggy & Buzz

(beeld: Rianne Nieuwdorp)

I.
Net ten zuiden van de drie gordelsterren bevindt zich iets bijzonders. Met het blote oog lijkt het een stipje van parelmoer, maar soms, als Ricardo kliert met de belichtingstijd van zijn camera, doet het denken aan een lichtroze driehoekje. Zoekt hij op internet naar precies hetzelfde hemelpunt, dan vindt hij vooral foto’s waarop een violet vierkant te zien is. Waar hij nu precies naar kijkt, en wánneer het welke kleur of vorm aanneemt, is een alsmaar groter wordend raadsel. Maar eigenlijk maakt het Ricardo niet zoveel uit. Het hemeltoneel dat hij – avond na avond – vanaf het bankje voorgeschoteld krijgt, geeft hem rust. Rust die hij toen hij, een jaar of vier geleden, in de Stratosfeerstraat was komen wonen nauwelijks kende.

Het was een vochtige augustusdag toen Ricardo en Iggy voor het eerst tegenover elkaar zaten. Er was die dag iets met Ricardo’s rechteroog – de pupil dwaalde telkens naar opzij – en hij zat in kleermakerszit op het beige tapijt van zijn flat. Overal om hem heen lagen scherven. Niet zomaar een paar scherven, maar een landschap van scherven, omringd door vegen in bij elkaar passende roodschakeringen. ‘Hoe is het met je hoofd?’ had de ambulancebroeder, die als een van de eersten ter plaatse was geweest, gevraagd. De broeder had een verweerd gezicht dat omlijst werd door lange slierten haar die als lianen over zijn schouders wapperden. Iggy, dacht Ricardo, hij lijkt op Iggy. De man knielde voor hem neer, legde twee vingers op de binnenkant van zijn pols en zocht naar z’n hartslag. Al snel gebaarde hij naar de agent die op dat moment Ricardo’s eettafel bestudeerde. ‘Kan jij even checken of je iets voelt?’ Het bleef lang stil voordat een van hen iets zei, en toen een bevestigend knikje. ‘Yes. Ik heb ‘m!’

Wacht, laat me even nadenken, had Ricardo willen zeggen maar de letters kwamen niet verder dan de binnenkant van zijn mond. Hoe ben ik hierin terecht gekomen? Hij bevond zich in een hoogst ongebruikelijke situatie, dat was duidelijk, maar het enige wat hij zich nog herinnerde was de intense pijn nadat de ex van zijn vriendin hem een trap had gegeven. Daarna werd alles vaag: een kreet, een knal, een bloederige hand op beige, een doordringende piep en scherven. Overal lagen scherven.

Zo’n drieënhalve week na het incident betrok Ricardo een nieuwe flat – op een kwartiertje rijden van de woning waarin hij met zijn vriendin gelukkig was geweest. Maar met alles wat er gebeurd was, lukte het hem maar moeilijk om iets van dagelijkse routine te creëren. Toch jogde hij iedere ochtend trouw zodat de hersenmist in zijn hoofd een beetje wegtrok en ging hij ’s middags aan de slag met het schrijven van opdrachtteksten. Maar na een poosje werden met name de nachten ingewikkeld. ‘Leven met slapeloosheid is als fietsen met een ingetrapte rem,’ had de huisarts gezegd. Met die woorden in het achterhoofd installeerde Ricardo een virtuele slaapcoach op zijn telefoon, slikte hij verschillende homeopathische middeltjes en weigerde hij koffie na zessen. Toch wilde het slapen maar niet lukken. Iets wat anderen ook begon op te vallen. ‘Laat geworden gisteren?’ vroeg buurvrouw Tineke op een ochtend op de galerij. Terwijl ze met haar vingers door de vacht van haar ruwharige dwergteckel gleed, geeuwde ze met veel misbaar, als teken van spot of als grap. ‘Om eerlijk te zijn…’ antwoordde Ricardo, ‘slaap ik vrijwel geen enkele nacht goed.’ Ze keek hem van opzij aan. ‘Wat doe je hier dan nog? Je bent toch zo’n freelancer? Als het ’s nachts niet lukt… dan probeer je het toch gewoon overdag?’

