Omdat ons pap het na vijfentwintig jaar tijd vindt de omgeving te laten zien dat we – ondanks alles – toch een voorbeeldgezin zijn, moeten we met z’n allen op vakantie. Het zwembad wordt als lokaas gebruikt. Van zwembaden moeten mijn zussen en ik niks hebben, dat weet hij heel goed.
De partners lieten verstek gaan. Die schoven met veel plezier de kinderen de auto in om zelf vijf dagen het leven te leiden waar ze voorheen te bang voor waren. Stella en Rebecca hebben ieder drie kinderen. Ik heb geen kind, ook geen partner, nooit gelukt. Wel een kat. Die staat te koop.
Het landhuis ligt in de Provence. Het is groot, te groot voor ons elven. De gigantische tuin loopt schuin af, en in de diepte ligt het zwembad. Ik blijf meestal boven zitten in een ligstoel op het terras naast de serre. Dit is de derde dag en we hebben onze nieuwe oude gewoonten al weer vastgezet. Voor het ontbijt zwemmen de kinderen onder begeleiding van ons pap. Stella en Rebecca slapen zo lang ze kunnen, ons mam kookt de eitjes en ik lees op het terras. Na het ontbijt ondernemen we iets wat ons pap bedenkt en tegen vijven komen we terug. De kinderen duiken het zwembad in en wij gaan aan de borrel, we eten en slapen. En nog eens. En nog eens.
Vanuit mijn ligstoel kijk ik schuin omhoog naar de man die mijn vader schijnt te zijn. Niets is ooit bewezen. Hij heeft de blik van een verwende klant die dagelijks aan mijn balie komt. Zo een die verwacht dat als hij met zijn vingers knipt het personeel onmiddellijk in de houding springt. Ik blijf zitten.
Hij meldt dat iedereen om 11.15 uur paraat moet staan om naar het pretpark te gaan. Het liefste zou hij ons om 11.11 uur laten aantreden, maar hij beseft zelf ook dat dat te veel gevraagd is. Pretparken associeer ik met krijsende kinderen bekneld onder een reuzenrad.
Om 11.10 uur staan we klaar in de grote hal. Drie vrouwen van boven de dertig. Stella vindt de achtbaan het mooiste wat er is. Op haar kop naar beneden storten en op het allerlaatste moment toch gered worden. Dat is haar idee van echt leven. Ik vermoed dat ze zich mateloos verheugt. Zij stond ook als eerste in de hal. Strohoed in haar hand, maar toch nog die verbeten trek rond haar mond. Rebecca houdt zich afzijdig. Die hoor je nooit ergens over.
Terwijl wij wachten maken onze ouders ruzie in de keuken, nog net hoorbaar.
‘Ze mogen doen wat ze willen,’ zegt ons mam.
‘Ik regel een huis met zwembad. En zij zijn er nog niet één keer in geweest!’
‘De kleinkinderen zwemmen toch?’
‘Maar niet met plezier.’
‘Wilfred, toe.’
‘Ze zijn ondankbaar.’
‘De vakantie is nog niet voorbij. Toch?’
‘Zoveel luxe voor onszelf en er dan geen gebruik van maken.’
‘Wat is er mooier dan een eigen zwembad?’
‘Hier ben je even geen zwemleraar.’
Ons pap geeft antwoord, maar het is niet meer te verstaan. Rebecca kijkt naar de tegelvloer. Ze zucht. Ik leg mijn hand op haar arm, ze schrikt ervan. Stella’s mond is nu een streep. Ons pap komt de keuken uit en klapt in zijn handen.
‘We gaan!’ brult hij, alsof het de training voor een triatlon betreft.
Het is druk in het pretpark. Ouders draaien om hun kinderen heen of kijken vanaf een bankje glimlachend toe hoe hun kind zich vermaakt.
‘Sophie, fan-tas-ti-que, ma chérie, mon chouchou!’
Ik vraag me altijd af wanneer het misgaat tussen ouders en kinderen. Op welk moment scheiden zich de wegen?
De dag kost me moeite, maar Stella en Rebecca zijn tevreden. Zolang hun schatjes het leuk hebben, hoor je ze nergens over. ’s Avonds bij het eten geeft ons pap een samenvatting van de dag. Alsof één keer beleven niet al erg genoeg is.
‘We hebben vandaag met z’n allen kunnen genieten in Pour la Famille. Maartje vond de achtbaan te eng, daarin lijkt ze natuurlijk op Rebecca. Maar de anderen durfden meteen alles. Die hebben de doortastendheid van opa. Het is als het diepe, zeg ik altijd maar, gewoon springen.’
Ik doe mijn riem een gaatje losser. Hij oreert verder. Rebecca lijkt niet te luisteren. Ze kauwt eindeloos op een hap en kijkt bedachtzaam als een sommelier. Ze heeft het nieuwste zelfhulpboek gelezen. Nu moet ze zich bij elke kauwbeweging afvragen of dit is waar ze behoefte aan heeft, of dat ze misschien iets aan het verdringen is, of aandacht zou willen. Ons mam zegt er niets van. Die kan niet tegen andermans problemen.
