Hij wordt wakker in een nieuwe wereld. Wat hij weet is dat hij de douche moet mijden. Hij weet ook dat hij naar de kast moet sluipen. Honderd ogen hem in de gaten houden. Ze grijpen niet in, dus loopt hij gebogen verder en opent voorzichtig de kast, grist een broek van de plank en trekt die over zijn onderbroek aan. Hemd houdt hij ook aan, overhemd eroverheen. Sokken die in zijn schoenen zitten, schoenen. Klaar. De gang op, zorgen dat ze hem niet volgen. Dicht langs de muur kan niemand hem zien. Hij is verbaasd als hij aan het einde van de gang een woonkamer treft met diverse zithoeken. Een keukenblok en keukentafel waar mensen aan zitten.
‘Goedemorgen, Kees.’
‘Ja,’ antwoordt hij.
Nu eerst bellen, dat werd wel tijd. Hoewel, even een sjekkie draaien. Hij gaat op een van de uitgezakte banken zitten. Bruine, trillende vingers die het vloeitje heen en weer rollen.
‘Zo Kees, hoe voelen we ons vandaag?’
Hij heeft geen idee.
‘Wil je ontbijten?’
Hij denkt van wel, kijkt de man vragend aan.
‘Kom maar hier, dit is je plek, dat weet je toch?’
Hij weet van niets, maar staat toch op nadat hij zijn sjekkie in het pakje heeft gedaan. Hij gaat aan tafel zitten.
‘Een boterham, hier, alsjeblieft, en daar staat de boter. Wil je kaas?’
Kaas? O ja. Doe maar.
‘Je eigen boterham smeren, Kees. Dat kun je best.’
Hij pakt zijn vork en wordt gecorrigeerd. Smeert zijn boterham en wacht. De anderen maken lawaai. Eindeloos veel woorden worden naar zijn hoofd gesmeten, hij moet oppassen dat ze hem niet raken. Hij staat op om te gaan bellen. De gang in, precies in het midden lopen deze keer, daar verwachten de ogen hem niet. Hij zoekt, maar kan de telefoon niet vinden. Terug naar de zaal. Daar ziet hij een man die hem bekend voorkomt.
‘Wil je bellen, Kees?’
Hij staart naar het zeil en knikt.
‘Eerste deur rechts.’
Hij loopt terug de gang in, ziet een deur, doet hem open en staat met zijn neus op planken die volgestouwd zijn met blikken. Hij blijft staan alsof hij zich iets herinnert. Uiteindelijk draait hij zich om en trekt de deur tegenover hem open. Er hangt een telefoon. Hij sluit zich op, haalt een vodje uit zijn broekzak, neemt de hoorn, draait een nummer en wacht.
‘Met Kees, hoe gaat het?’
Hij krijgt antwoord. Kees knikt.
‘En met Saskia?’
Hij fronst. Dat kan toch niet?
‘Waar is ze dan?’
Deze keer duurt het antwoord langer. Kees’ gezicht breekt. Hij luistert, de tranen laat hij lopen. Hij knikt alleen nog af en toe. De hoorn bungelt aan het snoer terwijl de stem uit de verte klinkt en in hoog tempo doorpraat. Hij loopt terug naar de eetzaal, is de ogen vergeten, pakt zijn shag en gaat zitten roken.
‘Gaat het, Kees?’
‘Ze is er niet. Verdwenen. Nergens meer te vinden. Weggelopen.
Niemand weet waar. Onvindbaar. Zonder briefje.’
‘Wie Kees?’
‘Saskia, mijn dochter.’
‘Je hebt geen dochter, Kees.’
Zijn dochter is weg omdat zijn vrouw haar niet goed behandelt. Schelden. Schreeuwen. Zoals zij tegen hem schreeuwde. Schreeuwde tot de ogen kwamen, toen hield het op. Hij had tussen hen in moeten gaan staan. Zodat haar woorden zijn dochter niet konden raken. Dat had hij moeten doen. Waarom heeft hij dat niet eerder bedacht?
Hij wil weer naar bed, vraagt waar zijn kamer is, maar hij mag niet. Hij moet er gezellig bij komen zitten. Hij weet niet wat dat is.
De klok tikt de seconden uur na uur op dezelfde manier weg.
Het duurt eindeloos tot hij weer mag gaan slapen, nu wel. In zijn bed is hij eindelijk alleen. Geen ogen.
Hij wordt wakker en de wereld is nieuw. Hij sluipt naar de kast om zijn hemd en broek te pakken. Sokken liggen er nog. Langs de muur, snel voordat ze ingrijpen, de zaal in waar vreemden hem raar aankijken. Als hij aan tafel zit, op de plek waarvan ze zeggen dat die van hem is, krijgt hij een boterham op zijn bord. Smeren moet hij zelf doen. Met zijn mes. Snel naar de telefoon anders is die bezet. Hij moet teruglopen om te vragen waar ze hem hebben verstopt. Eerste deur rechts. Niet tussen de blikken. Hij belt haar, het nummer is niet goed meer te lezen, maar het klopt, hij herkent haar stem. Ze zegt dat ze helemaal geen dochter hebben. Hij huilt. Het kan niet. Het is onmogelijk. Hij heeft een dochter. Hij weet het zeker.
Dit verhaal wordt je gratis aangeboden door papieren helden.
Wil je meer lezen? Word lid en hou dit mooie blad in de lucht.