II.
Ricardo kuiert over het beton van de galerijflat. Hij draagt een lichte, luchtdichte overall en sjouwt een glazen helm met zich mee. Als hij in de schacht van de lift staat, valt het hem op dat de vloerbedekking versleten is, dat de spiegel vol met spuug zit en dat de tl-verlichting een brommend geluid maakt. Toch kijkt hij tevreden. Door de outfit die hij draagt, lijkt hij op Buzz Aldrin. Sommige mensen zullen denken dat hij een astronaut is en dat het pak daadwerkelijk bescherming biedt tegen straling en micrometeorieten. Andere mensen zullen geneigd zijn het landelijk Meldpunt Zorgwekkend Gedrag te bellen. Hij gniffelt bij de gedachte. En dan – opeens weer – dat vleugje opwinding. ‘Net ten zuiden van de drie gordelsterren bevindt zich wéér iets bijzonders,’ hadden ze bij de sterrenwacht gezegd. ‘En als de lucht donker en helder genoeg is, is het ook zéker met het blote oog goed te zien.’ Als de liftdeuren opengaan, voelt hij een onaangename tocht. Bij de brievenbussen staat een opvallend grote man op gympen. Het is Michaël. Hij lacht, zwaait en roept dat Ricardo er maar weer een mooie reis van moet maken. ‘Zal ik doen,’ antwoordt Ricardo opgewekt. En dan is het zover. Hij is blij en buiten.

Vier jaar geleden was er nul sprake van blijdschap. Het blauwe schijnsel van de politieauto’s, de kenmerkende kraak van de portofoons en Iggy in z’n fluorescerende outfit met reflectiestrepen. ‘Ricardo?’ had Iggy geprobeerd toen ze tegenover elkaar in de keuken zaten. Maar het bleef stil. Hij kon niets uitbrengen. En toen begon broeder Iggy te vertellen. ‘Weet je Ricardo… ik ben dit werk gaan doen omdat ik ook zo iets heb meegemaakt. Herinner je je de zomer van 1995 nog? Eén van de warmste zomers ooit. Het was de zomer van Srebrenica, de zomer van Fabio Casartelli en de zomer waarin een Amerikaanse spaceshuttle aan een Russische werd gekoppeld. Maar het was ook de zomer waarin er een baby bij de vuilcontainer van onze flat werd gevonden. Onze baby. Het was een wraakactie van de ex van mijn vrouw. Zijn stramme postuur, zijn kaarsrechte houding, de ijzige blik waarmee hij me aankeek... het houdt me soms nachten wakker. Daarom geef ik je…’ Iggy graaide met zijn linkerhand in zijn zak en haalde een klein, verfrommeld kaartje tevoorschijn. ‘… mijn nummer. Bel me als het nodig is.’

Toen hij net in de Stratosfeerstraat woonde, had Ricardo het nummer regelmatig geprobeerd, maar vergeefs. Misschien had het te maken met het tijdstip waarop hij belde. Doordat de slapeloosheid terrein won, werden de nachten korter en de dagen langer en vloeide de een – ongemerkt – over in de ander. In de hoop tóch slaap te vatten, probeerde Ricardo Iggy te bereiken of struinde hij urenlang rond op YouTube. De video die hij het vaakst bekeek, was die van Radioheads Fake plastic trees waarin leadzanger Yorke in een winkelwagentje zit en langs polychrome potten scheert terwijl de ene na de andere opmerkelijke figuur opduikt. Een man die met een scheerapparaat over zijn toch al kale hoofd glijdt, een winkelmedewerker die op agressieve wijze barcodes scant en een man in badjas die een kartonnen doos voor zich uitschopt. Sloot Ricardo zijn ogen, dan werd die ene dag verdrongen door Fake plastic trees en belandde hij – via de binnenkant van zijn ogen – in een kleurrijk winkelmagazijn.