‘Ik wil graag wat vragen,’ probeer ik als ons pap klaar is met de samenvatting. Rebecca knikt me met volle mond begripvol toe. De anderen kijken niet van hun bord op.
‘Ik wil graag weten wat jullie van het zw…’
‘Wie wil er nog wijn?’ Ons mam houdt de fles omhoog en schenkt bij.
We zitten in een gehucht. Ik kan de naam maar niet onthouden, maar het treinschema van het dorp even verderop heb ik uit mijn hoofd geleerd. Ik weet exact tot welk tijdstip ik een beslissing kan nemen. Tot 20.00 uur kan ik twijfelen. ’s Nachts is er de zekerheid van gevangenschap en vanaf 08.00 uur in de ochtend is de achteruitgang weer open. Ik heb geen spullen op de gemeenschappelijke wastafel gezet zodat niemand aan mijn aanwezigheid wordt herinnerd. Kan ik makkelijker weg. Maar het is 20.00 uur geweest.
In de hangmat is er het geluid van de krekels en het silhouet van de spar tegen de vallende avond. Ik herinner me alles, toch kan ik er niet bij. Als ik me daarbij zou neerleggen, werd alles anders.
De volgende ochtend zit ik al vroeg op het terras te lezen. Maartje komt bij me staan.
‘Waarom heb jij vleugels aan?’ vraag ik.
‘Moet van mama.’
‘Je kan toch goed zwemmen?’
‘Ja, maar zonder is gevaarlijk. Straks duwt Armando mij onder.’
‘Hij is je neef. Waarom zou hij dat doen?’
‘Omdat Armando op zijn moeder lijkt.’
‘Wat zeg je nou?’
‘Dat zegt mama.’
Mama Rebecca. Die als het haar kinderen betreft blijkbaar opeens een mening heeft. Ik vraag me af of Stella van deze voorzorgsmaatregel op de hoogte is.
We ontbijten in de keuken. Zonde van het mooie weer, vinden wij, maar ons mam vindt buiten eten te veel gedoe. Ze heeft thee gezet. Het theezakje is ze vergeten.
‘Het is weer erger geworden,’ zegt ze.
Niemand reageert omdat een vergeten theezakje niet als verontrustend wordt beschouwd.
‘Vroeger vergat ik nooit wat.’
‘Rebecca, ik vroeg me af waarom Maartje…’ begin ik.
‘O god, zij vraagt zich weer eens wat af,’ zegt Stella. ‘Mag ik de kaas?’
Ons mam is van tafel opgestaan. Ze loopt door de lange gang naar de wc. Terwijl ze de weg aflegt steekt ze haar armen in de lucht alsof we met z’n allen moeten vluchten. Of bevriezen.
Ons pap spendeert zijn dagen met pogingen ons het zwembad in te krijgen. Wegens gebrek aan succes structureert hij dan maar met tijdschema’s. We krijgen iedere dag te horen wat voor activiteit hij heeft gepland, hoe laat we moeten verzamelen en op welke tijdstippen er gegeten zal worden. Aan het einde van de dag is er altijd een uurtje vrijzwemmen opgenomen. We laten hem. Ons mam laat hem ook. Die drinkt stiekem in de keuken. Als er iemand binnenkomt staat ze de tafel te boenen, het fornuis te reinigen of iets anders noodzakelijks te doen.
Op de vierde dag moet mijn riem weer losser. Dat heb ik altijd als ik met mijn familie ben. Ook ik zeg nergens nee tegen.
In de hal luidt ons pap de bel voor het avondeten. Er is niet gedekt. Rebecca zit aan de kopse kant van de tafel. Alsof we een voorschot nemen op wat gaat komen, laten we ons heel voorzichtig op onze stoelen zakken. Elke zus een eigen kant van de tafel, de kinderen ertussen. We vragen niet wat er aan de hand is, zelfs de kinderen zijn stil.
Als we allemaal zitten komen onze ouders de keuken binnen en gaan achter Rebecca aan het hoofd van de tafel staan.
‘Jullie hebben het aan Rebecca te danken dat er geen avondeten is.’
Hij laat een stilte vallen. Wij kijken naar Rebecca, die blijkbaar weer een onbedwingbare eetaanval achter de rug heeft. Ze blijft naar het tafelblad staren. Wat opvalt is dat zelfs Stella niets zegt, wel is de curve van haar lippen een perfecte regenboog.
‘Ik vind het niet zo erg. Ik heb toch geen honger,’ zeg ik.
‘Nee, jij accepteert natuurlijk weer alles. Wat iemand jou ook aandoet,’ zegt ons pap en slaat met zijn vuist op tafel.
Stella kijkt me aan. Haar ogen net zo kil als toen.
‘Het spijt me,’ fluistert Rebecca.
Waarschijnlijk ben ik de enige die het hoort, maar haar excuus is ook alleen aan mij gericht. Ik strek mijn arm uit en leg mijn hand op haar schouder.