III.
De weg naar het bankje is geplaveid met klinkers. In de verte ziet hij Tineke met haar dwergteckel. Terwijl het beestje zijn poot omhoog trekt, en er een straaltje pis over kroontjeskruid klettert, lijkt Tineke opgeslokt te worden door het witte licht van haar telefoon. Ricardo roept wat, maar er volgt geen reactie. Eenmaal op het bankje zoekt hij naar Mintaka, Alnilam en Alnitak: de drie gordelsterren waaraan hij de afgelopen tijd zo verknocht is geraakt. Maar echt vlotten wil het niet, er zitten vlekjes aan de binnenkant van Ricardo’s helm. Kijkt hij over zijn schouder, dan ziet hij de lichtjes van de flat transformeren tot sterren. En dat klopt natuurlijk niet! ‘Gutteguttegut,’ mompelt hij lachend. ‘Overkomt mij weer.’ Hij doet zijn helm af, haalt een doekje tevoorschijn en begint met poetsen.

‘Alle begin is moeilijk,’ had broeder Iggy die bewuste dag gezegd. Maar het enige wat Ricardo op dat moment dacht, was: het is niet eerlijk, het is niet eerlijk, het is gewoon niet eerlijk. Eigenlijk wilde Ricardo hélemaal niets horen – simpelweg omdat hij de kracht niet had erop te reageren – maar dit was Iggy: een ambulancebroeder die eruit zag als een straatvechter, een rocklegende en die voelde als een zielsverwant. ‘Vergeet niet dat je een ongelooflijk sterke vent bent,’ ging hij verder. ‘Tuurlijk, je zult denken: “Wat lult-ie nou?” Maar weet dat ik iedere maand honderden mensen voorbij zie komen en dat ik de survivors er direct uitpik. En jij bent zo’n survivor, Ricardo, weet dat. Vergeet dat nooit. Echt nooit.’

Toch voelde Ricardo zich de afgelopen jaren geen moment een overlever. Als zo iets simpels als slapen al niet lukt, waarom zou je jezelf dan op de borst kloppen en een survivor noemen? Steeds vaker haalde hij vragen als “Hoe maak je je hoofd leeg voor het slapen gaan?” door de zoekmachine. Leg je smartphone op tijd weg, las hij dan, of denk aan leuke dingen. Maar als het boodschappenwagentje met daarin Yorke niet aan de binnenkant van zijn ogen verscheen, dan lukte het hem niet om zijn gedachten te verzetten en ging hij terug naar die ene dag. De dag waarop bessenrode vegen zijn vloer ontsierden. ‘Ik begrijp uw scepsis volkomen,’ had de huisarts gezegd. ‘Maar geef niet op. Het is zéker niet te laat. Houd vol.’

IV.
Buzz Aldrin, spookt het door zijn hoofd, Buzz Aldrin – de man die met zijn maanlander de Amerikaanse vlag omver blies. Ricardo voelt zich Buzz Aldrin. In een wereld die zo ondoorgrondelijk is, zo geniepig, is niets fijner dan Buzz Aldrin zijn. Terwijl Ricardo dat denkt, kijkt hij naar de nachthemel en glijden zijn vingertoppen over ijskristallen. Er ligt een laagje rijp op het bankje. Het bevroren water smelt nu ongetwijfeld onder de stof van zijn witte overall. Maar het maakt Ricardo niets uit. Hij is vooral bezig met Mintaka, Alnilam en Alnitak. Want ten zuiden van deze drie sterren is het altijd feest. Vanavond lijkt de nevel wit. Maar als hij een poosje met zijn ogen knijpt, lijkt het tóch eerder roze. En dan ziet hij ze verschijnen: kegeltjes, piramides, prisma’s… in allerlei kleuren en maten. En wat is dat nu? Een neushoorn? Van opwinding gaat Ricardo op het bankje staan. Bijna twee meter winst. Net wat dichterbij. Hij houdt zijn hand boven zijn ogen, kijkt, verwondert zich en geniet. De hemel is zijn schouwtoneel.