‘Jij zou eens stelling moeten nemen,’ zegt ons pap. Het klinkt scherp.
Meteen trek ik mijn hand terug.
‘We moeten bespreken hoe we dit gedrag met wortel en tak kunnen uitroeien,’ gaat hij verder.
Bec buigt zich wat meer voorover. Niemand die haar in zijn armen neemt, niemand die wil weten wat er nou echt aan de hand is. Bij emotie hoort zwijgen, in onze familie dan.
‘Rebecca, extreem egoïsme valt niet te tolereren,’ zegt ons pap terwijl hij omloopt om haar aan te kunnen kijken. ‘Wat denk je daaraan te doen?’
Bec geeft geen antwoord.
‘We staan niet op voordat we een antwoord van je hebben,’ zegt hij.
Stella zucht. Die weet precies wat dit betekent. Rebecca zucht mee. ‘Ik weet het niet.’
‘Dan wachten we tot je het wel weet.’
Rebecca heeft toegekeken. Ik neem haar niets kwalijk, ze was acht.
‘Ik kan het niet tegenhouden. Het overkomt me.’
‘Niemand overkomt zomaar iets,’ zegt ons pap.
‘Het is alsof ik niet anders kan.’
‘Alsof, precies.’
‘Het gaat niet.’
‘Jij wilt niet.’
‘Ik kan het niet.’
‘Als je maar wilt, dan kun je het. Dat heb ik je nu vaak genoeg uitgelegd.’ Hij kijkt tevreden. ‘Je wilt dus niet.’
‘Ik wil wel!’
Voor het eerst zie ik emotie.
‘Ik wil wel,’ zegt Rebecca nog eens.
Ons pap schudt met zijn hoofd, maar vraagt niet door.
‘Het is omdat ze gek wordt van dat schuldgevoel,’ zeg ik.
‘Ik moet plassen.’ Maartje kijkt angstig naar haar moeder.
‘Er wordt nu niet geplast!’ schreeuwt ons pap.
Rebecca doet niets om haar dochter te redden.
‘Je moet eens ophouden met de heilige spelen, Bec,’ zegt Stella opeens.
Iedereen kijkt naar Stella. Ons mam fluistert: ‘Niet doen, Stel, wat hadden we nou afgesproken?’
‘Het zou mijn schuldgevoel moeten zijn, alleen heb ik er geen last van!’ Stella’s hoofd is knalrood.
Maartje begint te huilen.
‘Ophouden jij, jankerd.’
Rebecca schiet omhoog. ‘Houd Maartje erbuiten!’
‘Maartje heeft zeker net zo’n teer zieltje als jij! Doe niet zo ingewikkeld, zo erg was het niet.’
‘Je hebt je zus proberen te verzuipen!’
‘Hou toch op. Ik hield haar alleen maar even onder.’
Het is alsof het niet over mij gaat.
‘En waar ben ik in het verhaal?’ komt ons pap ertussendoor. ‘Ik ben mijn baan kwijtgeraakt. Door jullie! Een zweminstructeur die zijn dochter bijna laat vermoorden door zijn andere dochter…’
‘Het was geen poging tot moord,’ zegt ons mam, ‘dat heeft de politie zelf gezegd.’
‘…en de derde die toekijkt. Ze hebben het er nu nog over. Mijn leven vergald! Hebben jullie daar weleens bij stilgestaan?’
Ik sta op en strek mijn hand uit naar Maartje.
‘Jullie blijven hier!’
Maartje zet het op een brullen.
‘O, jij wilt weer lekker weglopen!’ schreeuwt Stella tegen mij.
‘Ik wil helemaal niets.’
‘En dat is precies jouw probleem!’ krijst ze.
‘Volgens mij heeft ons Bec een probleem,’ antwoord ik.
‘Ze heeft helemaal geen probleem, ze denkt alleen maar dat ze er een heeft!’
‘Je weet niet wat het is, dat ik mijn zus zo voor mijn ogen had laten verdrinken zonder in te grijpen,’ zegt Rebecca.
‘Niks verdrinken, wat een gelul!’
‘Je wilde haar kwijt.’
‘Ik hield haar alleen maar even onder.’
‘Ik heb kinderen!’ zegt Bec.
‘We hebben allemaal kinderen, Bec,’ zegt ons pap terwijl hij gaat zitten.
‘Pardon?’ zeg ik.
‘Wie zegt me dat ik wel ingrijp als er iets met hen gebeurt?’ vraagt Bec, en maakt een beweging met haar hoofd.
‘Doe niet zo melodramatisch,’ antwoordt Stella.
‘Ik stel me steeds voor dat het Maartje of een van de jongens was die je onder hield.’
De jongens kijken elkaar even aan.
‘Wat zit jij jezelf te pijnigen?’ vraagt Stella. ‘Er is niks gebeurd!’
‘Niks gebeurd? Ik moest gereanimeerd worden!’ zeg ik.
Het is even doodstil.
Dan zegt ons mam: ‘Wie wil er nog wat drinken?’
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.