Een jaar geleden waren ze elkaar tóch weer tegen gekomen. Op het moment dat Ricardo een kuiltje groef voor de uitloper van een leeuwenbek hoorde hij opeens voetstappen en daarna zijn naam. In het gras van de begraafplaats stond Iggy. Hij droeg een soort van houthakkersvest en had het haar in een hoge paardenstaart. Ricardo trok zich op aan het graniet, klopte zijn handen af en zei: ‘Iggy… kerel… hoe gaat het met je?’ Secondenlang stonden ze tegenover elkaar en toen schoten ze allebei vol. De rest van de ochtend staarden ze naar de stenen, naar de miezer en naar het verleden dat zoveel vragen opwierp en zoveel van hen vergde. ‘Ik weet nog goed dat je zei dat alle begin moeilijk is,’ zei Ricardo. ‘Maar juist alles wat erna kwam – de slapeloosheid, de alsmaar heviger wordende vermoeidheid, de beelden die zich als een diavoorstelling aan je opdringen... man, dat heeft me gesloopt. Niet normaal.’ Op de begraafplaats heerste een soezige rust waardoor Ricardo Iggy’s ademhaling gewaar werd. Het was een rustige, lage ademhaling waarbij de buik bolde, weer introk en nog een keer bolde. Ricardo luisterde, kopieerde en probeerde Iggy’s ritme eigen te maken. Het klonk als: In. Uit. En door. In. Uit. En door.

Een paar dagen later hoorde Ricardo Iggy’s ademhaling opnieuw. Ze hadden afgesproken bij de sterrenwacht voor een lezing van een Japanse wetenschapper die vertelde hoe hij in een telescoop in de Chileense Atacama-woestijn een piepkleine chip had geplaatst. Op basis van de meetresultaten die hij had verzameld, maakte hij 3D-kaarten van het heelal die ons van alles kunnen vertellen over de vroege vorming en evolutie ervan. Iggy en Ricardo luisterden ademloos en bleven na afloop nog een poosje hangen. ‘Een 3D-kaart van onze vroege kosmos,’ verzuchtte Ricardo. ‘En ik maar de hele dag simpele tekstjes schrijven.’ Iggy lachte en sloeg een arm om Ricardo’s schouder. ‘Wat denk je dan dat ik doe?’ ‘Ervoor zorgen dat je niet in elkaar gemept wordt tijdens de zóveelste reanimatie.’ Ze lachten uitbundig. Om vervolgens beurtelings door een van de telescopen te turen. Na een poosje zei Iggy: ‘Weet je waarom ik zo graag naar de hemel kijk? Natuurlijk vanwege de zomer van ’95. Maar meer nog vanwege de sterren. Nietig voel ik mij, als ik naar de sterren kijk – als een kruimeltje op een broodplank. Ze vertellen mij dat er zóveel meer is dan mijn eigen lot, mijn eigen verdriet, en dat ik eigenlijk… gewoon… verder moet.’ Een paar tellen bleef het stil en toen staarden ze, schouder aan schouder, naar het kosmische web dat zich voor hen ontspon. Ergens, heel erg in de verte – zo’n 1344 lichtjaar verderop – twinkelden drie sterren. Mintaka, Alnilam en Alnitak. Ze stonden keurig in het gelid. ‘Kijk daar,’ zei Iggy. ‘Rond de middelste ster bevindt zich een aantal zwakkere sterren. Het lijkt wel een wolkje. En kijk… daar… iets meer naar het zuiden. Daar begint het te bruisen. Daar lijkt wel van alles tot leven te komen.’

V.
Iets meer naar beneden, naar het zuiden, juist ja. Daar bevindt zich een neushoorn! Ricardo kan het nauwelijks geloven en stampt – van opwinding – de verse rijp van het bankje. Met zijn wijsvinger tekent hij de krom naar achter gegroeide hoorn, de poten en de Shrek-achtige oren. ‘Buzz Aldrin heeft een neushoorn ontdekt,’ schreeuwt hij. ‘Buzz Aldrin heeft een neushoorn ontdekt!’ Maar het zijn woorden die niet veel verder dan de binnenkant van zijn helm komen. Hij danst, springt en heeft geen idee dat er iemand naast hem is komen staan. De man kijkt tevreden opzij en fluistert: ‘Hier, in de Stratosfeerstraat, bruist het.’ En de lucht? vraagt de man zich af. Hij kijkt nog eens goed omhoog en besluit: de lucht twinkelt als het plafond van een kinderkamer. Met van die glow-in-the-dark-sterretjes die eeuwig gloeien. Alsof je onder open hemel staat. Een open hemel met engelen die opklimmen en afdalen.

Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.

Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.

word lid

,